Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 31 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 31
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 31

(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ik was te bissie...

Ruim twintig jaar geleden is Mevrouw Daan in de Verenigde Staten op zoek gegaan naar ‘overblijfselen van het Nederlands..., in de hoop in Amerika te vinden wat in Nederland en België niet meer mogelijk was: stadia van het Nederlands en de streektalen uit het verleden, oudere stadia die vergelijkingsmateriaal zouden bieden voor wat in Nederland en België was verzameld’ (p. 10). Dat gebeurde op het moment dat de sociolinguïstische methodologie nog in de kinderschoenen stond. En daarom is de zoektocht van Daan zonder neer pionierswerk geweest. Anderzijds is die omstandigheid er de oorzaak van geweest dat het materiaal niet

[pagina 464]
[p. 464]

volgens de lijnen van een strakke onderzoeksopzet werd verzameld. Als Daan zich daar misschien op het moment van het verzamelen zelf niet van bewust is geweest, dan heeft zij zich er zeker bij haar kennismaking met de zich ontwikkelende sociolinguïstiek rekenschap van gegeven, dat men van de analyses van het materiaal achteraf dingen zou verwachten die wegens haar methode van materiaalverzameling niet of nauwelijks te realiseren waren. Het dilemma waarvoor zij daardoor geplaatst is, heeft haar er kennelijk een hele tijd van afgehouden het verzamelde materiaal nader te bestuderen. Haar kennis en de ontwikkelingen op het terrein van de diglossie, de code-switching, de correlationele variatie, het taalverlies, de functies van taalvarianten en de taalattitudes hebben haar ervan weerhouden de Amerikaanse gegevens op een ‘ouderwetse’ manier te bestuderen. Anderzijds kon zij, zich op nieuwe wegen begevend, ‘slechts een indruk geven van de achtergronden en mogelijkheden die dit materiaal biedt’ (p. 13). De aanwezigheid van het dilemma is dan ook in het nu gepubliceerde boek duidelijk merkbaar. Deze eerlijkheid is te prijzen.

Men kan het jammer vinden dat het project niet systematischer kon worden opgezet. De kennis die we nu hebben zou dat mogelijk maken. Maar het is zeer de vraag of de materiële middelen ook nu nog te vinden zouden zijn om het uit te voeren. Bovendien, zo stelt Daan, is het niet uitgesloten dat allerlei aspecten van de taalsituatie van de Amerikaanse Nederlanders (of Nederlandse Amerikanen) misschien wel langs kwantitatieve weg nauwkeuriger vast te leggen zijn (‘één werk dat met technische hulpmiddelen, ijver, doorzettingsvermogen en veel slimheid misschien te klaren is’), maar blijft het toch nog de vraag ‘of de uitkomsten dan werkelijk “hard” zijn of alleen een zekere mate van waarschijnlijkheid hebben’ (p. 13).

Bescheiden wordt het boek nu gepresenteerd als een overzicht van ‘de min of meer geslaagde pogingen’ die in de loop der jaren gedaan zijn om de gegevens van het corpus ‘op verschillende manieren zo te ordenen dat algemener conclusies getrokken (...). Bij dit ordenen drongen zich twee vragen steeds weer naar voren. In de eerste plaats de (...) vraag naar de mogelijkheid om vast te stellen waar taalwisseling plaats heeft en op welke plaatsen in de zin dit kan gebeuren. En in de tweede plaats de vraag naar het onderscheid tussen algemene en persoonlijke taalkenmerken’ (p. 14).

In vijf hoofdstukken is het nodige bijeengebracht om te laten zien wat er op die vragen geantwoord kan worden en om duidelijk te maken wat de moeilijkheden daarbij zijn. Eerst wordt een beeld gegeven van allerlei aspecten van de emigratie (oorzaken, redenen, streek van herkomst, verwachtingen) en worden omstandigheden geschetst waarin het leven in het nieuwe land zich afspeelde. Daarbij worden zowel collectieve ervaringen als persoonlijke, individuele elementen van de beleving daarvan beschreven. Daan is immers van oordeel ‘dat elke emigrant en ieder van zijn nakomelingen hun eigen geschiedenis hebben gehad. En daarvan was weer het gevolg dat ieders taalgebruik, zoals dat later werd vastgelegd, eigen verschijnselen vertoonde’ (p. 32).

In het tweede hoofdstuk wordt de vraag beantwoord wat er op te sporen is van de taalgeschiedenis en de taalontwikkeling. Er wordt een algemeen overzicht gegeven van de kenmerken van de taal van oudere en jongere immigranten en er wordt geconstateerd dat men zich steeds moeilijker met elkaar in het - naar herkomst en periode gedifferentieerde - Nederlands kon onderhouden, zodat het Engels geleidelijk aan ‘als lingua franca tussen Nederlanders fungeerde’ (p. 43). De reacties op die situatie worden behandeld in het derde hoofdstuk: De moedertaal behouden?. Positieve en negatieve antwoorden op deze vragen hebben elkaar afgewisseld

[pagina 465]
[p. 465]

als gevolg van het feit dat ‘de kwestie van het al of niet behouden van de moedertaal zo eng verbonden is met de problematiek van de amerikanisatie van de immigranten’ (p. 82). De godsdienst en het onderwijs hebben daarbij in de verschillende groepen en individuen een centrale, maar niet telkens een zelfde rol gespeeld. De conflicten tussen ‘Nederlands’ en ‘Engels’ blijken bovendien niet los te staan van ‘het generatiekonflikt’: ‘Het vaak krampachtige vasthouden aan de thuistaal door de ouders kan een even krampachtig afwijzen ervan door de kinderen hebben veroorzaakt’ (p. 112).

De hoofdstukken 4 en 5 ten slotte, beschrijven de gevolgen van de verschillende ontwikkelingen zoals die in ‘de taal’ in 1966 werden aangetroffen. In ruim honderdtwintig jaar blijkt zich te hebben voltrokken wat Daan noemt het ‘ineenschuiven’ van de verschillende gebruikstalen - Nederlands, Engels, dialekt, Fries’ (p. 121). Vermengingen van allerlei aard zijn daar het gevolg van geweest, zoals b.v. een van de meest opvallende verschijnselen, ‘dat onze informanten, ook als ze Nederlands spraken, altijd no gebruikten om te ontkennen, zelden of nooit nee; daarentegen zeiden ze altijd ja en zelden of nooit yes’ (p. 121). Zo blijkt in 1966 door sommige immigranten ‘goed Nederlands’, door andere ‘slecht Nederlands’ (p. 133) te worden gesproken, door een enkeling zelfs ‘een wangedrochtelijk taaltje’ (p. 136): ‘Misschien is door een uitvoeriger analyse een kontinuüm aan te wijzen’ (ib.). Daardoor wordt aangetoond, aldus de conclusie van Daan, ‘dat minderheidstalen zowel theoretisch onderricht vragen in de beide talen die bij het taalverwervingsproces betrokken zijn, als voldoende oefening in de praktijk’ (p. 136). De mate waarin een van die factoren bij verschillende individuen ontbreekt, bepaalt de individuele kwaliteit van hun taalgebruik. Wie ‘te bissie’ is, leert goed Nederlands noch Engels; zegt dus dingen als: ‘Ik spreek de American so much dat de Dutch most furgit me’ (p. 122). Een belangrijke vraag ten slotte is of dergelijke zinnen ‘wangedrochten’ zijn of uitingen van ‘een volledige taal ergens in een soort creoliseringsproces’ (p. 136). Voor de beantwoording van deze vraag heeft Daan met het verzamelen van het corpus en met dit boek boeiend materiaal geleverd.

G. Geerts

jo daan, Ik was te bissie... Nederlanders en hun taal in de Verenigde Staten, Zutphen, De Walburg Pers, 1987, 160 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ik was te bissie... Nederlanders en hun taal in de Verenigde Staten


auteurs

  • G. Geerts