Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 36 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 36
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 36Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 36

(1993)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Boontjes 1962

Het derde deel ‘Boontjes’ heeft even op zich laten wachten, maar gelukkig schijnt de uitgever er nu toch weer van overtuigd te zijn dat de hoekjes die L.P. Boon dagelijks in Vooruit liet verschijnen van zeer groot belang zijn: ze brengen niet alleen veel interessant materiaal aan voor de nog te schrijven biografie en voor de interpretatie van zijn werk, ze vormen ook, zij het dan slechts gedeeltelijk, een wezenlijk bestanddeel van Boons oeuvre.

Het was vanaf het begin al duidelijk dat Boon met zijn dagelijks hoekje méér dan louter onderhoudende journalistieke bedoelingen had. Vanaf zijn eerste bijdrage, verschenen op 18 november 1959, had boontje een geheel van stukjes op het oog die samen een soort roman fleuve zouden vormen, door hem zelf ironisch omschreven als een ‘meesterwerk in kipkap’. Verrassend was de formule uiteindelijk niet: was niet ook het tweeluik De Kapellekensbaan / Zomer te Ter-Muren op een soortgelijke manier samengesteld of gecomponeerd aan de hand van eerder gepubliceerde fragmenten?

De idee van de definitieve roman fleuve groeide naarmate de ‘Boontjes’ in omvang toenamen en ook een soort samenhang en continuïteit zichtbaar werden. In het tweede jaar, naar aanleiding van het vijfhonderdste stukje, volgde de constatering dat het meesterwerk waarvoor hij zovele helden en heldinnen had opgevoerd er niet inzat. Boon / boontje stelde zich dan ook tevreden met een gedeeltelijke bundeling, een keuze van systematisch samenhangende stukjes (zie OE 32 / 2, 1989, pp. 261-262; OE 33 / 3, 1990, pp. 418-419).

In het derde deel, waarin de hoekjes van 1962 zijn afgedrukt, blijkt er al helemaal geen sprake meer van een roman fleuve. Het dagwerk-karakter wordt beklemtoond (het is een ‘martelgang’) en het verhalende element, de ‘gefantaseerde’ fictie is naar de achtergrond verdwenen: geen Pomponneke meer, geen weekendverhalen over kaartleggen, geen Blauwbaardje. Het ‘grimmige sprookje’ Blauwbaardje wordt hier zelfs letterlijk afgevoerd, met de mededeling dat Teirlinck haar heeft gevraagd voor het NVT. Eigenaardig is dat wel, want, zoals in de annotatie wordt aangegeven, is Blauwbaardje niet in het NVT verschenen (wel in een aparte bundel in 1962).

Het lijkt erop dat het jaar 1962 een nogal inspiratieloze overgangsperiode is geweest waarin Boon veel ziek was, vaak depressief, maar ook op zoek naar nieuwe vormen. Naast de verzuchtingen over de dwangmatige zoektocht naar een onderwerp om dagelijks over te schrijven, is er ook het herhaaldelijk en met nadruk verwoorde besef van zijn eigen onbenulligheid, zijn minderwaardigheidscomplex: ‘ik ben nu eenmaal de sulligste vent ter wereld’ (cf. ook p. 84); ‘nu ben ik een doodgewoon mannetje’ (p. 103). In deze moeilijke periode heeft Boon het wel vaker over zijn jeugddroom ooit schilder te kunnen worden. Indien het hem was toegestaan, zou hij zelfs ‘liever elke dag een schilderijtje maken dan een verhaaltje te schrijven’ (p. 132). Het is ook in dit jaar dat hij boomwortels verzamelt die hij in een nieuwe scheppingsroes begint te bewerken tot kunstobjecten.

Het verminderde elan van de columnist blijkt ook uit de wijziging in zijn doelstellingen. Schreef hij in 1960 nog zelfbewust: ‘Wat wij in onze 1000 en één prozastukjes willen bereiken is niet die buurt van vroeger in haar hemd zetten, maar de zin en de betekenis van deze tijd en deze wereld achterhalen’ (I, p. 333), in 1962 neemt hij er al genoegen mee de lezer even te onderhouden en vrolijk te stemmen. Hij gaat, via zijn hoekje in de krant, een dialoog aan met zijn lezers (en vooral lezeressen) en wil bereiken wat Toon Hermans doet met zijn liedjes: elke dag een stukje brengen ‘waar wat zon en een glimlach in zit. U even gelukkig maken met iets van niets’ (III, p. 14). ‘Grote literatuur wordt dat niet’, constateert hij hierbij nuchter, maar: ‘Ik heb er genoeg aan als mijn stukje van vandaag u even gelukkig heeft gemaakt, en het meteen weer vergeten zijt’ (ibid., sic).

Helemaal inspiratieloos zijn de hoekjes van 1962 echter niet, ofschoon Boon zelf zegt niet zo bijster erg te geloven in wat men inspiratie noemt (p. 280) en ook betreurt dat hij over geen verbeelding beschikt (p. 149). In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat wat boontje schrijft niet altijd klopt met de werkelijkheid. Er wordt hier en daar wel wat bijgefantaseerd. Hij introduceert weliswaar géén nieuwe figuren of verhalen die als een verbindende rode draad door de fragmenten lopen, maar hij beschrijft wel een aantal meisjesfiguren die een rol hebben gespeeld in zijn leven van alledag (o.m. een treinvriendinnetje en háár vriendin; een vriendin van zijn zoon Jo) en die later model hebben gestaan voor de personages Arlette, Tania en Betty in Het nieuwe onkruid (verschenen in 1964; omgewerkt tot Als het onkruid bloeit in 1972). Die stukken

[pagina 596]
[p. 596]


illustratie
L.P. Boon (1912-1979).


in de Boontjes 1962 kunnen dan ook, zoals Leus aanstipt, ‘in niet onaanzienlijke mate’ gelezen worden als ‘een voorstudie van de roman’.

Leus heeft de drie meisjes, nu volwassen vrouwen, geïnterviewd. De bewerkte tekst van die interviews is achterin de bundel opgenomen en laat inderdaad duidelijk zien hoe Boon uitgaat van de werkelijkheid maar die in zijn werk steeds vervormt. Mede daardoor is ook dit derde deel ‘boontjes’ onmisbaar voor de verdere Boon-studie. Deze studie blijft zich trouwens verder uitbreiden. Tegelijk met Boontjes 1962 verscheen een herdruk van het essay van Annie van den Oever, Gelijk een kuip mortel die van een stelling valt, over De Kapellekensbaan: een korte, maar vlotte en prettig leesbare algemene inleiding waarin nieuwe elementen worden aangedragen voor de interpretatie van Boons magnum opus en waarin de schrijver wordt gesitueerd in het Vlaamse literaire landschap (voorlopers en erfgenamen). Nu de verfilming van Pieter Daens door Stijn Coninx weer alle schijnwerpers op Boon heeft gericht, kan er geen sprake meer zijn van gebrek aan belangstelling en kunnen we hopen dat de uitgever en de tekstverzorgers van de ‘Boontjes’ ons binnen afzienbare tijd een vervolgdeel zullen brengen.

Anne Marie Musschoot

louis paul boon, Boontjes 1962 (Samenstelling, verantwoording en annotaties door Herwig Leus, Wim de Poorter en Frans Vyncke), Houtekiet, Antwerpen-Baarn, 1992, 448 p.
annie van den oever, Gelijk een kuip mortel die van een stelling valt. Over Louis Paul Boon en De Kapellekensbaan, Houtekiet, Antwerpen-Baarn, 1992, 70 p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gelijk een kuip mortel die van een stelling valt: over Louis Paul Boon en De Kapellekensbaan


auteurs

  • Anne Marie Musschoot

  • over Louis Paul Boon

  • beeld van Louis Paul Boon