Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

14 capittel

Ende op enen dach doe seide Jonathas tot sinen sciltknecht: "Coemt ende laet ons gaen tot die Philisteen, daer si leggen in die voerwaerde op enen berch." Mer hi en seide dat Saul, sinen vader, niet. Ende hi bleef leggen in Gabaa ende hadde bi hem omtrent 600 man. Ende die voerwaerders van die Filisteen die lagen op een steenroedse ende was seer steyl. Doe seide Jonathas tot sinen sciltknecht: "Laet ons tot dat onbesneden volc gaen. Ter avontuer God sel mit ons wesen, want het is Hem mogelic sijn vianden te verjagen mit luttel volcs." Doe seide die sciltknecht: "Here, doet al dat u behaget ende wat gi wilt. Ic sel u volgen waer gi gaet." Doe ghingen si onder die steenroedse. Doe seiden die Filisteen: "Die Hebreeusche beghynnen allenken uut die cystaerne te crupen." Want die Filisteen hadden lant ende steden gewonnen op die kinder van Ysrahel. Ende die kinder van Ysrahel die waren gevlogen in cystaernen, in hagedochten. Ende die somme van die kinder van Ysrahel die bleven bi haren guede ende streden mit die Filisteen jegen haren bruederen.

[Folio 116rb]
[fol. 116rb]

Doe seiden die Filisteen die opten berch lagen tot Jonathas: "Coemt hier tot ons. Wi sellen u een nyeuwe dinc togen." Doe seide Jonathas tot sine schiltknecht: "Volcht mi na. God die selse in onsen handen geven." Ende doe croep Jonathas den berch op over handen ende over voeten. Sijn sciltknecht volchde hem. Doe die Filisteen Jonathas in sijn aensicht sagen, doe weken si voer hem. Ende Jonathas vervolchdese mit sinen sciltknecht. Ende si slogen 20 mannen doot die in die voirwaerde lagen.

Doe worden alle die Filisteen in roer ende vlogen. Ende dat gesciede uut enen myrakel van God. Doe die voerwaerders van Sauls heer dat sagen dat die Filisteen in roer waren ende vlogen ghins ende weder, doe seiden si dat Saul. Doe geboet Saul alle die bi hem waren dat men soken soude wie uut sinen heer gebrac. Ende doe vant men dat Jonathas ende sijn sciltknecht daer niet en waren. Doe swoer Saul ende seide: "Vermaledijt is die man die et van desen avont, eer dat ic mi gewroken hebbe over mijn vianden." Ende daer en docht niement om eten,

[Folio 116va]
[fol. 116va]

mer si volchden haer vianden. Ende die kinder van Ysrahel die gescolen waren in speluncken ende in hagedochten, die quamen weder onder Saul. Ende die kinder van Ysrahel die onder die Philisteen gebleven waren ende gisteren ende eergisteren mit hem streden, die quamen oec onder Saul, sodat Saul bi hem hadde omtrent 1.000 mannen. Ende Saul vervolchde sijn vianden ende versloechse. Ende God die verloste die van Ysrahel in dien dage.

Ende dat volc toech doer enen acker daer voel biestocken stonden. Ende si hadden honger. Ende nyement en dorste daer hant an steken, want si ontsagen den eet die Saul gesworen hadde. Mer Jonathas en wist van sijns vaders eet niet ende stac een roede, die hi in die hant hadde, in een honichroet ende streec dat honich doe in sinen mont. Ende sijn ogen die waren verduystert van honger. Ende doe worden si verlicht ende hi wort gesterct. Doe seide daer een van den mannen tot Jonathas: "Ju vader die heeft gesworen ende geseit: `So wie binnen desen dage et, die is vermaledijt.'" Doe seide Jonathas: "Mijn vader hevet dit volc seer beswaert, want gi sa\get

[Folio 116vb]
[fol. 116vb]

dat mijn ogen verlichteden, omdat ic een luttel honichs proefde. Daerom, hadde dit volc gegeten, si souden voel meer van haren vianden verslegen hebben."

Doe die kinder van Ysrahel die Filisteen uut haren lande verjaecht hadden, doe waren si seer vermoeyt. Ende doe namen dat gemeen volc scapen, ossen, calveren ende slogense ende atense mit den bloede jegens die wet. Ende dat wort Saul geboetscapt. Doe geboet Saul dat men enen groten steen voir hem soude brengen. Ende aldaer porste men dat bloet uut den vleische. Ende dan soden sijt of briedent ende atent. Ende in der nacht doe brochten dat gemeen volc ossen tot Saul ende offerdense hem, dat hi Gode sacrifici soude doen. Doe begonde Saul een outaer te maken ende seide tot den volc: "Laet ons in deser nacht onse vianden vervolgen. Ende laetse ons al verslaen tot in den lichten dach." Doe seide dat gemeen volc: "Heer, wat u guet denct, dat doet." Doe seide die priester: "Laet ons Gode raets vragen." Ende die priester vraechde God of si die Filisteen souden volgen of niet. Ende God en andwoerde niet. Doe seide Saul: "Laet dat volc gaen, elc in sijn geslacht. Ende op wien dat men vint die huden gesondicht hevet, die sel sterven, leeft God,

[Folio 117ra]
[fol. 117ra]

die behouder van Ysrahel, al waert oec Jonathas, mijn soen." Ende daer en seide nyement jegen. Doe dede Saul dat volc staen elc bi sijn geslacht. Doe seide Saul tot Gode: "Here, God van Ysrahel, geeft recht oerdel waerom dat Gi huden niet en spraect. Ende toen ons mit enen loth wie die quaetheit gedaen heeft." Ende dat loth viel op Jonathas. Doe seide Saul tot Jonathas: "Segt mi, wat heb gi gedaen?" Doe seide Jonathas hoe dat hi wat honichs gegeten hadde. Doe seide Saul: na dat hi geloeft hadde, so most hi sterven. Doe seide dat gemeen volc: "Hi en sel daerom niet sterven, want om sinen willen so vervolchden wi die vianden. Ende God hevet ons sege verleent. Ende dat volc verloste Jonathas, dat hi niet en starf."

Doe toech Saul thuus ende en vervolchde die Philisteen niet. Ende die Philisteen togen oec thuuswaert. Daerna doe street Saul jegen sijn vianden, als jegen die Moabiten, die Amonyten, jegen die van Edom ende jegen die Philisteen. Ende waer dat hi quam, hi verwanse al. Ende oec versloech hi een deel van Amelech.

Saul hadde 4 knechten ende twee dochteren, als Jonathas, Yesuy, Melchisua ende Ysboseth. Ende die een dochter hiet Merob ende die ander Mycol. Ende Sauls wijf hiet Aby\noem.

[Folio 117rb]
[fol. 117rb]

Ende sijn maerscalc hiet Abner ende was sijns oems soen. Ende Saul die street al sijn leven lanc jegen die Philisteen. Ende waer Saul een starc, cloec man sach die bereet was te vechten, die hielt hi bi hem.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken