Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[5]

Doe seide die jonge Thobias tot sinen vader: "Vader, al dat gi mi hebt geboden, dat sel ic doen. Mer ic en weet niet hoe ic dat gelt soude mogen crigen, want ic en weet die wech niet. Ende ic en ken den man niet ende den man en kent mi niet." Doe seide die vader: "Ic heb enen brief van hem ende als hi den brief siet, so sel hi u dat gelt geven. Mer gaet op die merct ende soect enen trouwen man die mit u gaet om sijn loen die wile dat ic leve, opdat gi dat gelt moget crigen." Doe ghinc die jongen Tobias uut ende vant enen jongelinc, staende opgescort als een die bereet was te gaen. Mer hi en wist niet dattet die engel Gods was. Ende hi gruetede den jongelinc ende seide: "Waen bistu, guede jongelinc?" Doe seide die jongelinc: "Van den kinderen van Ysrahel." Doe seide Thobias: "En ken gi den wech niet int lant van Meden te gaen?" Die jongelinc seide: "Ja, ic. Ic kenne den wech wel, want ic heb den wech dicwijl gewandert ende dicwile geherbercht geweest van onsen brueder die woent in Rages in een stat van Meden.

[Folio 200va]
[fol. 200va]

Meden die staet in een gebercht, die Egbatanis hiet." Doe seide Thobias tot den jongelinc: "Ontbeit mijns hier, dat bid ic u, want ic gae ende segt minen vader." Doe ghinc Thobias ende vertelde dit sinen vader. Doe beval die vader sinen soen dat die jongelinc tot hem in soude comen. Doe quam die jongelinc in ende gruetede Thobias ende seide: "Altoes moetstu vroechde hebben." Doe seide Thobias: "Wat vroechde mach ic hebben, want ic sit hier in duusternisse ende dat licht des hemels en sie ic niet?" Doe seide die jongelinc: "Weest sterc van moede. Het naect die tijt dattu van Gode gesont gemaect selste worden." Doe seide Thobias tot den jongelinc: "Soud gi minen soen tot Gabelus huys mogen leiden in Rages in een stat van Meden? Ende als gi weder sijt gecomen, so sel ic u lonen." Doe seide die engel: "Ic sel hem leiden daer gi begheert. Ende ic sel hem weder gesont thuys brengen." Doe seide Thobias: "Segt mi doch, guede jongelinc, van wat huys of van wat geslachte dat gi sijt." Doe seide die engel: "Weer vraech gi van den geslacht des huerlincs of na den huerlinc? Ic ben Azarias, des groten Ananyas soen." Doe seide Thobias: "Du biste van enen

[Folio 200vb]
[fol. 200vb]

groten geslacht. Mer ic bid u: en vertorent u niet op mi dat ic u geslacht woude weten." Doe seide die engel: "Ic sel uwen soen leiden ende wederleiden ende gesont thuus brengen." Doe seide Thobias: "Wel moet gi varen. Ende die overste Here moet in uwen wech sijn. Ende sinen engel moet u geselle sijn." Doe alle dinc bereet was in den wech mede te dragen, doe gesonde die jonge Thobias sinen vader ende sijnre moeder ende ghinc mit den jongelinc.

Ende doe si gegaen waren, doe begonde die moeder te screyen ende seide: "Den stoc onser outheit daer wi op rusten souden, die hebben wi van ons gesent. Al en hadden wi dat gelt niet daer gien om gesent hebt, wi souden ons laten genogen mit onser armoeden ende achten dat voir rijcheit, dat wi dagelics hadden onsen soen mogen sien ende horen." Doe seide Thobias: "En wilt niet screyen, want onse soen sel daer gesont comen ende weder gesont thuys comen. Ende u ogen die sellen hem sien, want ic hoep ende ic gelove dat die guede engel Gods mit hem is, die alle dinc wel bescicken ende ordineren sel wat hi te doen hebben mach. Ende hi sel hem mit bliscappen weder tot ons brengen." Mit die woerden so begaf die moeder dat screyen ende sweech.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken