Ons Erfdeel. Jaargang 20
(1977)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdGeertjan van Oostende en het verzamelen als onderdeel van de artistieke kreatie.Aan de wand hangt een half geopend kastje: het is intiem, wat primitief. Er in, als een kostbaar bijou, een vitrine waardig: een trechter in ruststand met de brede mond omlaag. Betekent de trechter alleen maar trechter? Waarom staat hij in een kastje? En welke etser zette hem erin met zo weinig zwarte lijnen? Het aanbod van Anton Heijboer. Geertjan van Oostende (1941) stamt uit een hugenotenfamilie. Zijn moeder was gereformeerd en zeer godsdienstig; ze sloot zich aan bij de Pinkstergemeente, die een emotionele benadering van de religie praktiseert. Toen hij zeventien was, stierf zijn vader. Hij bezocht (na vier jaar lyceum) van 1961 tot '64 de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam, waar hij bij Ab Sok de opleiding grafiek volgde. In deze jaren verzamelde hij fossielen en kristallen, natuurprodukten bij uitstek. Miljoenen jaren hadden aarde, water en zwaartekracht eendrachtig gewerkt om ze hun vorm te geven. Nooit waren ze aan elkaar gelijk en iedere variant op zijn weg waar de natuur bijzondere zorg aan had besteed, voegde hij bij zijn kollektie. Ook scherven ging hij verzamelen en een heel ander kultuurprodukt: thonetstoelen. In 1964 vestigt hij zich in een Noordhollandse stolpboerderij te Landsmeer (landelijk plaatsje 6 km. boven Amsterdam), die De Deijsselhof gedoopt wordt. Wat later voegt zich Ben d'Armagnac, de toekomstige omgevingskunstenaar, bij hem en samen knappen ze de boerderij op. De thonetstoelen, die wegens ruimtegebrek in Amsterdam aan de muur waren opgehangen, staan nu verweesd in het reusachtig vakuüm van de stolp. Het is het vierhoekig grondplan, de kubusvorm van deze stolp, met zijn piramidale dak, die een rol zullen gaan spelen in het grafisch werk van Geertjan van Oostende. Ook de bewoners zijn simbolisch vertegenwoordigd. Dit kontakt met het eigen dagelijkse bestaan zal een van de kenmerken blijven van het werk van Geertjan van Oostende. Veel grafiek ontstaat er in deze periode overigens niet. In augustus van dat jaar maken Geertjan van Oostende en Ben d'Armagnac kennis met de grafikus Anton Heijboer, die 4 km. verderop woont, in Den IIp. Met Maria vormt hij een leefgemeenschap, waar zich in die tijd Lotti bij zal aansluiten. Wrakstukken van drijfhout en stenen hebben bij Heijboer een betekenis, en vormen, samen met de primitieve behuizing, een bolwerk tegen de wereld. De dingen krijgen een waarde toegemeten die losstaat van die welke in de samenleving geldt. In zijn grafisch werk biedt hij levensbeelden waarin zijn pijnlijke verleden met ervaringen in een werkkamp te Berlijn en in de psichiatrische kliniek Santpoort, met zijn ouders en daartegenover zijn leven met de vrouwen worden afgewogen. De figuren zijn tot hiërogliefen teruggebracht; teksten verduidelijken de boodschap. De kontakten van de twee kunstenaars
‘De groei van het geweten’ door Geertjan van Oostende
(droge-naaldets, 40×50, 1968/70). met Heijboer zijn veelvuldig en intens. Goeroe Heijboer stelt hoge etische eisen aan zijn discipelen en deze gaan zich aanpassen in levenswijze, kleding en voeding. Hij geeft toe dat hij van hen gebruik maakt, stelt anderzins zichzelf bruikbaar. Steeds opnieuw biedt hij de mogelijkheid te kiezen voor zichzelf of voor de wereld. In november neemt Geertjan van Oostende afscheid, overtuigd ook afstand te moeten doen van een absolute wijze van bestaan. Terwijl Ben d'Armagnac zich voorlopig met Heijboer, Maria en Lotti blijft bewegen in het magische gebied tussen Landsmeer, Den IIp, de Afsluidijk en Galerie Espace in Amsterdam (die Heijboer vertegenwoordigt ‘in de wereld’), trekt Geertjan van Oostende naar Amsterdam en neemt van het verleden als materiële bagage alleen de lito-pers en een poes mee. Tot de niet tastbare bagage behoorde o.m. het inzicht dat alles wat gebeurt zijn betekenis heeft. Op weg naar Amsterdam, trof Geertjan van Oostende op straat een hinkelbaan aan waarin de letters G V, door hem geïnterpreteerd als Geen Verwachting. De grafikus, die de werkelijkheid emotioneel benadert, zoals zijn | |
[pagina 794]
| |
moeder de religie, was door Heijboer gesterkt in zijn neiging tot simbolische intrepretatie van die realiteit. Na een periode waarin hij zich terugtrok in de bossen van Lieshout (N.B.), vestigde hij zich in 1965 in de Ooy-polder bij Nijmegen, in een toren op een terp. | |
De plattegrond van leven en werk.Het werk dat hij hier vervaardigde, verschilt niet wezenlijk van dat wat hij twee jaar later zou maken op de Heilig-Landstichting (tegen Nijmegen aangebouwd), waarschijnlijk omdat er overeenkomst school in de beide woonsituaties. In het landelijke Ooy mocht hij een kubus bewonen van een gebouwenkompleks met kapel, in de Landstichting betrok hij, minder ruraal, met zijn vrouw, Willy Mellema, een vrijwel vierkant klaslokaal. Het kwadraat van drie achtereenvolgende behuizingen kreeg in zijn werk een verdichte betekenis; anderzijds kwam het leven in het teken van de in zijn grafiek geprojekteerde kubus te staan. Zo werd de zoon in een kubusvormige kamer gelegd. Opnieuw was Geertjan van Oostende stenen gaan verzamelen, maar ook plattegronden, samenhangend met zijn aandacht voor het grondplan van zijn onderkomen. Het grondplan is basis, ook voorwaarde voor het leven. Het staat dicht bij de aarde en wordt door haar geschraagd. Deze plattegronden, vooral van steenfabrieken uit de Ooy, zouden zijn werk van 1965 tot '68 inspireren.
Het zijn veelal tekeningen van een meter hoog - sommige zijn echter meters lang - waarop de langgerekte plattegrond van een steenfabriek met teer werd aangegeven; vaak zijn ze voorzien van teksten. Vanaf '67 zou Geertjan van Oostende met teer signeren ‘H(oly) L(and) Foundation’; deze geografische aanduiding had een semantische en een artistieke taak. De tekening werd opgeplakt zó dat de rimpels die bij het plakken ontstaan niet bestreden maar uitgebaat werden. Soms kwamen twee plattegronden met een verschillende as over elkaar heen te liggen zodat ze elkaars bedoeling versluierden of juist versterkten, of kwam een stuk van de achterkant, uitgescheurd en opgeplakt, het patroon van de voorkant verstoren. Allerlei stukjes in kamoeflage-kleur werden opgeplakt en doordat de tekeningen meestal op de grond werden vervaardigd, hielpen voetafdrukken van huisgenoten en huisdieren mee het werk te voltooien. Een archaïsche patine ontstond, bruin en blond, zoals bij de mooiste kiezels uit de verzameling. Het resultaat, kompleet met teksten, herinnert aan de etsen van Heijboer. Bij Geertjan van Oostende wordt de inspiratie uit het dagelijks leven bovendien nog versterkt doordat hij tekent met teer, het materiaal van loodgieters en wegwerkers. | |
De kubus: woonruimte, vorm, simbool.Uit de plattegronden van de Ooy groeiden organisch de kubussenGa naar eind(1) van de Landstichting doordat Geertjan van Oostende het vierkant van zijn woonruimte, zijn grondplan, in onderdelen uiteenlegde tot een langgerekte kompositie. Gewoonlijk is bij die delen een ontvangende vorm met een rechthoekige holte aan te wijzen en een gevende met een uitsteeksel dat suggereert in het andere te passen en er naar toe te willen: een erotisch simbool. Op dit basis-gegeven varieerde Geertjan van Oostende telkens weer en steeds vrijer: negatieve vormen die geen antwoord krijgen, positieve waarbij het antwoord niet past. Op elkaar gerichte vormen die nooit sluitend te maken zijn. Vormen met de rug naar elkaar toe. Een reeks grote vormen boven kleine. In kollages, etsen, droge naalden en tekeningen werd dit elementair gegeven van de kubus, tegelijk zulk een ernstige betekekenis-drager, gevarieerd. Het blad was vrij wat zindelijker als de morsige plattegronden daarvóór, maar toch werd aan spetters, vingerafdrukken, vlekken en een zekere grijsheid van de afdruk waarde toegekend. De lijn wordt voor de droge naald, de ets en de lito, steeds met de hand getrokken; het is juist die lijnvoering die het werk bepaalt. Deze doet geen afbreuk aan het sterk bouwende karakter van de ongeveer tachtig prenten, tekeningen en kollages waarin een ruimtelijke kubus twee-dimensionaal wordt uitgevouwenGa naar eind(2); in de architekturale opzet leeft de vroegere plattegrond door.
Tot de prenten met de ontlede kubus hoort De groei van het geweten (1970, 40×50 cm, droge naald)Ga naar eind(3). Hierbij zijn de onderdelen getekend in verschillende maten en komplekse vormen. De onderste tekens zijn eerder verwant aan de mini-wereld van de speel-kubus, de bovenste aan de architektuur. Het geweten groeit, naar boven toe; bij de grote midden-vorm bereikt het een evenwicht. Pas de bovenste grafiek toont het open, onbevooroordeeld gericht op de wereld. | |
De trechter: van objekt tot simbool.Wonen, artistiek werkzaam zijn en een kind behoeden in één lokaal: dat kan alleen in het voorportaal des hemels. Geertjan van Oostende en zijn vrouw verhuisden in '68 naar Nijmegen. Toch zag de grafikus ook daar kans terecht te komen op de grens van het archaïsche en het nieuwe: in de Nijmeegse beneden-stad die, verkrot, voor de sloop bestemd was. Dat hier markante woonwijken door bulldozers zouden worden weggeschept, wekte zijn woede en die van vele anderen. Met al zijn middelen bestreed Geertjan van Oostende het voornemen van de gemeente Nijmegen: er ontstonden kollages en droge-naalden | |
[pagina 795]
| |
‘Je dagen zijn geteld’
door Geertjan van Oostende (Lito, 77×52, 1971). van volledig dichtgetimmerde huizen, van dakkapellen en gootsistemen, waarbij de woede ook in de taal een neerslag vond ('68). Overigens beschikte Geertjan van Oostende weer over ruimten waarin verzamelingen ondergebracht konden worden. Tegen de muur werd landbouwgereedschap gespijkerd waarvan hij de vorm bewonderde: oude Franse en Spaanse hooivorken, een zeef en een eg. Die zeef, waarmee hij dagelijks gekonfronteerd werd. ging een rol spelen in zijn grafisch werk: in de jaren '70 ontstonden etsen waarbij het ruitpatroon van de zeef een belangrijk struktureel element vormde, b.v. in de ets Grote grauwsluier (1972), waarbij de zeef een grauwe stippelregen doorgeeft aan de aarde. Ook verzamelde Geertjan van Oostende oude gezelschapspelen en antiek speelgoed. De trechters tenslotte vormen een verzameling op zich: grote, kleine, verroeste geëmailleerde, lange, brede getuigen van hun dienst in gezin, apoteek, boerderij. De trechter is een belangrijk motief in het werk van Geertjan van Oostende tussen 1968 en '74; hij zou een verbond sluiten met de kubus en die geleidelijk aan van het voorplan verdringen. Zo maakt Geertjan van Oostende in 1970 een drogenaald waarop aan een kleine kubus een groot vierkant hangt. Binnen deze zware lijnen een dun ingekraste trechter, dit keer andersom, waarop een vierkant als een ondiep kastje; zo wordt dit door beide trechters behoed, in plaats dat het kastje de trechters bergt. Wat later ontstaan lito's en etsen waarop de trechter het belangrijkste gebeuren vormt. Soms is hij van vleugels voorzien. Soms rijst hij monumentaal op, gevangen in een witte vorm, een negatief, dat er ook als een trechter uitziet. De trechter is dan al lang aan zijn beperkte huishoudelijke betekenis onttrokken en tot simbool verdicht. Het deel dat ontvangt en verzamelt kan als vrouwelijk beschouwd worden, het smalle deel dat de vloeistof doorgeeft als het mannelijke. Het eerder vermelde kastje betekent, blijkens een titel, het Nederlandse landschap; de trechter, daarin geplaatst, moet dan verwijzen naar een pastorale. Zoals Klaas Gubbels tafels metamorfoseert tot wezens, krijgen de trechters betekenis en zelfstandigheid; ze kondigen vrijheid aan (de bevleugelden) of dreiging, b.v. de lito Je dagen zijn geteld (1971, 77×52). De trechter staat hierop met de brede tuit omlaag; uit slechts één van de negen dubbelvleugels, de enige witte, kan eliksir dringen in de trechter. Een associatie met een zandloper ontstaat, waarvan ook de korrels beperkt ‘geteld’ zijn. De andere acht dubbelvormen zijn inktzwart en vol dreiging. De grafikus, wiens werk bij iedere nieuwe ontwikkeling een spanningsrelatie te zien gaf tussen de werkelijkheid waarvan het vertrok en de verbeelding waarnaar het op weg was -, vervaardigde in 1976 een reeks van zestien droge-naalden, maar 20 cm hoog, waarop realistisch en in het midden, proper en parmantig, één vertegenwoordiger van
‘Voor mijn geest, niets meer veilig’ door Geertjan van Oostende (potloodtekening, 97×73, 1976).
dit gereedschap. Uit de reeks spreekt humor, evenals bij Hugo Duchateau wanneer die zich laat inspireren door zijn schildersmateriaalGa naar eind(4). Al in 1951 en '52 vertrok Lipchitz van de vorm van zijn gereedschap voor zijn spirituele bronzenGa naar eind(5); het was de beeldhouwer die van de drie kunstenaars het krachtigst ingreep in de bestaande realiteit. | |
Zweden.In de zomer van 1976 maakte Geertjan van Oostende met Jan Hein van Rooy en Ine Klein een studiereis van drie maanden door Zweden; deze leverde een reeks droge-naalden op en veel tekeningen, die even gretig tot stand kwamen als de verzamelingen en het op plattegrond, kubus en trechter geïnspireerde werk. Het is opnieuw de realiteit, dit keer de natuur, die inspireert. Steeds plaatst Geertjan van Oostende het gevulde tegenover het lege, bewerkt tegenover open, zwart tegenover wit. Dit wordt des te begrijpelijker daar foto's mede als geleiders van de inspiratie dienden. Zo is in de potloodtekening Voor mijn geest, niets weer veilig (76, 97×73) het massieve Zweedse rotslandschap in het midden luchtig aangegeven met (realistische) kontoeren, maar daarbo- | |
[pagina 796]
| |
ven, in de lucht, is het opgericht als een gedenkteken met de massiefheid en strengheid van een piramide. Vorm en plaats stoelen niet op de werkelijkheid maar op de vermetelheid van de verbeelding, die op deze wijze beter het overheersen van de steenmassa's kan uitdrukken, - én op de inwendige eisen van de tekening. Alleen de laatste golden toen Geertjan van Oostende bij de onderste rotsaanduiding een klein spiegelbeeld van het massief aanbracht.
In Zweden (1976, 70×50, droge naald is, sterker dan in Voor mijn geest, niets meer veilig de verbeelding aan de macht. In de verschillende perioden tot nu toe verdichtte het realisme zich steeds weer tot essentialisme en simboliek. Wat essentie van rots genoemd zou kunnen worden, is een driehoekige (dubbel)vorm, die donker en uiterst fijn geets, naar beneden wijst. Daarboven het negatief hiervan: witte stilte, alleen door lijnen aangegeven. Als Geertjan van Oostende de partijen had verwisseld, zou een realistische weerspiegeling van een rots in het water ontstaan zijn; nu heeft de verbeelding de leiding genomen. Ook de onderste partij is een kombinatie van abstraktie (het vierkant) en realiteit (de wilde bloei). Het ongerijmde daarbij is, dat het vierkant als vanzelf ontstaat uit de vegetatie. - De titels, bij Geertjan van Oostende meestal kreatief en poëtisch, zijn bij het werk uit Zweden nog niet altijd geïndividualiseerd. De reeks uit Zweden is op dit moment, tot in de taal toe, nog in ontwikkeling. | |
Een romantikus en zijn verzamelingen.Het verzamelen dat Geertjan van Oostende doet en dat inherent is aan zijn kunstenaarschap, stelt degene die zich in zijn werk verdiept, voor problemen. Want geldt verzamelen, kultuurhistorisch gezien, niet als een late fase? Moet heel zijn werk daarom niet gezien worden als een eindpunt van kultuur? Als men de objekten die de grafikus verzamelt, in gedachten bijeenzet, krijgt men, ondanks de schijn van tegendelen, toch een beeld van een gerichte keus: stenen, fossielen en kristallen als natuurprodukten, die miljoenen jaren oud zijn; landbouwgereedschap, dat een voorwaarde vormde voor het bestaan; plattegronden, die markeren waarop het leven zich kon afspelen; kinderspeelgoed, gebruikt door de mens in een fase waarop de kultuur zijn stempel nog niet op hem gedrukt heeft; oude gezelschapspelen, gebruikt door de mens die de neigingen van het kind niet afgelegd heeft; trechters, geadeld door het gebruik en verroest door de tijd; thonetstoelen uit bruine café's, waar men nog eet aan ongedekte houten tafeltjes; fetisjen, die dienst deden om het kwaad te bezweren en de goden gunstig te stemmen. Overwegend verwijzen de verzamelingen naar een beginfase, welke dan ook. Op verbinding van het werk met een vroeg stadium van de kultuur kan het simbolische karakter van dat werk wijzen (van plattegrond over kubus naar trechter) en wijst het zien van tekens in dagelijkse handelingen als waren het voorzeggingen; zulke tekens worden in het oeuvre verwerkt. Sommige tekeningen of delen ervan werden Geertjan van Oostende aangereikt in de droom, vooral tijdens de periode van de plattegronden, in de Ooy vervaardigd. Dit wijst op een bezwerend, niet op een berekenend bezig zijn. Alles wat met autentieke magie te maken heeft, wekt bij Geertjan van Oostende respekt en soms huiver; hij gelooft in de krachten die Afrikaanse stammen aan rituele objekten toekennen. De vormen van de tientallen fetisjen uit zijn kollektie, afkomstig uit Dahomey en Yaka zijn van invloed op zijn werk.
‘Moeder’ door Geertjan van Oostende (droge-naaldets 70×50, 1976).
De grafikus benadert zijn onderwerp emotioneel; hij werkt eraan met een soort van absolute toewijding. Daarna is hij zeer moe, overgegeven aan de moeheid als een kind.
Tijdens het tekenen en graveren is hij horizontaal bezig; vaak bewerkt hij de plaat zelfs op de grond. Van dit kontakt met de aarde is hij zich bewust.
Het produkt heeft voor hem geen omheinde waarde, geen of weinig waarde op zich: ets en lito ontlenen hun betekenis aan de herinnering aan een waardevolle emotie, aan de relatie die tijdens het werken ontstond en aan de verhouding die er zal groeien tussen het werk en de toekomstige bezitterGa naar eind(6). Alles bijeen redenen te over om het werk dat zich bij sommigen - mede door zijn sobere lijnvoering - wellicht aandient als matematisch en rationeel, toch overwegend onder te brengen bij de romantiek.
José Boyens. | |
[pagina 797]
| |
Biografische gegevens:1941 Geboren te Utrecht. Montessori-lyceum (4 jaar) te De Bilt. 1961-1964 Amsterdam, Kunstnijverheidsschool (nu: Gerrit Rietveld-akademie) bij de grafikus Ab Sok. 1964 Ontmoet Ben d'Armagnac, environment-kunstenaar, met wie hij gaat wonen in een Noordhollandse stolpboerderij te Landsmeer. Maakt, samen met Ben d'Armagnac, kennis met Anton Heyboer die in een zelfgekozen isolement met Maria in Den IIp woont; intensief kontakt van augustus tot november, daarna afscheid. 1965 Woont teruggetrokken in Lieshout (N.B.). 1965-1967 Woont in de Ooy-polder, een natuurgebied, in een torengebouw op een terp. 1967 Huwelijk met Willy Mellema. Het echtpaar gaat klandestien wonen in een schoollokaal op de Heilig-Landstichting bij Nijmegen; het lokaal was als atelier toegewezen. Geboorte van een zoon. Geertjan van Oostende signeert met H.L.F.: Holy Land Foundation. 1968-Nu Nijmegen, beneden-stad, die steeds meer verkrot en bestemd is voor de sloop. Lessen aan de amateurs van de Vrije Akademie te Nijmegen (De Lindenberg). 1969 Geboorte dochter. 1971 Studiereis door Amerika, 3 maanden. 1976 Studiereis door Zweden, 3 maanden.
Adres: Lange Brouwersstraat 2b, Nijmegen. | |
Verspreiding werken:Tekeningen en/of grafiek (ets, droge naald, lito) in het Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam en de Technische Hogeschool aldaar, de Universiteit van Nijmegen en het gemeentelijk museum De Commanderie aldaar, het Gemeente-museum te Arnhem, de Openbare Bibliotheek te Gendt (Gelderland), het Museum Van Bommel-Van Dam en de kollektie Tromp-Meesters, beide te Venlo. Voorts in tientallen privékollekties in Nederland, België, Zwitserland, Amerika. | |
Opdrachten:De grafikus kreeg ongeveer vijftien opdrachten, vooral voor het maken van prenten, van overheid, semioverheid, bedrijven en instellingen. | |
Galeries:Op verschillende plaatsen is het werk van Geertjan van Oostende permanent te bezichtigen en te koop: Amsterdam, Printshop Piet Clement. Groningen, Galerie De Mangelgang. Arnhem, Galerie De Rietstal. Mook, Galerie De Biesselt. | |
Oplage:Om het karakter van handwerk nadruk te geven beperkt de grafikus zijn oplagen gewoonlijk tot 9 of 15 eksemplaren. - Hij maakt ook boeken in een oplage van één eksemplaar; daarvoor versnijdt hij grafisch werk zó dat hij de voorstelling niet eerbiedigt, maar koepeert. Tot nu toe heeft hij 12 van zulke boeken, vooral in oblongformaat, vervaardigd. | |
Individuele (I) en groepstentoonstellingen:Ga naar eind(*)1964 Amsterdam, Stedelijk Museum. Utrecht, Achter Sint-Pieter (i). 1966 Nijmegen, Gemeentemuseum De Waag. Nijmegen, het Besiendershuys (i). 1967 Zeist, Nederlandse Kunststichting. Utrecht, Kunstliefde (i). 1968 Arnhem, Galerie 't Spijker. Arnhem, Gemeentemuseum. 1969 Rotterdam, Rotterdamse Kunststichting, Kunstzaal Zuid met Rob Terwindt (i). Nijmegen, Gemeentemuseum De Waag. 1970 Nijmegen, het Besiendershuys (i). 1971 Micanopy (Florida, U.S.A.), Modern Art Centre (i). 1972 Arnhem, Gemeentemuseum. Nijmegen, het Besiendershuys (i). Arnhem, Galerie De Rietstaf, met Gerard Bruning (i). Zeist, Nederlandse kunststichting. Hapert (N.B.), Bellfires. Arnhem, Gemeentemuseum (i). 1973 Rotterdam, De Doelen, Rotterdamse Kunststichting. Leeuwarden, Galerie Van Hulsen. Pirana (Tsjechoslowakije), Galeria Civica. Arnhem, Gemeentemuseum, Gelderse Kunstkalender. 1974 Nijmegen, straatmuseum t.g.v. opening Stedelijk Museum De Commanderie. 1975 Amersfoort, Galerie Valk (i). Arnhem, Galerie Knoef, met Klaas Gubbels (i). Nijmegen, Galerie Yann Grim (i). 1976 Eersel (N.B.), Galerie De Ruimte, met Peter van de Locht (i). Rotterdam, Kunstzaal Zuid, met Dies de Jonge (i). Zwolle, De Librije. Arnhem, Gemeentemuseum, 10 jaar Grafisch Centrum. 1977 Arnhem, Galerie De Rietstal. Mook/Ubbergen, Galerie De Biesselt, met Peter van de Locht (i). Zwolle, Librije. | |
Bibliografie:Ga naar eind(*)- Maarten B[eks], Ooy: navel der wereld. Geertjan van Oostende in Besiendershuys, De Gelderlander, 10-2-1967. - Adri Laan, Geertjan van Oostende met succes op zoek naar nieuwe vormgeving, De Gelderlander, 4-1-1969. - Cees van der Geer, Tegenstelling in kunstzaal ‘Zuid’, De Schiedamse Courant, ± 20-9-1969. - Koos Tuitjer, Geert Jan van Oostende: ‘De mens is nu eenmaal verzameldier bij uitstek’, De Gelderlander, 23-6-1972. - Leen van Weelde, Nu grafiek in Gelderland nu, Gelderland nu, nov. 1976. - Geertjan van Oostende, Jan Hein van Rooy, dr. Paul Hefting, Gravad Laxe, (f 20, -) Nijmegen, 1977 (boek met foto's, tekeningen, etsen, droge naalden van de twee grafici, met een inleiding en dubbel-interview van P. Hefting). |
|