Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7 capittel

Doe seide Helyzeus: "Hoert die woerden Gods. Dit seit God, die Heer: `Morgen binnen dien dage so sel men copen een maet tarwenblomen om enen penninc ende twee maten gherste om enen penninc in der poorten van Samarien.'" Doe seide een van den princen die daer gesent waren: "Dat en mach niet wesen, al dede God coren regenen."

[Folio 180rb]
[fol. 180rb]

Doe seide Helyzeus: "Gi selt dat mit uwen ogen sien, mer gi en selt van den brode niet eten." Doe ghingen die boden vandaen.

Doe waren daer 4 malaetsche mannen; die woenden buten der steden van Samarien. Die seiden onderlinge: "Wat willen wi langer hier bliven? Wi sellen hier van honger sterven. Daerom, laet ons gaen in dat heer van Syryen. Est dat si ons sparen, so mogen wi leven. Ende sparen si ons niet, so moeten wi doch sterven."

Ende des nachts doe hoerden die van Syrien een groet geruft van wagenen ende van paerden. Doe seiden si tot malcander: "Siet, die coninc van Ysrahel die hevet soudenyers gehuyert uut Ethyophien ende uut Egipten. Die comen nu ende sellen ons allen verslaen." Ende doe liepen si in der nachten alle wech ende lieten haer tenten, paerden, ezelen ende al haer guet after om vrese van der doot.

Doe quamen die malaetsche mannen in die tenten van den heer. Ende si en sagen daer nyement in roer. Doe ghingen si in een tent ende si aten ende si dronken. Ende si namen dat gout, sulver ende cleder ende verberchden die. Ende doe ghingen si tot enen ander tent ende namen dat

[Folio 180va]
[fol. 180va]

guet ende verberchdent mede. Doe seiden si tot malcander: "Wi en doen niet dat recht is, omdat wi dit in die stede niet en openbaren, dat dit volc wech is. Wi sellen daerof beruspet worden. Daerom, laet ons dat boetscappen in des conincs hof." Doe ghinghen si voer der poerten van der steden ende seiden: "Wy hebben in dat heer van Syryen geweest ende wi en sagen niet een mensche roeren, mer die paerden ende die ezelen stonden daer gebonden." Doe seit men dat in des conincs hof.

Doe seide daer een van des conincs gesin: "Die van Syryen weten wel dat hier groten honger in dese stede is. Ende daerom sijn si uut haren tenten getogen ende hebben lagen geleit, opdat wi uut der stede souden gaen. Ende dan so souden si ons vangen ende die stede winnen." Doe seide daer een van des conincs gesin: "Wy hebben hier noch vijf paerden gehouden die wi niet gegeten en hebben. Laet ons verspiers uutsenden of si ergent in enighen lagen leggen." Doe seinde die coninc twee mannen uut te paerde. Die reden doir die tenten ter Jordanen toe. Ende si en vernamen nyement van die van Syrien, mer si sagen die wegen vol leggen van clederen ende van vaten die die scaren van hem geworpen hadden. Doe

[Folio 180vb]
[fol. 180vb]

quamen si weder ende seiden tot dat volc ende tot den coninc.

Ende doe liep dat gemeen volc uut in die tenten van Syrien. Ende si namen al dat guet ende si berchdent in die stede. Ende die coninc die settede een prince in der poorten die dat volc ordineren soude uut ende in te gaen. Ende die eerst uut waren, die namen broet, meel ende dat men eten mocht ende brochtent in die stede. Ende die ander quamen hem jegen. Ende si vergaderden in der poorten. Ende doe coft men daer dat meel, also als die propheet gesproken hadde: een maet tarwenblomen om enen penninc. Ende die prince die murmureerde jegen Helizeus ende seide: "Ten mocht niet wesen," die sacht mit sinen oghen dat men dat guet also coft. Ende overmits den dranc die in der poerten was om dat meel te copen, so wort die prince doot gedrongen, sodat hi van den meel niet en proefde noch en at, als God doir den propheet Helyzeus gesproken hadde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken