Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 33 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 33

(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Willem G. van Maanen: valsheid in geschrifte

Hoewel Van Maanen al heel lang meedraait in de Nederlandse literatuur, is hij er nooit in geslaagd een groot publiek te bereiken. Het meest bekend werd zijn tweede roman, De onrustzaaier, die al uit 1954 dateert. Ook met Helse steen, uit 1970, heeft hij een zekere bekendheid verworven. Maar met zijn andere romans timmerde hij weinig aan de weg.

Die onbekendheid hangt waarschijnlijk samen met de moeilijkheidsgraad van zijn werk. Daardoor is het lastig toegankelijk. De opbouw en compositie zijn vaak knap en hecht, maar erg gecompliceerd, ondoorzichtig en soms te gekunsteld. Aan de activiteit van de lezer als mede-creator van het boek worden hoge eisen gesteld, maar soms zijn die eisen te hoog.

Dat zien we weer eens duidelijk gedemonstreerd aan zijn jongste roman Valsheid in geschrifte of De vrouw met de schaar. Het verhaal speelt zich af in een niet met name genoemd Oosteuropees land waar de literatuur gecensureerd wordt. De hoofdpersoon Andros is een jonge dichter die tijdens de begrafenis van de volksdichter Blokh buiten zijn boekje gaat en door de vrouwelijke censor Kyngh (‘de vrouw met de schaar’) op het matje geroepen wordt. Andros wordt na een gesprek met Kyngh opgesloten in een paviljoen dat omringd is door een ontoegankelijk park. Hij krijgt een merkwaardige opdracht: Kyngh legt hem vijf verhalen voor waarover hij zijn mening en ervaringen in een rapport moet neerleggen. Hij leest er drie, die ook in het boek staan afgedrukt. Zij beslaan een groot deel van de roman. Behalve de dichter Andros bevindt zich in het paviljoen Lea, die fungeert als gastvrouw.

De verhalen die Kyngh Andros voorlegt, bevatten de sleutel tot Kynghs activiteit als hoofd van de afdeling censuur. Na verloop van tijd wordt namelijk duidelijk dat niet ene Oerlit de auteur is, maar Kyngh zelf. Vooral in het derde verhaal, dat een sterk autobiografisch karakter heeft, blijkt dat de huidige krachtdadig optredende censor vroeger, toen ze studente en beginnende dichter was, de geliefde is geweest van de volksdichter Blokh. Uit die liefdesrelatie werd een dochter geboren: Lea. Blokh nam haar echter het kind af en voedde het samen met zijn vrouw Ortt op. In Kynghs censorschap zou men dus de wraakneming van een moeder en een geliefde kunnen lezen.

Andros is geschokt door deze verrassende informatie in de verhalen, temeer daar de drie vrouwen zich in zijn omgeving bevinden en telkens allerlei toespelingen maken op de inhoud van de verhalen die hij ondertussen leest. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen werkelijkheid en literatuur: bevatten de verhalen een verslag van de werkelijkheid of wordt hij op een slinkse wijze om de tuin geleid? Op rechtstreekse vragen krijgt hij vage, ontwijkende of dubbelzinnige antwoorden. Andros raakt steeds meer in verwarring: wat is de waarheid en wat de leugen? En waarom krijgt uitgerekend hij, een onbetrouwbare dichter die de mond gesnoerd moet worden, deze fragmenten onder ogen?

Als hij na het lezen van de geschriften met Lea en Ortt in het park op weg is naar de plaats waar een standbeeld moet komen voor de volksdichter Blokh, gaat hij op eigen houtje het verwilderde bos in en vindt het vervallen prieel waar eens Kyngh en Blokh de liefde bedreven. Tot zijn ontsteltenis ligt Kyngh daar in een plas bloed.

Uit deze beschrijving van de hoofdlijn blijkt al dat we hier te maken hebben met een uiterst merkwaardig verhaal, maar niet alleen dat: het wordt op dezelfde merkwaardige manier verteld. De gecompliceerde structuur met spiegelverhalen, verwijzingen met behulp van symbolen en metaforen uit talloze gebieden als de mythologie en de Freudiaanse dieptepsychologie, die we kennen uit ander werk van Van Maanen, zien we hier opnieuw. Dat geldt ook voor andere karakteristieken. Van Maanens kunstopvatting wordt vanaf zijn vroegste boeken gekenmerkt door de thematiek van schijn en werkelijkheid, van leugen en bedrog. Deze thematiek is in deze nieuwste roman in zijn volle omvang aanwezig. Bevatten de verhalen die hij moet ‘beoordelen’ de waarheid? Waarover geeft hij eigenlijk zijn mening? Over waarheid of over bedrog?

Een ander algemeen kenmerk van zijn werk is het met opzet misleiden van de lezer. Misverstand wordt op misverstand gestapeld, leugen op leugen. Dat gebeurt in Valsheid in geschrifte voortdurend en zo overdadig dat de lezer voor steeds grotere raadsels komt te staan. Het is bekend uit de secundaire literatuur dat Van Maanen de lezer een belangrijke rol toedicht: de lezer moet als het ware meebouwen en de roman voltooien. Het is echter bij deze roman de vraag of de schrijver de lezer voldoende sleutels in handen geeft. Naar mijn gevoel krijgt de lezer zoveel ondoorzichtige en verwarrende gegevens aangeboden en houdt de schrijver zoveel achter, dat het nauwelijks zal lukken het verhaal te doorgronden.

Dat ligt niet aan het opnemen van de spiegelverhalen, een compo-

[pagina 736]
[p. 736]

sitiemiddel dat Van Maanen graag en vaak gebruikt. Zelfs een lezer die structureel leest en de symboolwerking van allerlei gegevens kan achterhalen, komt toch op een punt waar hij het opgeeft. Waarschijnlijk zal de lezer redeneren als Andros na het lezen van de drie verhalen en enkele gesprekken met Lea en Ortt: ‘Allebei gaven ze iets prijs en hielden ze iets achter... Misschien dachten ze wel dat het royale gebruik van symbool en metafoor... mijn blik zou vertroebelen en mijn waakzaamheid verzwakken, maar aan beeldspraak ben ik gewend, als het erop aankomt is literatuur niets anders dan een grote metafoor waarvan niemand, schrijver noch lezer, precies weet waarheen die verwijst. Naar niets waarschijnlijk, naar een leegte op zijn best’ (p. 155). Het is uitermate tekenend dat het laatste deel van de roman, waarin de (fictieve) schrijver zich rechtstreeks tot de lezer wendt, na het afschaffen van de censuur constateert: ‘Iedereen mag zeggen wat hij wil. De schrijver spreekt, tot vrijheid veroordeeld, boordevol woorden, van leegte vervuld’ (p. 187, cursief R.K.).

In feite is dit de uiterste consequentie van de thematiek van leugen en bedrog, werkelijkheid en fictie: literatuur verwijst naar niets, werkelijkheid en literatuur hebben niets met elkaar te maken. Maar als Andros tot die conclusie gekomen is, vindt hij wel het liefdesprieel uit het zogenaamd naar niets verwijzende verhaal. Daarentegen heeft de dode die daar ligt, een groot deel van haar leven besteed aan het censureren van literaire werken waarin ze wel allerlei kritische verwijzingen naar de werkelijkheid meende te lezen: aan een zinloze bezigheid dus, als literatuur naar niets verwijst. Heeft Kyngh dit ook doorzien? Is dat de reden om zich van kant te maken? Of is ze vermoord? En door wie dan wel? Dit zijn vragen waarop de lezer tevergeefs een antwoord zoekt, zoals zoveel vragen in deze roman onbeantwoord blijven. Nu heeft Van Maanen ooit gezegd: ‘Een roman stelt problemen, maar lost ze niet op’ en daarmee worden alle raadselachtigheden in deze jongste roman misschien gelegitimeerd: toch blijft de lezer met het onbevredigende gevoel zitten dat hij te veel raadsels en te weinig sleutels toegespeeld krijgt.

 

Ruud A.J. Kraaijeveld

willem g. van maanen, Valsheid in geschrifte of De vrouw met de schaar, De Prom, Baarn, 1990, 187 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Valsheid in geschrifte, of De vrouw met de schaar


auteurs

  • Ruud A.J. Kraaijeveld