Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 33 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 33

(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Clandestiene tijdschriften 1941-1945

Veertig jaar na afloop van de Duitse bezetting is in Nederland de interesse in wat er in die duistere periode is voorgevallen, onverflauwd aanwezig. Die aandacht komt onder meer tot uitdrukking in recente publikaties die gewijd zijn aan de letterkundige situatie tijdens de bezettingstijd. Vooral de ‘foute literatuur’ krijgt daarbij het voile pond.

In Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945 laat Piet Calis die letterkunde links - of zo men wil

[pagina 596]
[p. 596]



illustratie

Piet Calis (o1936).


rechts - liggen en onderwerpt hij een aantal clandestien verschenen literaire tijdschriften aan een minutieus onderzoek. Van twaalf daarvan geeft hij in een inleidend hoofdstuk profielschetsen, negen andere worden in zeven afzonderlijke hoofdstukken uitvoerig besproken. Calis richt zijn belangstelling op díe bladen waarin vooral jongeren aan het woord komen die ook in het naoorlogse literaire leven een rol hebben gespeeld.

De vraag in hoeverre in deze tijdschriften tendensen zijn te bespeuren die verwijzen naar de naoorlogse vernieuwing in de literatuur, met name naar die van de Vijftigers, loopt als een rode draad door Calis' studie. Het tijdschrift dat als eerste besproken wordt, De Schone Zakdoek, is in dit opzicht een aantrekkelijk object van onderzoek. Redacteuren en medewerkers hadden overduidelijk weinig op met de enigszins verstandelijke oriëntatie van Forum en met het romantisch realisme van Criterium. Vele bijdragen aan dit tijdschrift, dat tussen 1941 en 1944 verscheen - elke aflevering steeds in één exemplaar - zijn geïnspireerd door de stroming waaraan de experimentele dichters rond 1950 zich verwant zouden voelen: het surrealisme. Overigens zou géén van de medewerkers later een rol spelen binnen de Beweging van Vijftig.

De Schone Zakdoek sloot zich of voor de politieke omstandigheden. Dat was bepaald niet het geval met het tweede tijdschrift dat Calis bespreekt: het vrijwel onbekende Lichting, dat in 1942 en 1943 te Amsterdam verscheen in een oplage van eerst vijftig, later vijfentwintig exemplaren. Eén van de medewerkers was Gerrit Kouwenaar, die onder het pseudoniem K. van Rigter in het blad verzen publiceerde die niet laten vermoeden dat de schrijver ervan rond 1950 één van de belangrijkste poëtische revolutionairen zou zijn. De poëzie en de essayistische bijdragen van Edgar Fossan (pseudoniem voor Leo Frijda), doen opmerkelijk moderner aan. Dat medewerking aan Lichting niet van gevaar was ontbloot, blijkt uit de arrestatie van een aantal schrijvers, onder wie Kouwenaar, die in november 1943 op grond van zijn betrokkenheid bij het tijdschrift tot zes maanden gevangenisstraf werd veroordeeld. De ware identiteit van Edgar Fossan bleef waarschijnlijk voor de Duitsers verborgen, toen zij Leo Frijda in handen kregen. Als lid van de verzetsgroep CS-6 was deze verantwoordelijk voor een aantal aanslagen, ook op die van de Nederlandse collaborerende generaal Seyffardt, zoals Calis in afwijking van L. de Jong overtuigend aantoont. Frijda werd in oktober 1943 met achttien anderen door de Duitsers ter dood gebracht.

De tendens tot vernieuwing waarin Calis bij zijn onderzoek vooral geïnteresseerd was, speelt ook in drie ‘Haagse’ tijdschriften een ondergeschikte rol. Tot de oprichting van de drie elkaar opeenvolgende bladen, Stijl, Maecenas en En Passant nam steeds Willem Karel van Loon het initiatief. Rond Van Loon schaarden zich geleidelijk aan steeds meer jongeren die ook later van zich zouden doen horen, zoals Hans Warren, Paul van 't Veer, Paul Rodenko. Van alle door Calis besproken literaire figuren is Rodenko in feite de enige die door zijn poëzie en zijn theoretische beschouwingen heel duidelijk te verbinden is met de Beweging van Vijftig, waarvan hij een decennium later de belangrijkste essayist zou blijken te zijn.

Medewerkers aan deze tijdschriften treffen we ook aan in Parade der Profeten, dat op initiatief van Jan Praas in het voorjaar van 1944 ging verschijnen. Ondanks alle kritiek die in dit tijdschrift is te beluisteren op het werk van de Criterium-dichters, treft de lezer juist hier veel poëzie aan die duidelijk verwant is aan het romantisch-realisme van deze groepering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Praas in een essay opkwam voor het bestaansrecht van de ‘klein geluk’-poëzie: ‘Wij zoe-

[pagina 597]
[p. 597]

ken de droom in eenvoud en beperking’.

Van de tijdschriften die Calis verder nog bespreekt, is Podium ongetwijfeld het belangrijkste. De literair-historische betekenis ervan wordt overigens vooral bepaald door de rol die het ná de bezettingstijd zou spelen. Calis beschrijft tot in de finesses de ontstaansgeschiedenis van het blad en gaat uitvoerig in op de sfeer van illegaliteit die met het tijdschrift is verbonden. Met name Fokke Sierksma, die onder verschillende pseudoniemen aan Podium bijdragen leverde, zat tot zijn nek in het verzet. Doordat Calis aan dit aspect veel aandacht besteedt, heeft dit hoofdstuk net als dat over Lichting sterk het karakter van een zeer uitvoerige voetnoot bij L. de Jongs Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog. Ook Podium was een tijdschrift dat ondanks een ‘ondergronds verwachten’ van een nieuwe literatuur in een vernieuwde naoorlogse maatschappij, hecht met het literaire verleden verbonden bleef. Uiteindelijk is dit wel het overheersende beeld dat van de literatuur in de door Calis onderzochte tijdschriften bijblijft: de clandestiene letterkunde munt niet uit in revolutionair elan. De schrijver zelf verdedigt in een slotbeschouwing het standpunt dat er, méér dan meestal wordt aangenomen, in het werk van de ondergrondse schrijvers aanzetten zijn te bespeuren van de poëtische vernieuwing rond 1950. In de direct na de oorlog verschijnende romans van Blaman, Hermans en Van het Reve ziet Calis de roep om een nieuwe moraal beantwoord. Vooral deze opvatting lijkt mij aan de hand van gegevens die de schrijver zelf verstrekt, bestreden te kunnen worden.

De lezer van Het ondergronds verwachten komt ongetwijfeld onder de indruk van de baaierd aan gegevens die Calis heeft verwerkt. Vanzelfsprekend heeft hij alle tijdschriftafleveringen grondig bestudeerd, maar ook honderden brieven die de betrokken aankomende literatoren aan elkaar verzonden. Calis' eigen briefwisseling enkele decenniën later met verscheidene auteurs en de neerslag van uitvoerige vraaggesprekken vervolledigen het materiaal. Calis componeerde die steeds nauwkeurig gecontroleerde ‘primaire’ en ‘secundaire’ gegevens tot een boeiende studie die gezien kan worden als een belangrijke bijdrage aan de geschiedschrijving van de moderne Nederlandse letterkunde.

 

Han Foppe

piet calis, Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945, Meulenhoff, Amsterdam 1989, 570 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945


auteurs

  • Han Foppe

  • beeld van Piet Calis