Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 33 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 33

(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vestdijk: eenmaal, andermaal

Een van de meest opvallende kenmerken van de huidige literatuurstudie is ongetwijfeld het sterk verruimde onderzoeksveld waarop ze opereert. Waar vroeger uitsluitend het creatieve werk zelf werd bestudeerd - vaak met de duidelijke bedoeling om, expliciet dan wel meer impliciet, de grootsheid ervan te demonstreren -, is de jongste tijd het accent meer verschoven naar de globale communicatie over literatuur. Daarbij bekleedt het kritische en essayistische proza van belangrijke auteurs terecht een geprivilegieerde plaats; vaak geeft het aan hoe een literator over andermans (en zijn eigen) literair bezigzijn denkt. Die poëticale uitgangspunten m.b.t. de aard, de functie en de concrete strategieën van literatuur staan dan in een vruchtbare spanningsverhouding tot de literaire produktie zelf, waarin ze (ten dele) worden gerealiseerd.

Ook het lijvige proefschrift van Harry Bekkering valt in die moderne trend te situeren. Bekkering stelt zich in zijn boek Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk precies tot doel om de poëzieopvatting van Vestdijk zo nauwkeurig mogelijk te reconstrueren en te interpreteren aan de hand van zijn literair-essayistische werk. Als belangrijkste uitgangspunt hanteert hij daartoe de ten onrechte wat verwaarloosde bundel Lier en lancet (1939). Bekkering gaat erg gedetailleerd in op de artikelen over Emily Dickinson, E.A. Robinson, Paul Valéry, Gérard de Nerval en Rainer Maria Rilke. Telkens ontleedt hij de wijze van redeneren en de argumentatieschema's die door Vestdijk worden gevolgd. Tegelijk toont hij, door een analyse van de gehanteerde concepten, aan hoe Vestdijk ook een poging onderneemt om zijn eigen poëzie(-opvatting) te expliciteren en te verantwoorden. Aansluitend bij die ‘immanente’ uiteenzetting wordt Vestdijks visie geconfronteerd met die van anderen, door zowel de contemporaine als de latere reacties op zijn essays aan te geven. Na die beschouwingen zet Bekkering een stap terug in de tijd. Aan de hand van de bewaard gebleven manuscriptversies van de teksten over Dickinson en Robinson bespreekt hij de soms aarzelende ontwikkeling van Vestdijks opvattingen en concepten. Op overtuigende wijze wordt daarbij aangegeven hoe de uiteindelijke versies in niet onbelangrijke mate schatplichtig

[pagina 121]
[p. 121]

zijn aan de opmerkingen van Edgar du Perron.

Daarna behandelt Bekkering Albert Verwey en de Idee (1940) en het bekende poëzietraktaat De glanzende kiemcel (ontstaan in het gijzelaarskamp te Sint-Michielsgestel in 1942 maar pas in 1950 gepubliceerd). Vooral het hoofdstuk over Albert Verweys poëzie is uitermate boeiend, omdat de nogal halfslachtige houding van Vestdijk t.a.v. de ideeënpoëzie van Verwey erin tot uitdrukking komt. In een confrontatie met Verweys opvattingen komt Vestdijk hier tot de eerste aanzetten van een heuse ‘poëzie-theorie’, met de formulering van zijn isolatietheorie, waarbij het gedicht wordt opgevat als een grotendeels autonome plastische werkelijkheid. Die visie vindt zijn voltooiing in het boek De glanzende kiemcel, waarin Vestdijk zijn poëzieopvatting gedetailleerd beargumenteert.

In het slothoofdstuk probeert Bekkering dan het perspectief enigszins te verruimen door Vestdijk te situeren in de symbolistische poëtica, vooral de overeenkomst met Nijhoffs uitgangspunten wordt besproken. Daarnaast vindt Bekkering in Vestdijks essays echter ook sporen van een andere opvatting over poëzie, die nauwer aanleunt bij de alchimistisch-maniëristische traditie. Het is dan ook jammer dat het boek net hier op een vrij abrupte wijze stopt.

Uit deze gebrekkige samenvatting komt duidelijk naar voren hoe Bekkerings studie een grondige commentaar biedt op (een gedeelte van) Vestdijks poëticale essays, ook al valt er in zijn uiteenzetting hier en daar op details te beknibbelen en blijft de lezer vermoedelijk met een aantal vragen zitten. Mijn voornaamste bezwaar betreft echter het buitensporig volumineuze karakter van dit boek. Ik begrijp best dat een theoretische inleiding voor een academisch proefschrift onontbeerlijk is, maar hier had die toch gemakkelijk kunnen wegvallen. Bovendien vraag ik mij af of een andere ordening van de gegevens niet had geleid tot een meer overzichtelijk en beter geprononceerd boek; nu wordt de lezer geregeld gehinderd door uitvoerige parafrases en wijdlopige herhalingen. Niettemin blijft Veroverde traditie een onmisbare studie voor wie zich voortaan met de poëtica en het literaire werk van Vestdijk wil inlaten.

De Vestdijkstudie heeft trouwens de jongste tijd duidelijk de wind in de zeilen. Bekkerings dissertatie verschijnt bijvoorbeeld al in een heuse Vestdijk Bibliotheekserie, waarin eerder reeds volumes verschenen over o.m. de rol van muzikale motieven en van de beeldende kunst in het werk van Vestdijk. Maar ook buiten het ‘institutionele’ verband van die reeks en het gespecialiseerde tijdschrift Vestdijkkroniek wordt geregeld over de auteur gepubliceerd. In 1988 verscheen bijvoorbeeld nog het boek Identificatie en isolement. Een visie op Vestdijk van Martin Hartkamp. Hartkamp is beslist geen onbekende in het Vestdijk-onderzoek; niett alleen was hij de tekstbezorger van diens Verzamelde gedichten, maar daarnaast is hij reeds vijfentwintig jaar werkzaam als Vestdijk-essayist.

Dat zijn publikaties desondanks niet de bekendheid kregen die ze verdienen, hangt allicht samen met Hartkamps omstreden persoonlijkheid. In zijn zoektocht naar een ‘ware’ interpretatie van Vestdijks werk schuwt hij immers geenszins de polemiek en de genadeloze ironie, strategieën die binnen het beperkte kringetje van de Vestdijkologen allerminst gewaardeerd worden. Hartkamp begint trouwens zijn boek met een persoonlijk relaas, waarin hij zijn wedervaren met Vestdijk en de Vestdijkstudie uiteenzet en opnieuw (overigens niet steeds onterecht) afrekent met zijn vermeende tegenstanders en concurrenten.

Toch zou het jammer zijn om dit boek vanwege die controversiële aanpak ongelezen te laten.

illustratie

S. Vestdijk (1898-1971).


Identificatie en isolement - de bundeling van een twintigtal bijdragen - biedt namelijk een uitstekende kennismaking met het literaire oeuvre van de duivelskunstenaar die Simon Vestdijk was. Hartkamp probeert de diversiteit van Vestdijk, naar thema's, genres en stijlen, te benaderen vanuit één globaal perspectief: de tegenstelling tussen isolement en identificatie. In het klassiek geworden artikel met die titel argumenteert hij dat Vestdijks werk gedomineerd wordt door opeenvolgende pogingen tot identificatie, een indringende ervaring van opgaan in de/het andere. Doorgaans hebben die momenten een uitgesproken regressief karakter waarbij zij teruggaan op de prille kindertijd en zelfs op de evocatie van een ‘prenatale’ harmonie. Veelal slaat dit evasieve streven echter om in een besef van fundamentele onbevrediging en isolement.

Die existentiële problematiek vormt eigenlijk de vruchtbare leidraad bij Hartkamps benadering van de diverse teksten in Vestdijks oeuvre. Omgekeerd geven de afzonderlijke werken aanleiding tot een nuancering of nadere precisering van de centrale hypothese. Door die wisselwerking van theorievorming en beschrijving ontstaat een nauwgezette en vaak verrassende lectuur. Persoonlijk onthoud ik van dit boek vooral de opstellen over Juffrouw Lot, het beroemde gedicht Apollinische

[pagina 122]
[p. 122]

ode en het essay naar aanleiding van de verschijning van de Nagelaten gedichten. Hartkamp is misschien een wat eenzijdige en eigengereide interpretator, maar als gids in het Vestdijkuniversum lijkt hij mij vooralsnog onovertroffen. Hopelijk schrijft hij nog eens een ècht synthetisch boek over Vestdijks oeuvre.

 

Dirk de Geest

(N.F.W.O.)

harry bekkering, Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk, Martin Ros-De Herenpers / De Bezige Bij, Vestdijk Bibliotheek, Amsterdam, 1989, 578 p.
martin hartkamp, Identificatie en isolement. Een visie op Vestdijk, Bert Bakker, Amsterdam, 1988, 317 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over [selectie uit] Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk

  • over Identificatie en isolement. Een visie op Vestdijk


auteurs

  • Dirk de Geest

  • beeld van Simon Vestdijk