Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 31 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 31
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 31

(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het woord van eer.
Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400

Het klassieke beeld van onze vroegste literatuur - nog steeds ijverig doorgegeven via de middelbare school - vertoont een explosie van geniale creativiteit en originaliteit in Vlaanderen vanaf de 12e eeuw, op de voet gevolgd door het al even dynamische Brabant in de 13e eeuw. Het Noorden van ons taalgebied zou pas laat (omstreeks 1400) literaire mondigheid tonen in het werk van Dirc Potter; de man is echter ook meteen de hekkesluiter van een periode van gisting en verval, een periode waarvan hij de geest weerspiegelt samenvat...

Deze voorstelling is van de Vlaamse jezuïet J. van Mierlo (19492), maar wordt in de jongste literatuurgeschiedenis, het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde (19705) dapper (soms letterlijk) nagepraat. Het beeld is dringend aan revisie toe. Voor de late middeleeuwen, en juist in het zo stiefmoederlijk behandelde Noorden, is dat werk onlangs gebeurd... en grondig!

De Leidse hoogleraar oudere letterkunde, F.P. van Oostrom, heeft in een indrukwekkende synthese, waarin tientallen nieuwe gegevens zijn verwerkt, duidelijk gemaakt dat het Hollands-Beierse hof als centrum van literair leven geenszins de zompige negorij blijkt te zijn waarvoor het middeleeuwse Holland met zijn bodemgesteldheid vaak wordt versleten (p. 277). Integendeel, het gravenhof is een cultureel milieu met allure, op het peil van de internationale hofcultuur van zijn tijd... en men vergete niet: dit is de flamboyante tijd van de Boergondiërs!

De literaire bloei aan het Hollandse hof is het gevolg van een samenloop van een aantal factoren (zie uitvoeriger het vorige nummer van Ons Erfdeel). Toen de waanzinnige Willem V in 1358 op een zijspoor werd gerangeerd en zijn broer Albrecht van Beieren de macht overnam, begon dank zij de krachtige persoonlijkheid

illustratie

F.P. van Oostrom (o1953).


van Albrecht zelf en van diens zoon en opvolger Willem VI (†1417) een periode van relatieve rust en economische voorspoed, die meer dan een halve eeuw zou duren. De graaf vestigde zich met vorstelijke praal in Den Haag, waar meteen een kanselarij als administratief zenuwcentrum van het hof werd uitgebouwd. De graaf en een deel van zijn gevolg spraken van huis uit Duits, wat, mits enige soepelheid, de communicatie met de Hollandse onderdanen bevorderde, zeker in vergelijking met de vroegere, 14e-eeuwse graven die Franstalig waren (de Henegouwse dynastie). In dit gunstige klimaat ontstond er aan het hof een bonte variëteit van Middelnederlandse teksten die een manifest Duitse kleuring vertonen, een literatuur die bovendien vele malen boeiender is dan de traditionele overzichten voor mogelijk houden.

We treffen er tussen 1383 en 1408 de reizende voordrachtkunstenaar Willem van Hildegaersberch, een dichter om den brode, jawel, maar dan een met een veel genuanceerder profiel dan Knuvelder hem negatief afschilderde (‘door financiële afhankelijkheid gedwongen tot ogendienarij’). Enkele deerlijk verminkte bladen perkament met een 24-tal liederen met muzieknotatie doen vermoeden dat er aan het hof omstreeks 1400 een levendige cultuur van hoofse minneliederen bestond, die gedeeltelijk kan worden gereconstrueerd op grond van het Haagse liederen-handschrift. Verder is er het nau-

[pagina 102]
[p. 102]

welijks bestudeerde heraldische en historische werk (grotendeels bewaard in prestigieuze autografen!) van de heraut Gelre/Beieren, een intimus van de graaf die bijzonder goed thuis blijkt te zijn in het oeuvre van Jacob van Maerlant, die veel vroeger al zijn dichterlijke sporen aan het Hollandse hof had verdiend. In geleerdheid troonde de dominicaner theoloog Dirc van Delft torenhoog uit boven het Haagse hofgezelschap, maar toch probeerde hij in een soort religieuze encyclopedie, de Tafel vanden kersten ghelove, de christelijke leer en moraal systematisch, helder en met begrip voor de hofsituatie te populariseren voor een publiek van ‘wereldlingen’. Het leverde een meesterwerk op (en dat beaamt ook Van Mierlo, die de geleerde Dirc als de eerste grote Noordnederlandse schrijver beschouwt, in zeggingskracht zelfs de meerdere van Ruusbroec!). Tenslotte is er de opportunistische carrièrejager, maar tevens bijzonder complexe persoonlijkheid, Dirc Potter, secretaris en diplomaat van de opeenvolgende graven, die in Der minnen loep (de ontwikkelingsgang der liefde) op een vaak humoristische wijze een nieuw, zij het nog schuchter, modern geluid laat horen en de latere burgermoraal aankondigt.

Van Oostroms boek heeft de niet geringe verdienste zowel de vakspecialist als de ‘gewone’ lezer te boeien. De mediëvistneerlandicus zal hier niet alleen voor het eerst een (niet te onderschatten) reeks nieuwe gegevens ontdekken, maar kan niet anders dan onder de indruk komen van de methodologische vernieuwingen van het boek. De winst die gehaald wordt uit het op elkaar betrekken van teksten die in hetzelfde milieu zijn ontstaan, komt pas ten volle tot haar recht als je Van Oostroms literaire panorama met dat van Van Mierlo vergelijkt. In diens literatuurgeschiedenis moet je de Hollandse dichters bij elkaar zoeken door onder de meest diverse rubrieken als ‘hoofse lyriek’, ‘godsdienstige lering’ ‘kortere verhalen’ te gaan kijken. Van intertekstuele verbanden en wisselwerking, van profilering van de individuele werken tegenover eenzelfde mentaliteit (de eerbekommernis) kon bij een genre-indeling als die van Van Mierlo nauwelijks sprake zijn. Van Oostrom heeft bovendien binnen de Middelneerlandistiek het begrip literatuur uit de beknelling van de ‘binnentekstualiteit’ gehaald, zonder evenwel de esthetische component in het literaire communicatieproces te verwaarlozen. Zodoende stuurt hij aan op een vruchtbare samenwerking tussen literatuurhistorici en historici ‘pur sang’, waarbij voor alle partijen ‘eer’ te behalen valt (ik ben er overigens van overtuigd dat geen enkele mediëvisthistoricus zijn boek ongelezen mag laten!). Tegenover deze verdiensten is alle detailkritiek (die ik hier en daar heb), naijverige vitterij, vrees ik.

Ook de doorsnee-lezer komt in Van Oostroms boek ruim aan zijn trekken. De auteur formuleert verbluffend helder en speelt op een meesterlijke wijze met de taal, zodat zijn werk vlotter leest dan het gemiddelde produkt van de recente middeleeuwengolf: een heel ongewoon samengaan van modern wetenschappelijk onderzoek en creatief essay. Van Oostrom lijkt me de doorsnee-lezer wel te overschatten, waar hij een aantal citaten niet vertaalt. Jammer is ook de ietwat té Hollandse gerichtheid van het boek. Wanneer de auteur naar zijn lagere-schoolherinneringen verwijst i.v.m. de Hoekse en Kabeljauwse twisten (p. 12), is dit, denk ik, toch wel heel hoog gemikt, zeker voor een lezer in Vlaanderen. Maar nogmaals: niets dan lof voor deze studie, die m.i. enkel in superlatieven beschreven kan worden!

J. D. Janssens

f.p. van oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400, Meulenhoff, Amsterdam, 1987, 374 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400


auteurs

  • Jozef D. Janssens

  • beeld van F.P. van Oostrom