Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 20 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 20
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 20

(1977)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vergeten straat als filmscenario.

Het lijkt erop alsof de Boon-studie langzaam op gang komt. Nadat in de jaren zestig het tijdschrift Komma in de vorm van een boekaflevering Louis Paul Boon de literaire erkenning verleende waarop de in Vlaanderen al te lang miskende en vaak verguisde auteur recht had, verschenen in allerlei tijdschriften bijdragen die een of ander aspekt van zijn omvangrijk oeuvre belichtten. In 1974 verscheen een eerste aparte studie, Het perspectief in Menuet, van Hannemieke Postma-Nelemans. En onlangs publiceerde Paul de Wispelaere, die een van de medewerkers was aan het hierboven genoemde Komma-nummer, een uitvoerig essay Louis Paul Boon, tedere anarchist, een analyse van Boons Vergeten Straat. De Wispelaeres studie, die als ondertitel Omtrent het utopia in Vergeten straat meekrijgt, brengt in de eerste plaats een strikt wetenschappelijke analyse van de struktuurelementen in Boons roman. Daarnaast gaat de essayist nader in op de meer inhoudelijke aspekten van de roroman, door Boon ten onrechte een ‘utopie’ genoemd. Hij tracht tot een definitie te komen van Boons wereldbeeld als schrijversfiguur. Tevens onderzoekt hij in hoeverre de anarchistische ideeën die de hoofdfiguren bezielen overeenkomen met die van historische anarchisten als Fourier, Bakounin, Kropotkin, e.a. In een bondig slothoofdstukje omschrijft hij tenslotte de funktie van Boons ironie.

Vergeten straat onderscheidt zich van alle andere utopieën in de eerste plaats omdat de straat als ideale samenleving niet buiten de aktuele tijd en ruimte gesitueerd is. Daarenboven staat in tegenstelling met de klassieke utopie de konfliktsituatie tussen werkelijkheid en fantasie (i.c. utopie) centraal. De opbouw van de nieuwe maatschappij enerzijds en de onmogelijkheid ervan anderzijds vormen de twee antitetische motieven waardoorvolgens De Wispelaere de onmiskenbare eenheid van vorm en inhoud wordt bepaald. Het aantonen van de organische samenhang tussen vormelementen en tematische aspekten is wat de essayist met zijn studie beoogt. De briljante manier waarop de essayist de struktuur van Vergeten straat ontleed, maakt zijn analyse tot een model van wetenschappelijke literatuurstudie. Achtereenvolgens bespreekt hij o.m. de episodische struktuur, de spreeksituatie waarin ‘ge’ een sleutelpositie inneemt, het standpunt van de verteller, de distantiërende ironie, het gebruik van het presens en de cirkelstruktuur. De vertelsituatie in Vergeten straat kent een dubbel standpunt: nu eens ‘kijkt’ de verteller toe, dan weer ‘weet’ hij meer dan hij ziet, waardoor hij met een vaak ironisch getint kommentaar van het gebeuren afstand neemt. Paul de Wispelaere beklemtoont het filmische aspekt van de ‘kijksituatie’ bij het romanbegin: ‘De indruk is die van een beginnende film, die door een verteller-stem wordt begeleid: vanuit een panoramische opstelling wordt het aanvankelijk globale straatbeeld, als kader van de aktie, langzaam dichterbij gehaald, toont een eerste groepje personages (de spelende kinderen en de oude Sadeleer) in middelgroot plan, om in halve close-up uit te monden bij het huis waarin de kleine Roza opgesloten zit. Zo zouden eigenlijk ook alle verdere taferelen van de roman kunnen worden opgevat als sekwenties van een scenario, en zou de hele verhaalsituatie met filmtechnische termen kunnen worden omschreven’ (p. 16). In dit verband

illustratie
Louis Paul Boon.


verwijs ik naar mijn bijdrage in een vorig nummer van Ons Erfdeel (jg. 18, nr. 1, jan.-febr. '75), L.P. Boon: Ik moest het gefilmd hebben waarin ik de relatie van Boon tot het filmmedium zowel op inhoudelijk als op stilistisch vlak aanstipte. De door De Wispelaere gemaakte vergelijking van de verteller met een kameraman komt beslist niet onverwacht voor wie weet dat Boon een groot deel van zijn werk aanvankelijk als filmscenario koncipieerde. In een persoonlijk schrijven (Erembodegem, 24-3-1974) meldde de auteur me letterlijk: ‘Zo is Vergeten straat in feite als een filmscenario opgevat’, Vandaar ook de O.T.T., die nu eenmaal de tijd van de film is. De Wispelaere verklaart dit presens door het feit dat Boons verteller terzelfdertijd de romanwereld ontwerpt en voorstelt. Soms geschiedt daarnaast het vertellen vanuit het standpunt van een van de personages: naast het ‘kijken naar’ is er het ‘kijken met’. Het onderscheid hoofdpersonages-sekundaire personages hangt hier grotendeels mee samen omdat de hoofdpersonen meer van binnen dan van buiten af beschreven worden, waardoor hun stem soms samenvalt met deze van de verteller. De Wispelaere ziet
[pagina 313]
[p. 313]


illustratie
Paul de Wispelaere.


deze hoofdpersonen trouwens als afsplitsingen van de schrijversfiguur. Een ander voorbeeld van de tegenstelling als struktuurelement is het feit dat de verteller-stem de gewone taal van de straatgemeenschap spreekt maar vanuit een bewustzijn dat zich als ‘alwetend’ organisator van het verhaal buiten en boven de gemeenschap plaatst. Kortom, de antitese is zowel op stilistisch als op inhoudelijk vlak het fundament waarop de gehele roman steunt.

 

Het overige deel van het essay is grotendeels gewijd aan de belangrijke aspekten van de tegenstelling realisme-fantasie, i.c. de utopie van de op anarchistische basis opgebouwde nieuwe maatschappij. De Wispelaere toont aan hoe van bij de opbouw van de ‘straat’ bij de verteller (‘de schrijversfiguur’) elk geloof in het haalbare van de hervorming ontbreekt. Dit tragisch besef is een wezenlijk tema dat in de belangrijkste werken van Boon opduikt en de struktuur ervan bepaalt. Dit is voor de essayist aanleiding om het wereldbeeld van de auteur zoals het in zijn werk naar voren komt te omschrijven. Boons ongeloof in de perfektibiliteit van de mens maakt dat hij elke politieke doktrine en systeem verwerpt. Wat blijft is een intense solidariteit met de onderdrukten. De Wispelaere definieert het als een humanitair socialisme met anarchistische inslag. De oorsprong van dit uitzichtloos pessimisme tracht hij af te leiden uit Boons afkomst en zijn trieste jeugdjaren. Erg belangrijk is dat hij bewijst hoe dit tragisch dualisme, de wil tot het hervormen van de samenleving en het ongeloof in politiek en revolutie, zowel van rechts als van links, de basis vormt van zijn schrijverschap, dat zijn ‘reservaat’ wordt. In zijn twijfel aan de zin van het leven (de vooruitgang) maar ook aan het schrijven als engagement verwerpt en doorbreekt Boon de burgerlijke romantraditie. Ook zijn ironie spruit volgens De Wispelaere voort uit de tegenstelling tussen Boons poging om ‘de mensen een geweten te schoppen’ en zijn wanhoop, door hemzelf uitgedrukt aan het slot van de bewerkte versie van Mijn kleine oorlog: ‘wat heeft het alles voor zin’. Dit besef sluit elk engagement in marxistische zin uit. Vandaar dat Rosanne Germonprez het dan ook in een ongepubliceerde licentieverhandeling kon hebben over ‘Louis Paul Boon en de mythe van het sociale engagement’ (Rijksuniversiteit Gent, 1969).

 

Deze bespreking kan door haar beperkte omvang onmogelijk ingaan op alle aspekten die de essayist in dit uitermate boeiend studiewerk aansnijdt. Zo zou het mogelijk zijn een parallel te trekken tussen Boons wereldvisie en die van De Wispelaere zelf, zoals ze in zijn tekst Een dag op het land die tegelijk met zijn essay verscheen, tot uiting komt.

 

De geïnteresseerde Boon-lezer zal in elk geval heel wat opsteken bij het doornemen van de analyse van Vergeten straat. De overvloed aan citaten, waarmee de auteur zijn studie lardeert, zal hij er op de koop toe bijnemen. Voor al wie zich met de literatuurstudie onledig houdt is Louis Paul Boon, tedere anarchist, een must, die tot verdere studie aanzet. Essayistisch werk dat op een dergelijke verhelderende wijze inzicht brengt in het vakmanschap van een auteur is in onze literatuur al te zeldzaam.

 

Wim de Poorter.

Paul de Wispelaere, Louis Paul Boon, tedere anarchist, 's-Gravenhage-Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1976.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Louis Paul Boon, tedere anarchist. Omtrent het utopia in 'Vergeten straat'


auteurs

  • Wim de Poorter

  • beeld van Louis Paul Boon

  • beeld van Paul de Wispelaere