Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 17 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 17
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 17

(1974)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Drie ‘studies’ over Gerard Reve.

1.

Gerard Kornelis van het Reve is eind '73 vijftig geworden. Tegelijkertijd vierde hij zijn 25-jarig schrijversjubileum. De kritiek heeft zich niet onbetuigd gelaten; kort na elkaar verschenen: Gerard Kornelis van het Reve en de groene anjelier, van Hedwig Speliers, Kort Revier, samengesteld door K. Beekman en M. Meijer en van dezelfde auteurs Gerard (Kornelis van het) Reve (in de serie ‘Ontmoetingen’, nr. 104). Deze boeken tonen aan dat de huidige literaire kritiek minstens zo veelzijdig is als haar onderwerp, de literatuur. Verscheidenheid van metoden moet men zeker niet a priori afwijzen, maar een kritiek die niet primair dienstverlenend is, levert geen wezenlijke bijdrage tot begrip van de literatuur. En daar gaat het tenslotte om.

 

Speliers beweegt zich op het randje van wat ik als toelaatbaar zie. Klaus Beekman en Mia Meijer doen in hun boekje in de Ontmoetingen-reeks m.i. een geslaagde poging de lezer serieuze en bruikbare informatie te geven. De common reader krijgt beter begrip van het werk van Van het Reve. De bundel Kort Revier is door de opzet wat minder handig. Het bij elkaar brengen van interessante stukken die over Reve geschreven zijn, levert altijd een weinig gelijkvormig geheel op. Het boek bevat veel kostelijke anekdotiek.

 

Deze oordelen zal ik hieronder nader uitwerken, met de meeste aandacht voor het omvangrijke boek van Speliers (306 pag.).

 

2.

 

Hedwig Speliers heeft met zijn anti-essay Omtrent Streuvels (1968) enig stof doen opwaaien in de Nederlandstalige literaire kritiek. Destijds formuleerde hij openhartig: ‘elke literatuurbenadering is subjektief’ en ik zoek ‘de mens achter de schrijver’. Ook in zijn studie over Van het Reve zoekt bij de mens Gerard Kornelis. Hij neemt nog steeds geen blad voor de mond: ‘ik kijk met de ogen van iemand die het recente werk van de schrijver met liefde leest en bewondert. Er zit dus in mijn benadering een flink stuk hineininterpretatie.’ (100). Hij vertelt de lezer terloops dat hij van ‘buitenliteraire pretjes’ (71) houdt en ziet geen heil in een weldoordachte kompositie: ‘Ik schrijf mijn Boek in wildweststijl. leder zijn pretje, zeg ik zomaar.’ (47). Tijdens het schrijven van zijn ‘Huldeschrift’ (81) is zijn enige verpozing ‘het ietwat bijtimmeren van de zitkuil in mijn huis’ (85), terwijl Antje, zijn vrouw, zich bezig houdt met patchwork. Dit is van toepassing op zijn boek: ‘mijn Reve-Boek is net als dat stel kussens patchwork. Stukjes her en der. En toch een eenheid.’ (85).

 

Speliers boek bestaat uit drie hoofdstukken plus een naschrift

[pagina 104]
[p. 104]

(over Lieve Jongens). In het eerste hoofdstuk, dat als inleidend bedoeld is, wordt onder de titel ‘De Groene Anjelier’ wat amateuristische psychoanalyse bedreven. Deze benadering, ‘hoe verkeerd ook’ (10), is een ‘grote verleiding’ (10). Dat blijkt. Trouwens, er wordt nog veel meer duidelijk. Bijvoorbeeld dat door een uitspraak van Vader Van Het Reve autonomisten ‘met één mep uit hun academische stoel vliegen en op hun geleerd achterwerk’ (15) belanden. In teorie blijft Speliers voorzichtig met het hanteren van de tekst: ‘nergens komt het tot een duurzaam huwelijk tussen tekst en werkelijkheid’ (16), maar in de praktijk pakt dit anders uit. In het eerste hoofdstuk gaat Speliers na, vanuit het Alom bekende Feit dat Gerard Reve homo is, of gegevens van een psychoanalytisch handboekje over homoseksualiteit (Marcel Eck, Homoseksualiteit) met Reves schrijversaktiviteiten overeenstemmen. Een voorbeeld. De ‘teorie’ zegt dat de angelist ‘de behoefte zich te rechtvaardigen’ bezit, en naar Speliers' mening klopt dit met Reve: ‘de vier grote werken sinds 1963 zijn alle pleidooien pro domo’ (19). Wat literatuur al niet kan zijn.

De hierop volgende twee hoofdstukken beschrijven Reves literaire aktiviteiten kronologisch. In hoofdstuk twee, ‘Hollands glorie en verval’ bespreekt Speliers de teksten tot 1963, in het laatste de brievenboeken. Tachtig bladzijden lang verwijst hij voortdurend naar hfdst. 3, dat voor hem de belangrijkste periode bespreekt. De dubbele omvang van dat gedeelte (meer dan 150 pagina's) maakt dit duidelijk. Ook verwijzingen als deze spreken voor zich: ‘In feite tintelen mijn vingers om over deze Hollandse periode met haar Glorie

illustratie
G.K. van het Reve.


en Verval heenstappend, de Authentieke Van Het Reve te beschrijven. Daarin herken ik mezelf het best.’ (87)

In ‘Hollands Glorie en Verval’ wordt de hoofdmoot gevormd door publikaties als De Avonden en Werther Nieland. Het oordeel van Speliers over het eerste boek is ontleend aan Van Het Reve zelf, die er na 1963 over zei: ‘Beperkt, maar wel knap.’ Dit is voor Speliers reden er geen nadere analyse van te geven. Hij formuleert: ‘ik sta niet torenhoog te juichtrappelen’ (wat een taalgebruik). In Werther Nieland ziet hij voornamelijk het irrationele aspekt primair, en maakt de fout een direkte verbinding met het irrationele van de latere Van het Reve te leggen. Het irrationele in WN hangt m.i. samen met ontwikkelings-psychologische karakteristieken van de jeugdige personages. Ook Reves homoseksualiteit komt eraan te pas: ‘Het irrationele in Werther Nieland heeft een functie: het is het literair vergulde en omhullende middel, de romaneske transpositie van de homoseksualiteit.’ (101). Dit verband begrijp ik niet, net zo min als Speliers' mening dat er ‘transpositie’ van zijn homoseksualiteit in de dierenmishandeling’ (101) is.

In het werk van Wolkers is dierenmishandeling ook schering en inslag: we spreken dan toch ook niet van een latente homoseksualiteit van de auteur? Ik geloof dat jeugdigen, pubers gewoon zijn dieren te mishandelen en dat daarom zowel bij Van Het Reve als bij Wolkers dit motief naar voren komt. Zo gezien is het duidelijk waarom Van het Reve dit ‘niet meer nodig heeft in zijn teksten sinds 1963’ (101): de personages zijn geen pubers meer. Overigens weet ik ook niet waarom afwezigheid van dierenmishandeling later ‘een pikant feit’ is.

Van de periode die de brievenboeken Op Weg Naar Het Einde, Nader tot U en De Taal Der Liefde vormen, maakt Speliers aanzienlijk meer werk, ook kwalitatief. De asstruktuur van laatstgenoemd boek wordt uitgelegd, alsook de opgeroepen spanning tussen het dynamisch tijdsverloop vóór de brieven en de ‘statische verbeeldingssubstantie’ (267) ernà. Persoonlijk ben ik het oneens met de syntetiserende slotparagraaf over De Taal: ‘Vorm en inhoud zijn één geworden. Dit komt daarop neer dat Schrijven en Leven nooit als nu een grotere eenheid vertoonden. Schriftuur en Levensdrift vallen samen.’ (280). Misschien is er wel iets van waar bij Van het Reve, maar bedrijf je literaire kritiek door dat te zeggen? Tussen leven en schrijven bestaat m.i. verschil, al is het alleen door het feit dat een boek een eindig stuk leven laat zien.

Naast tegenspraak lokt Speliers ook instemming uit. Zonder twijfel registreert hij belangrijke aspekten zoals de uitspraak dat ‘het eschatologische, het antropopsychische en het homoseksuele aspekt’ (135) uiterst belang-

[pagina 105]
[p. 105]

rijke tematische hoogtepunten zijn. Maar het geheel wordt te weinig systematisch gepresenteerd. Het blijft een chaos waarin de lezer wel de hoofdzaken van het literair werk van Van het Reve te weten komt, maar aan bijzaken wordt een onevenredig grote aandacht besteed.

 

3.

 

In flagrante tegenstelling tot Speliers staan Klaus Beekman en Mia Meijer met hun rationeel afstandelijk en weinig opwindende Ontmoeting met Gerard Reve. Schrijft Speliers n.a.v. de eerste brief in Op Weg Naar Het Einde vol emotie: ‘Het reviaanse schrijfmirakel gebeurt al in de eerste twee mededelende zinnen... Mijn God, magistraal wat hier gebeurt!... Het gebeurt, jongens. Het is gebeurd. Van in den beginne!’ (134-5), Beekman en Meijer konstateren droog: ‘Het succes was ongekend’ (10). Belangrijker is dat door de laatsten geen rechtstreeks verband tussen (homoseksueel) leven en (literair) werk gelegd wordt.

 

Na een negen pagina's lange Bio-Bibliografie worden de werken stuk voor stuk besproken, waarna een lijst van werken van en over Van het Reve volgt.

Kort en bondig wordt in de eerste pagina's uiteengezet welke werkzaamheden Gerard Kornelis verricht heeft, telkens aan literaire aktiviteiten gerelateerd. Alle noodzakelijke en belangrijke informatie die Speliers chaotisch geeft, vindt men overzichtelijk bij Beekman en Meijer. Een voorbeeld. Van het Reve schreef in het begin van de vijftiger jaren weinig. In de Ontmoeting staat zonder omhaal: ‘Hierna volgde een minder produktieve periode ...’ (7). Speliers zorgt voor wat vuurwerk. Hij haalt er een bekend, maar volkomen irrelevant citaat van Wittgenstein bij: ‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen’ en vervolgt kolderiek: ‘Wittgenstein slaat de nagel op de kop voor wat de witte periode in G.K. van het Reve's schrijfbestaan betreft, een steen die voor de Bewonderende Reve-lezer zwaar op de maag blijft liggen.’ (103).

Het serieuze werk van Beekman en Meijer bewijst dat het schema van Speliers (p. 69-70), waarin ‘6 jaar schrijfstilte’ aangenomen wordt, niet juist is. In de zgn. ‘witte periode’ (term Speliers) publiceerde Van het Reve niet alleen de novelle Melancholia in afleveringen in Podium, maar ook korte stukken in The Paris Review (later gebundeld in The Acrobat and other Stories / Vier wintervertellingen).

Bij de bespreking van de afzonderlijke werken blijft de aandacht van de beide ontmoeters gericht op de hoofdzaken. De persoonsbeschrijving van De Avonden: ‘over de hoofdpersoon krijgt de lezer de meeste informatie... dit in tegenstelling tot de overige personages, van wie de ouders, maar meer nog de vrienden van Frits, in hoofdzaak getypeerd zijn... Zij zijn er alleen om de hoofdpersoon meer perspektief te geven... Het gaat hem (Frits) niet om hun komplete persoonlijkheid, maar juist om die typerende kenmerken die hemzelf het meest preoccuperen: het verval en de dood.’ (17) Uitstekende analyse, dunkt me. Kernachtig formuleren de schrijvers ook de tematiek van de brievenboeken: ‘Homoseksuele liefde en religie, het zijn met de doodsgedachte en het nooit aflatende alkoholgebruik steevast terugkerende, hecht met elkaar verbonden thema's in deze brieven.’ (33).

T.a.v. het karakter van deze latere werken laten de schrijvers zich voorzichtig uit: ‘De gebeurtenissen in de brieven maken op de lezer de indruk waar gebeurd te zijn. Dat dit het geval is, lijkt bevestigd te worden door de uitspraak: ‘Bijna al mijn werk immers kan gerekend worden tot de Bekentenisliteratuur (...) ... Of alles zich inderdaad zo heeft toegedragen als in de brieven beweerd wordt, kan bij gebrek aan voldoende buitenliteraire gegevens moeilijk vastgesteld worden.’ (32). En, zou men toe kunnen voegen, is ook niet zo bijster interessant. Het gaat om de schrijver Gerard Reve, niet om de mens.

 

Het zal duidelijk zijn dat ik het 53 blz. tellende boekje hoger schat dan de zesmaal zo dikke ‘studie’ van Speliers. M.i. laten Beekman en Meijer zien hoe een bepaald oeuvre benaderd en beschreven zou moeten worden.

 

4.

 

De ondertitel van Kort Revier geeft precies aan wat er in de 250 pagina's tellende, koöperatief uitgegeven publikatie geboden wordt: ‘Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers’. Zoveel mogelijk in kronologische volgorde gaan Klaus Beekman en Mia Meijer de aktiviteiten van Reve en zijn kritici na. Eén hoofdstuk is door Hans van den Bergh geschreven (‘Humor als noodsprong’), waarin aangetoond wordt hoe het komt dat de lezer teikens weer getroffen wordt door het grappige, het komische in het oeuvre van Van het Reve.

 

Naast het bij elkaar zetten van de instemmende én afwijzende besprekingen van De Avonden tot en met Lieve Jongens, worden een aantal bekende Reveschandalen voor het eerst in boekvorm vastgelegd. Van het Ezel-proces bestond al een uitgaafje, maar van het inhouden

[pagina 106]
[p. 106]

van Reves reisbeurs omdat in Melancholia masturbatie-scenes voorkwamen, kon men alleen het fijne te weten komen na veel speurwerk. Beekman en Meijer hebben blijkens hun uitgebreide Bibliografieën aan het eind van elk hoofdstuk nu dit noeste werk ten behoeve van de lezer gedaan. Zo hebben ze over de identifikatie van Reve met Pannekoek uitgebreid kranten uitgeplozen en de hele gang van zaken gerekonstrueerd. Toch is het beslist geen saai boek geworden. Integendeel. Door het opnemen van allerlei uitspraken van Reve zelf, uit interviews, door de prettige stijl, door het afdrukken van allerlei merkwaardige dokumenten (als de brief van Reve waarin hij een klacht tot vervolging tegen Cals indient), door bijvoorbeeld een verslag van een handgemeen tussen Reve en Simon Vinkenoog, is het een - ik zou haast zeggen - lollig boek geworden, en dan niet in negatieve betekenis.

 

Ik heb wel enkele bezwaren tegen het hier en daar m.i. ongeoorloofd gebruik van citaten uit Reves werk. Ze maken nl. hier en daar dezelfde fout die Lindeboom destijds maakte in zijn brosjure tegen Van het Reves godsopvatting. Over de fout van Lindeboom zeggen de samenstellers van Kort Revier terecht: ‘Herhaaldelijk maakt Lindeboom de fout Reve in de schoenen te schuiven wat de hoofdpersoon in zijn werk doet en denkt. Zo komt hij ertoe de schrijver te beschuldigen van drankzucht, nekrofilie, sadisme en bestialiteit. Zo te zien gelooft hij werkelijk dat Reve met een ezel naar bed is geweest...’ (p. 122). Natuurlijk is dat een vergissing: de schrijver selekteert gegevens uit de werkelijkheid, vervormt ze en fantaseert er het één en ander bij, zoals Reve zelf in een interview met d'Oliveira vaststelde. Ik geloof dat Beekman en Meijer dezelfde vergissing maken als Lindeboom als ze voor de onstaansgeschiedenis van het Gedicht voor mijn negen en dertigste verjaardag naar Op weg naar het einde verwijzen, waar staat dat Reve al vroeg is gaan zitten ‘om met kreten, vloeken, het in melkflessen pissen om me het trappen op- en afsjokken te besparen, het tot oogschemerende ademnood drinken van koffie, en het zich overal op het lichaam wild krabben, het Gedicht voor Mijn Negen En Dertigste Verjaardag te schrijven, een werk van letterkunde over welks artistieke waarde ik mij geen oordeel aanmatig...’ (Kort Revier, p. 135-6). In hun Ontmoeting zijn deze schrijvers heel wat voorzichtiger! Hoewel het verslag geven van uitspraken, analyses en oordelen van anderen de hoofdmoot van dit prettig leesbare boek uitmaakt, geven de auteurs naast kommentaar op de kritiek ook verslag van wat detailonderzoek, zoals het aantonen dat de ‘geestelijke liederen’ nauw aansluiten bij Reves proza. Ze laten zien dat zelfs hele zinnen uit de brieven in de liederen terugkomen. Naast het afwijzen van bijvoorbeeld Ruijs' visie op Werther Nieland, alsmede die van Jean Weisgerber, krijgt de kritiek in zijn totaliteit een ferme veeg uit de pan: ‘Tijd-, plaats- en geldgebrek nopen ook in '56 vele recensenten ertoe bij de bespreking van een boek onmiddellijk de flaptekst ter hand te nemen. In het beste geval is deze dan nog herschreven. En zo ontdekt de ijverige literatuurvorser maar zelden een originele visie’ (p. 70).

Over de omslagteksten van Reves boeken is trouwens genoeg interessants op te merken, zeggen de samenstellers: ‘de door Reve vervaardigde flapteksten houden het midden tussen een poëtische, een programmatische en een reklametekst.’ (p. 248). Ik meen dat noch de echte Revist, noch de in literatuur geïnteresseerde lezer dit (met foto's en een gedicht voor zijn 50ste verjaardag van Reve zelf verluchtigde) boek, ongelezen mag laten. Het geeft prettig leesbare basisinformatie, ook voor leken.

 

5.

 

Rinus Ferdinandusse schijnt over Lieve jongens gezegd te hebben (Kort Revier, p. 235): ‘het aardigste van zo'n vijftien recensies in enkele dagen is dat je alles van het boek afweet. De Koningin, de scheet, Woelrat, Fonsje, Grijze Wolph, de humor, het oudehoeren, de hoofdstukindeling, er is niets dat ik van “lieve jongens” niet weet. Maar geen van de recensenten geeft een duidelijk antwoord op de vraag of ik het boek nu toch nog moet kopen en lezen of niet.’

Laat ik over de drie Reve-boekjes dan wél ‘een duidelijk antwoord’ geven. Speliers is alleen interessant, hoewel nog in hoge mate spekulatief en weinig serieus, in zijn analyses over de brievenboeken. De Ontmoeting van Beekman en Meijer geeft gedegen analyses, serieuze informatie en laat alle tematische verbanden zien. Kort Revier gaat voor een gedeelte ook over de mens Van het Reve, maar is voor kennis van zijn oeuvre en verwikkelingen rond zijn publikaties een naslagwerk van de eerste orde.

Ruud Kraayeveld

 

Hedwig Speliers, Gerard Kornelis van het Reve en de groene anielier, J. Sonneville, Brugge en Nijgh en Van Ditmar.

Mia Meijer en Klaus Beekman, Gerard (Kornelis van het) Reve, Orion, Brugge, f 3, -.

Klaus Beekman en Mia Meijer, Kort Revier, Erven Thomas Rap /Atheneum-Polak en Van Gennep, f 18,50.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken