Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 18 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 18
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 18

(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Histoire du catholicisme hollandais depuis le XVIe siècle.

De naam van Rogier figureert terecht op de omslag van deze geschiedenis van het Nederlandse Katolicisme, hoewel Pierre Brachin de vader van de tekst is. Het is echt een soort team-work geworden op kleine schaal, waarbij de voorgaande historische studies van de Nijmeegse hoogleraar een ongemeen-rijk bronnenmateriaal leverden. Dat doet helemaal niets af aan de verdiensten van Pierre Brachin, die nu al jaren lang, als titularis van de leerstoel Neerlandistiek aan de Sorbonne, de Nederlandse taal en kultuur in Frankrijk doet kennen. De publikatie was af, toen prof. Rogier, eminent historikus, ons ontviel.

 

We laten ons niet al te veel sto-

[pagina 309]
[p. 309]

ren door de Franse hebbelijkheid (in een voorafgaande nota toegelicht om ‘hollandais’ te verkiezen boven ‘néerlandais’, hoewel de kontekst hier onmogelijk tot verwarring aanleiding kan geven: ook bij Nederlandse ekonomie bijv. zal men doorgaans Vlaanderen niet inkalkuleren.

 

Wanneer Brachin op het einde van zijn werk probeert na te gaan waarom het Nederlandse katolicisme de laatste jaren meer dan voorheen onderwerp van gesprek is, vermeldt hij - weliswaar als een sekondaire oorzaak - een soort vreemd triomfalisme, eigenlijk een drang om uit de onbekendheid verlost te raken. ‘Ceci tient peut-être aussi au fait que jusqu'à une époque très récente les catholiques néerlandais souffraient d'être ignorés au-delà des frontières’ (p. 241). De anekdote van de Nederlandse historikus, aangezocht ter medewerking aan een Italiaanse encyklopedie kan dienen ter illustratie: de man had in zijn bijdrage vermeld dat de katolieken in Nederland 40% van de bevolking uitmaken. Zijn verrassing was groot toen hij, bij verschijnen van het werk, de 40% door 4% vervangen zag: voor de korrektor was het eerste cijfer eenvoudig niet aanneemlijk. En Brachin rapporteert een toespraak van Pius XII, die speciaal de katolieken van boven de Moerdijk feliciteerde om hun trouw, ‘alhoewel ze ter plaatse een kleine minderheid vormen’. Welnu Brachin toont herhaaldelijk aan dat ze even talrijk zijn als in de zogenaamde katolieke zuiderlijke provincies. Het voorgaande weze tevens één van de voorbeelden hoe Brachin in zijn werk de Nederlandse katolieken wél leert kennen en menig misverstand rechtzet of onwetendheid te lijf gaat. Dit boek is werkelijk een bron van kennis en deze is daarenboven met het schrijftalent van een vakman ter beschikking gesteld. In zowat 250 pagina's overziet Brachin nagenoeg vier eeuwen geschiedenis: deze geschiedenis is vlot genoeg geschreven om niet ten onder te gaan in eruditie en voldoende ernstig gedokumenteerd om ver boven het anekdotische uit te stijgen. Doorsnee-lezer en historikus komen ruim aan hun trekken: het werk van Brachin-Rogier boeit en informeert.

 

De meeste aandacht wordt besteed aan de twintigste eeuw, waaraan de laatste twee hoofdstukken en ongeveer de helft van de pagina's zijn gewijd. Tussen 1900 en 1925 is de emancipatie voltooid. De Nederlandse katolieken leven in een soort van euforie. Dank zij eminente personaliteiten spelen zij in nagenoeg alle sektoren een eersterangsrol. Politiek, sociaal, apostolisch. Nuyens, Poels, Brom, Van Ginneken zetten elk op hun terrein, het werk voort van 18e-eeuwse voorlopers als Ariëns, Schaepman, Alberdingk Thijm. Alleen op het vlak van de wetenschappen, speciaal de eksakte, blijft een soort van onderontwikkeling. De stichting van de Nijmeegse Katholieke Universiteit wou daar aan verhelpen, maar leidde slechts tot partiële suksessen, met name in de literatuurgeschiedenis (Brom, Van Duinkerken) en later in de teologie.

 

Deze kwarteeuw bloei is onderwerp van het vierde hoofdstuk en loopt, ongeveer met de stichting van een katolieke Universiteit in 1923, onmerkbaar over in een periode, die weliswaar nog die van het ‘rijke Roomse leven’ blijft, maar ver van probleemloos is. Men zou - en Brachins boek is daar een betrouwbare gids voor - kunnen nagaan hoe van 1925-1962 het Nederlandse katolicisme zich zoekt los te maken uit een zeker integrisme en een aantal nog schuchtere schreden worden gezet buiten het veilige gebouw van de eigen confessie: ‘Rome is troef’ was nog een kreet in 1920. ‘Wij, katholieken!’ ‘Formule typique, où un reste de complexe d'infériorité se devine encore sous la fierté toute neuve’: tekent Brachin hierbij aan (p. 183). Rond het tijdschrift ‘Roeping’ en de Brunings wordt de mystieke en profetische adem voelbaar van Léon Bloy en een zeker Frans katolicisme: het wil de ‘Hollandse’ bourgeois-gelovige wakker schudden.

 

Het oecumenisme, dat in die jaren in Europa moeizaam ter sprake kwam, stootte in Nederland op nagenoeg aangeboren moeilijkheden. Temeer omdat de militante katolieken, die rond 1930 zelfverzekerder waren dan ooit, op de versplintering van het protestantisme met een zekere meewarigheid neerkeken. Hoe veraf was het ghetto van de 16e eeuw, hoe ver dit vierde en vijfde hoofdstuk van Brachins boek van het eerste. Nochtans konden de gesprekken van Mechelen tussen kardinaal Mercier en Lord Halifax, en de protestantse wereldkonferenties ‘On Life and Work’ in 1925 en ‘On Faith and Order’ (1937) niet aan de aandacht ook van het triomfante Nederlandse katolicisme ontsnappen. De idee van de doorbraak hing in de lucht.

 

Anton van Duinkerken durfde van kristelijk humanisme te spreken in een milieu waar het woord humanisme een eksessief anti-religieuze bijtoon had. De enkele bladzijden, die de auteur aan Van Duinkerken wijdt (pp. 190-193) hebben mijn sympatie voor de man, die een generatie heeft

[pagina 310]
[p. 310]

gedomineerd, verstevigd Hij is voor mij, samen met het moedige episkopaat gedurende de wereldoorlogen, de centrale figuur van dit vijfde hoofdstuk. In ditzelfde hoofdstuk komt de door-braak-gedachte tot een klimaks met de peripetieën van de Katholieke Werkgemeenschap binnen de Partij van de Arbeid, ‘ce qu'on appellera plus tard le pluralisme’ (p. 210).

 

Men herinnert zich de beroering rond het fameus mandement van 1954, waarin de Nederlandse bisschoppen dit soort pluralisme afwezen, of zich in elk geval distancieerden. Misschien zou de tekst van het mandement een grondiger analyse vergen, dan hier is gebeurd. Het stuk is niet alleen belangrijk maar zoals andere bisschoppelijke dokumenten, voor interpretatie vatbaar. Het was alleszins, zoals dit van mei 1966 in België, het laatste in zijn soort. Het ene en het andere leidde impliciet tot een heel nieuwe konceptie van de bisschoppelijke autoriteit die sedert 1962, specifiek in Nederland, de herderlijke verhoudingen tekent. De Nederlandse bisschoppen beleven, sedert de Concilie-tijd, een tragische verscheurdheid heid tussen hun zorg om de band met Rome en hun bereidheid tot luisteren naar hun gelovigen, bij dewelke een sterke polarisatie voelbaar is.

 

Maar aan de toestand na 1962 is in feite de epiloog van dit boek gewijd. Persoonlijk heeft het mij het sterkst geboeid, maar er is kans dat de kultuurfilosoof het hier van de historikus wint. En Brachins werk is wel degelijk een geschiedkundig werk.

 

Zo bemerk ik, tot mijn ongenoegen, dat ik nog niets heb gezegd over de eerste drie hoofdstukken van het boek, die de 16e tot en met de 18e eeuw bestrijken. Er gebeurt ook zoveel dat dit in een recensie niet weer te geven is. En het hoeft uiteraard ook niet. Want een bespreking is een uitnodiging tot lektuur en tot ontdekken. Welnu, het volstaat om bijv. het eerste hoofdstuk te lezen om te beseffen hoe weinig wij over de zeven provinciën en het gebied onder de rivieren weten. Nog minder over de verhoudingen tussen het katolicisme en de Hervorming. T.o.v. de relatieverdraagzaamheid van de Calvinisten, vormde de bloedige episode van de martelaren van Gorcum eerder een uitzondering. Ook aan de latere invloed van het jansenisme worden in dit boek verhelderende bladzijden gewijd.

Het politiek ontwaken van het katolieke volksdeel komt in hoofdstuk III aan de orde en biedt interessant vergelijkingsmateriaal voor de Belgische geschiedenis, wat betreft de ongemakkelijke verhouding met de liberale partij.

Zoals gezegd, eindigt dit boek met een beknopte analyse van de huidige toestand binnen de Nederlandse Kerk. De auteur zoekt naar de diepere gronden voor de krisistoestanden. Tenslotte zoekt hij die in de sterke ghet-to-mentaliteit, die de opgang van het Nederlandse katolicisme lang heeft vergezeld; vandaar dat zelfverdediging op struktureel plan de hoofdaandacht kreeg; vandaar sterke aandacht voor organisatie en een politiek katolicisme. Zich handhaven. Tengevolge daarvan weinig tijd voor reflektie, voor wetenschap en kunst ...en voor teologie. Op dit ogenblik staan alle poorten open, komen alle stromingen binnen, heeft de sterk Rooms gerichte Nederlandse Kerk van het begin van de eeuw een tegenovergesteld refleks, is er tijd voor teologie, ook bij niet-teologen. Vandaar een pluralisme van meningen, vrij van gezagsvrees.

Op zijn minst kan men echter stellen dat de Nederlandse Kerk leeft, als leven beweging is. De oogst aan religieuze publikaties is er ongemeen rijk, rijker dan in Vlaanderen, en vooral, zeer dikwijls van de hand van leken. Misschien had de auteur dit wel kunnen vermelden. Voor de rest lijkt zijn finale analyse mij korrekt, voorzover ze naar specifiek-Nederlandse krisis-oorzaken peilt.

Het teruglopen van roepingen bijv. en andere verschijnselen zal wel met de etiek van de konsumptiemaatschappij te maken hebben en dat is dan waarachtig niet specifiek. Ook daarop kon wel even nader ingegaan worden, alhoewel de auteur aanstipt ‘que la seule différence, c'est que dans notre pays les débats sont portés un peu plus vite sur la place publique - un peu plus violemment aussi peut-être’ (p.230). Ook de recente evolutie binnen de Katholieke Universiteit en de aantrekkingskracht van Marxisme en Maoïsme voor een deel der studenten, is interessant genoeg en verdiende minstens een korte bespreking.

Maar over het aktuele Nederlandse Katolicisme is men nog lang niet uitgepraat en veel is nog niet tot geschiedenis gestold. Dit boek heeft in elk geval meesterlijk een stuk van het Godsvolk op zijn tocht begeleid. De auteurs verdienen de dank, ook en niet in het minst van de Zuidnederlanders, voor wie het bijv. pikant is eraan herinnerd te worden dat de pacifikatie tussen de schoolnetten in ‘Holland’ reeds in 1917 tot stand kwam!

Guido Maertens, Kortrijk

Brachin Pierre et Rogier L.J., Histoire du catholicisme hollandais depuis 1e XVIe siècle, Aubier Montaigne, Paris, 1974.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken