Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

9 capittel

Die propheet Helyzeus die riep een der prophetenkinderen tot hem ende seide: "Gort uwe lenden ende neemt een luttel olyen mit u. Ende gaet in Ramoth Galaad in dat heer. Ende als gi daer coemt ende gi Jehu siet, so neemt hem uut sinen bruederen ende leet hem in een camer. Ende stort die oly op sijn hoeft ende sect: `Dit seit God, die Heer: Ic salve u coninc van Ysrahel.' Ende als gi dat doet, so laet die doer van der camer openstaen, opdat gi daer niet getoeft en wort." Doe ghinc die jongelinc, der propheten soen, in Ramoth. Ende hi sach Jehu, die prins van den heer, daer sitten bi die ander princen. Doe seide hi: "Heer, ic hebbe u een woert te spreken." Doe seide Jehu: "Wie meen gi van ons allen?" Doe seide die jongelinc: "Heer, ic meen u." Doe stont Jehu op ende ghinc mit den jongelinc in een camer ende storte oly op sijn hoeft ende seide: "Ic salve u coninc over dat volc van Ysrahel. Ende gi selt Achabs uwes heren huys al verslaen ende wreken dat bloet der propheten, mijnre knechten, ende al dat bloet der knechten Gods die Yesabel heeft doen doden. Ende gi

[Folio 182rb]
[fol. 182rb]

selt Achabs huys tenietmaken, ghelijc dat Yeroboams huys tenietgemaect is. Ende Yesabel die sellen die honden eten in den acker ende nyement en selse begraven." Doe ghinc die jongelinc vandaen.

Ende Jehu die ghinc tot die knechten sijns heren. Ende si seiden tot Jehu: "Es alle dinghen guet? Wat doet die verwoede knecht tot u?" Doe seide Jehu: "Ken gi die mens ende weet gi wat hi geseit heeft?" Doe seiden si: "Hi heeft valscheit geseit. Daerom, verteltet ons." Doe seide Jehu tot hem: "Dit ende dit heeft hi tot mi geseit. Ende hi seit: `Dit seit God, die Here: Ic salve u coninc over Ysrahel.'" Doe dat gemeen volc dat hoerde, doe spreeden si haer mantelen onder sinen voeten tot enen teyken der onderdanicheit. Ende si bliesen die trompetten ende seiden: "Jehu is onse coninc." Doe swoer Jehu jegen Joram. Ende Joram, die coninc van Ysrahel, die hadde dat volc te velde gebrocht jegen Azael, den coninc van Syryen. Ende Joram die lach te meester van der quetsinge die hem die van Syryen deden. Doe seide Jehu: "Nyement van u allen en loep voer in die stede die daer enige boetscap brenge."

Ende si maecten hem allen rede ende togen tesamen thuyswaert. Joram die lach noch te bedde van der quetsinge ende Ochosyas, die

[Folio 182va]
[fol. 182va]

coninc van Juda, die was tot hem gecomen om hem te vanden. Ende een wachter die stont op den toorn van der stede ende sach dat heer van verren comen. Ende dat seide hi den coninc. Doe sende Joram enen wagen mit volc om te vragen oft gesoent was. Doe dat volc tot Jehu quam, doe vraechden si oft gesoent was. Doe seide Jehu: "Wat leit u an die soen? Blijft hier ende volcht my." Doe seide die wachter dat die wagen niet weder en quam. Doe sende Joram noch enen wagen mit volc om te vragen oft vrede was. Die quamen oec tot Jehu ende seiden: "Die coninc doet vragen oft vrede is." Doe seide Jehu: "Wat leit u an den vrede? Gaet afterwaert ende volcht my." Doe seide noch die wachter dat die wagen niet weder en quam.

Doe seide Joram: "Maect mi enen wagen rede. Ic wil selve jegen dat here riden." Doe maect men hem enen wagen rede. Ende Joram, die coninc van Ysrahel, die reet jegen dat heer. Ende Ochosias, die coninc van Juda, die reet mede mit sinen wagen. Ende si quamen jegen Jehu ende vergaderden in Naboths acker. Doe Joram Jehu sach, doe seide Jehu: "Ist gesoent?" Doe seide Jehu: "Wat vraech gi my om die soen ende gi leeft noch in overspul ende Jesabel uwer moeder sonden die bloeyen noch in hare quaet\heit?"

[Folio 182vb]
[fol. 182vb]

Doe keerde Joram sinen wagen omme ende weeck van Jehu ende seide tot Ochosyas: "Si hebben lagen geleit." Ende Jehu die nam sinen boge ende scoet Joram tusschen sijn scueren. Ende dat scut ghinc in sijn hert. Doe viel hi in den wagen neder ende bleef doot. Doe seide Jehu tot enen prins: "Worpt Joram in Naboths acker, als God voirsproken heeft." Ochosias, die coninc van Juda, sach dat Joram doot was ende weeck voir Jehu. Ende Jehu vervolchde hem ende versloech hem in sinen wagen. Ende doe hi doot was, doe voerden hem sijn knechten in Jherusalem ende grueven hem in sijns vaders graf.

Ende doe quam Jehu in Ysrahel. Ende doe Yesabel dat verhoerde, doe vercierde si haer ogen ende haer hoeft ende sach tot enen veynster uut. Doe seide Jehu: "Wat wijf is dat?" Die camerlingen negen hem toe ende seiden: "Dat is Yesabel." Doe geboet Jehu dat mense van der poorten of worpen soude. Ende si deden also. Ende Jehu die reet in die stede. Ende die paerden vertraden Yesabel buten der poorten. Ende doe Jehu sat ende at ende dranc, doe seide hi tot sinen knapen: "Doe Yesabel begraven, want si was eens conincs dochter." Doe die knapen ghinghen ende soudense begraven, doe en vonden si niet van haren lichaem, niet dan die cop van den hoefde ende handen ende voeten. Ende dat wort Jehu geseit. Doe seide Jehu: "God sprac doir

[Folio 183ra]
[fol. 183ra]

Helyas dat die honden Yesabels vleis souden eten."


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken