Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 18 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 18
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 18

(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tegen de spoelmachine van de tijd.

De poëzie van Hans van de Waarsenburg.

 

De nu 31-jarige Hans van de Waarsenburg is vooral dichter, maar in 1967 is er ook een prozaboekje van hem verschenen: Hans Brac in Brabant. Hoewel Van de Waarsenburg zich verder niet als prozaïst ontplooid heeft, legde hij in dat verhaal over zijn opgroeien in Brabant - als een Nescio van rauwere Titaantjes -

[pagina 104]
[p. 104]



illustratie

Hans van de Waarsenburg.


wel vast wat daarna zijn poëzie bleef beheersen: protest, woede, melancholie. Dat in zijn recentere werk het aksent van protest meer naar melancholie is verschoven, laten de titels van zijn laatste twee bundels zien: De vergrijzing en Tussen nat mos en een begrafenis. Ter vergelijking: twee bundels uit resp. 1968 en 1969 heetten Met innige deelneming en Niet dat powezie nu zo belangrijk is. Dat illustreert die verschuiving.

 

Titaantjes komen tevergeefs tegen de geordende samenleving in opstand; het protestgedicht verandert niets aan de struktuur van de maatschappij en de dichter weet dat! Daarom richtte zijn woede zich aanvankelijk ook tegen de poëzie. Door zich tegen poëzie af te zetten, zette hij zich af tegen zichzelf, want hij wist ook wel dat het schrijven van gedichten - hoe rauw soms ook - in mooi uitgegeven bundeltjes zijn aanpassing was aan de maatschappij. Liever had hij op straathoeken de wereld zijn gedichten in het gezicht geschreeuwd en al is Van de Waarsenburg in Eindhoven of Maastricht (de laatste stad sinds jaren zijn woonplaats) vaak genoeg met zijn werk naar buiten getreden, de poëzie zonderde zich toch in die bundels af. Dat doet de poëzie nu eenmaal altijd, maar bij een dichter als Van de Waarsenburg was daardoor de frustratie onvermijdelijk.

Zijn protest treft het sleurbestaan in een verziekte wereld van betonnen flats in een bedorven natuur, van onrecht en voortwoekerend geweld. Dat protest zoekt geen argumenten, maar wil zijn woede op direkte wijze uiten. ‘Taal wolkt in de grijze plestik zakken/op de stoeprand’ staat in zijn nieuwste bundel en van zo'n taal zijn platvloersheid, grofheid, onverschilligheid onvermijdelijke bestanddelen.

Ook in de vormgeving komt die hardheid tot uiting. In hetzelfde gedicht als waar ik zoëven uit citeerde, noemt Van de Waarsenburg het zelf ‘de schil van zijn opgelegde hardheid’. Die schil ligt over een romantisch-melancholieke behoefte om zich te verbergen, weg te trekken, omdat de wereld zich toch niet laat veranderen. Tussen de hopeloosheid van het tevergeefse protest en de onmogelijkheid van de vlucht, zal de dichter nooit kunnen kiezen. Daarom is de vormgeving van zijn gedichten ook steeds een aarzelend zoeken geweest.

 

In een vroeg stadium, als zijn protest meer dan later door overtuiging gesteund wordt, vindt Van de Waarsenburg in een felle ritmiek een heel autentieke vorm. De gebroken, stotende regels herinneren aan het ritme van beat-muziek, zoals de teksten zelf ook aan songs van Bob Dylan en anderen doen denken. Maar met de relativering komt er in de vormgeving een onverschilligheid naar voren, die het gedicht uit elkaar kan doen vallen. En al verklaart Van de Waarsenburg, dat poëzie niet belangrijk is, zijn werk kan hierdoor ondermijnd worden. Dat komt nogal eens voor in de bundel van 1971, Powezie 69, die in z'n geheel ook niet de beste is van de zeven die Van de Waarsenburg tot nu toe publiceerde (afgezien van een verzamelbundel uit 1972).

In de hedendaagse poëzie is de versregel als ritmische eenheid de voornaamste vormkategorie en de begrenzing van de versregel is het belangrijkste vormprobleem. Als Van de Waarsenburg zijn protest wil relativeren tot melancholie en zijn melancholie wil opstoken tot protest, raakt zijn vormgeving soms op het dode punt van die tegenbewegingen en vertoont zij een riskante achteloosheid. Als voorbeeld geef ik de beginstrofe van een gedicht uit De vergrijzing:

 
anders dan de zeenachten het kille duinzand
 
plakkend en vocht verspreidend tussen het
 
helmgras een vroege spijkerbroek die na eerste
 
wassing tot boven de enkels reikt

Deze strofe heeft geen enkele ritmische spanning doordat de begrenzing van de versregel willekeurig is. Breekt men de regels anders af, dan wordt er aan het gedicht niets afgedaan of toegevoegd. Nu moet ik er meteen bij zeggen, dat deze strofe allerminst typerend is voor de poëzie in de nieuwste twee bundels van Van de Waarsenburg (het euvel doet zich vaker in vroegere bundels voor) en dat men uit bundels van allerlei dichters uit de jaren '60 en '70 honderden van zulke voorbeelden kan plukken. Het is een aspekt van vormverwaarlozing dat door de poëziekritiek in 't algemeen is

[pagina 105]
[p. 105]

veronachtzaamd. Ik zet er een andere beginstrofe van een gedicht uit dezelfde bundel naast om te illustreren hoe Van de Waarsenburg ritmiek kan opwekken door op precies de goede plaatsen de woordenstroom van een strofe af te breken om hem over vier versregels te verdelen:

 
het is rouw wat de ochtend blaast
 
nat van zweet en vertel eens een
 
verhaaltje zegt ze smorgens om zes
 
en ik terugkerend uit grijs en dood

Wie de overgang van de 2e naar de 3e en van de 3e naar de 4e regel verandert, zal merken dat de spanning in het gedicht afneemt.

Van de Waarsenburg toont vaak genoeg een goed besef (of een goede intuïtie) voor vormgeving te hebben, maar soms laat hij achteloosheid de bovenhand krijgen, met het gevolg dat er zwakke plekken in zijn bundels ontstaan. De zeker autentieke èn effektieve stotende ritmen uit vroegere bundels leken eerder intuïtief gevonden, in de vormgeving in zijn nieuwere bundels lijkt hij bewuster te werk te gaan. Dat zal voortkomen uit de rijping van zijn talent, die vorig jaar terecht gehonoreerd werd met de Jan Campertprijs.

Het protest dat de vroege bundels van Van de Waarsenburg beheerst, werd begeleid door een zich gretig vastklampen aan een vitale levensfunktie als seksualiteit. Dat ook hier de woordkeus soms door een brutale hardheid gekleurd werd, was weer een symptoom van die schil die de kwetsbaarheid moet beschermen. Deze benadering van de liefde is in de gedichten van Van de Waarsenburg niet verdwenen, maar ze is veranderd doordat de angst voor ouder worden, verval en dood openlijker naar voren komt. Dat geeft de recente bundels die melancholieke toon die al klinkt uit de titels.

De vergrijzing is een reeks van 27 gedichten. Het is stellig de gaafste bundel die Van de Waarsenburg tot nu gepubliceerd heeft.

Het is een bundel met wintergedichten, niet alleen omdat ze over kou of winter gaan, maar ook naar hun aard. De sfeer is grijs, somber, af en toe grillig belicht door spot en bijtende ironie. Liefde en dood zijn al in het eerste gedicht onlosmakelijk verbonden:

 
op zijn rug haar vingers
 
anders dan het krassen van de uil
 
alsof het zo tegen de dood liep
 
 
 
en wat dan?
 
warm en wakker worden in haar
 
zachte schaamharige huig
 
 
 
tussen het gras asfalt planten
 
goudkleurig glas verschilferen
 
in de ontbladerde bomen?

Het vraagteken duidt op de onmogelijkheid: de dood zou een idylle zijn en de wereld waartegen de dichter zo vaak tekeer was gegaan zou een sprookjestuin worden juist in de aspekten van haar bederf: asfalt, ontbladering. Daarom zijn de slotstrofen van ditzelfde gedicht:

 
de vergrijzing dus misschien
 
ouder en kaler en tandelozer
 
afwachten in een tijd
 
die niet gewild gedronken wordt
 
tussen een vader, een moeder
 
 
 
hun graf afwachten en dan?

De woorden vader en moeder verwijzen naar het verleden, waarmee Van de Waarsenburg zich in zijn gedichten steeds meer gaat bezighouden, een verleden dat niet alleen voor zijn gevoel voorgoed voorbij is maar waarvan het beeld ook beschadigd en bedorven is:

 
maar je god is dood en je huis afgebroken
 
drie populieren wijzen zoveel vierkante
 
meter sentiment, onherkenbaar zondige
 
masturbatievlekken en schoensmeer.

In de bundel Tussen nat mos en een begrafenis spitst deze tematiek zich nog toe. Er staan een paar werkelijk ontroerende gedichten in over opa, over de ontluistering van het oud worden. Ik citeer één ervan:

 
daar zit opa dan
 
rechtop in zijn stoel;
 
druppels konjak in het
 
dal van zijn duim en
 
wijsvinger;
 
 
 
het felle zonlicht heeft
 
geen vat meer op zijn ogen
 
die zijn gepantserd met staar
 
 
 
zijn prostaat swingt en tippelt
 
niet meer bij het horen van een
 
pittige driekwartsmaat
 
 
 
opa is er triest aan toe
 
hij legt een kaartje bij
 
de wekker
 
 
 
hij bladert nog eens door wat
 
bruine fotoos, morst wat as
 
op zijn overleden vrouw
 
 
 
dan zakt hij onderuit,
 
brandvlekken verdelend en gebroken glaswerk,
 
 
 
het statiegeld kan dit leven
 
nauwelijks dekken.

Van de Waarsenburg heeft in deze bundel en in andere meer gedichten aan zijn grootvader gewijd en als we die naast elkaar leggen, dan blijkt wel dat hij dit niet alleen schrijft om het meeleven met deze ontreddering uit te drukken, maar ook om zich de vervreemding van eigen verleden bewust te maken. Die vervreemding, die ook sprak uit voorgaande citaten, is een kerntema van Van de Waarsenburgs poëzie. Zelf noemt hij het ergens in de laatste bundel met een beeld dat gekleurd is door zijn typerende ironie: ‘Verzet

[pagina 106]
[p. 106]

tegen de grote spoelmachine/in het uurwerk’.

 

Het is begrijpelijk, dat daarom de dwangneurose van de sleur waarin mensen leven en waarin de tijd voorbijgaat, zo sterk zijn verzet prikkelt. Vroeger ging dat fel en agressief, in deze nieuwe gedichten soms ook wel, maar het kan ook op een wijze waarbij alle grillige heftigheid weggevallen is:

 
het is zo stil bij die mensen
 
hun stoelen staan er zo verdrietig bij

Dit zijn de beginregels van een gedicht uit De vergrijzing, dat besluit met: ‘hun falen heeft iets goeds gekregen’. De verschuiving naar de melancholie wordt ook hierdoor goed geïllustreerd.

 

Dit verzet tegen de spoelmachine van het uurwerk, tegen de vergrijzing, vergt van de poëzie een grotere intensiteit dan het protest tegen wat uiterlijk de wereld aantast - al komen beide in wezen uit dezelfde impuls voort; daarvan is Van de Waarsenburg zich ook in een later stadium bewust geworden, getuige het openingsgedicht van De vergrijzing, waaruit ik strofen citeerde. Die grotere intensiteit laat zich weer verbinden met de ontwikkeling van het vormbesef.

 

Het kan ook leiden tot een paradoksale ervaring als die in een van de eerste gedichten van Tussen nat mos en een begrafenis:

 
tegen het leven met een hart
 
dat het verdomt om een infarkt
 
te krijgen
 
 
 
longen waarin de kanker
 
weigert te woekeren
 
 
 
tegen het leven notabene
 
nog vechtend met begrippen
 
als dood en zo
 
 
 
wordt zijn kleine waanzin
 
bevestigd.

Ook dit is vervreemding en wel van eigen verzet en dus eigen poëzie. Misschien is het daarom, dat Van de Waarsenburg in zijn meest recente bundel zonder dat het nodig is de poëzie zelf weer aan te vallen in enkele gedichten de agressieve heftigheid van vroegere poëzie terug probeert te vinden. Soms met sukses, zoals de openingsstrofe van ‘een rondo(m)/een dichter’ laat zien, waarin de woorden met verwoede ritmiek op het papier neergeslagen lijken:

 
de pooiers, de teven, wettig verangeld
 
of niet, bevolken voortdurend het geil
 
van het onverwachte, de verrassing, de
 
naam, de namen, de ontmoeting, de ontmoetingen,
 
de drank, de dranken

Maar soms slaan de stoppen door bij het verbale geweld en zit het gedicht zonder stroom. Dat is nu eenmaal een van de risiko's van poëzie zoals Van de Waarsenburg die schrijft. Hij noemde zelf de hardheid, de agressiviteit een schil en hij beseft dat hij daarmee kwetsbaarheid bedekt. Maar de oude achteloosheid heeft hem niet verlaten en dan realiseert hij zich misschien niet, dat juist tussen de latere gedichten de grove effekten uit de toon vallen. Zulke effekten zie ik bijv. verschijnen in de eerste drie gedichten van de bundel; of in het gedicht waarin hij een modieuze kwasiromantiek in de poëzie verbindt met een fascistoïde mentaliteit Ik ben het dan wel eens met de ‘boodschap’, maar een gedicht is het niet geworden.

Van de Waarsenburg is in deze recente bundels de revolutie niet vergeten. Er is wel een ontwikkeling in zijn werk, maar er is geen kloof tussen de nieuwe en de voorgaande bundels. Maar nu relativeert hij die revolutie als hij in De vergrijzing schrijft: ‘ergens naar toe met een beetje marcuse / en een achterlichtje marx’. Of hij erkent met bitterheid i.p.v. ironie het échec, als hij over de arbeiders schrijft:

 
tandeloos als ik zijn zij en najaar
 
opgebruikt worden zij t.z.t.
 
terzijde geschoven
 
flacons van revolutie op de vuilnisbelt.

Aan die bitterheid is niet te ontkomen; poëzie, zei ik in het begin al, verandert de wereld niet en zij zet evenmin de spoelmachine stil. Wie - zoals Van de Waarsenburg - met huid en haar dichter is, schrijft door, vanuit én tegen die bitterheid. En dat leverde bij hem sterke poëzie op, ruig of teder, vaak beide tegelijk, en met een heel eigen toon.

 

Jan van der Vegt

Hans van de Waarsenburg, De vergrijzing, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1972; Tussen nat mos en een begrafenis, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1973.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Tussen nat mos en een begrafenis

  • over De vergrijzing


auteurs

  • Jan van der Vegt

  • over Hans van de Waarsenburg

  • beeld van Hans van de Waarsenburg