Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 44 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 44
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.00 MB)

Scans (88.68 MB)

ebook (18.75 MB)

XML (2.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 44

(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De schrijver in een bijrol: portret van Paul Rodenko

Het komt niet vaak voor dat literaire critici en bloemlezers worden vereerd met een uitgebreide biografie. De aandacht van geschiedschrijvers gaat meestal uit naar het leven van de auteurs zelf, of eventueel naar de geschiedenis van hun werk, hun tijdschriften of uitgeverijen. Zelden zijn het werk en levensverhaal van een criticus dusdanig interessant, dat er een monografie aan wordt gewijd. En de figuur van de bloemlezer staat zo mogelijk nog meer in de schaduw. Ofschoon het samenstellen en presenteren van een bundel een literaire onderneming op zich zelf is, wordt het zelden beschouwd als een literair werk en levert het de samensteller maar weinig blijvende roem op. De criticus en bloemlezer zijn tussenpersonen in het literaire bedrijf, mensen die een bijrol vervullen door auteurs, uitgevers en het publiek bij elkaar te brengen: ze leven in een betrekkelijke anonimiteit en op het moment dat hun activiteit ophoudt, verdwijnen zij weer geheel uit zicht.

Het proefschrift van Koen Hilberdink, Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart over Paul Ro-

[pagina 272]
[p. 272]

denko (1920-1976) is zo'n zeldzame biografie van een criticus en bloemlezer. Hilberdink beschrijft het leven en de geestelijke horizon van de man die naam maakte als pleitbezorger van de Vijftigers en die met zijn invloedrijke essays en bloemlezingen een hele generatie inwijdde in de avant-gardistische poëzie. Hij reconstrueert Rodenko's jeugd en intellectuele vorming, beschrijft zijn literaire ontwikkeling aan de hand van zijn aandeel in tijdschriften als Podium en Maatstaf en zijn vele contacten met schrijvers (hij was bevriend met o.a. Hermans, Achterberg, Den Besten, Vinkenoog en Bert Bakker). De biografie volgt Rodenko's publicistische activiteiten op de voet. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar het essayistische werk, het - niet zo omvangrijke - poëtische oeuvre en het verhalende proza komen slechts terloops ter sprake. De gedichten worden soms aangehaald als illustratie van Rodenko's literatuuropvattingen, maar een duidelijke visie op de genese en aard van dit poëtische werk vindt men in het boek niet. Dit is een gevolg van een methodologische keuze: beschouwend proza heeft een duidelijke plaats in een literaire biografie, omdat het gaat om inzichten en denkbeelden en er een concreet verband gelegd kan worden met historische ontmoetingen en vriendschappen (kortom: er is een duidelijke relatie tussen dit oeuvre en het leven van de auteur). Ten opzichte van het oorspronkelijke literaire werk is de geschiedschrijver terughoudend, vanuit het - ook door Rodenko gekoesterde - idee dat het literaire werk niet verklaard dient te worden vanuit het leven van de auteur (wat echter niet hoeft te betekenen dat elke relatie ermee ontbreekt). De terughoudendheid van Hilberdink ten opzichte van Rodenko's oorspronkelijke werk maakt dat de lezer van deze biografie het gevoel krijgt dat hij iets mist: hij krijgt grip op het leven van de criticus, maar dat van de dichter ontglipt hem. Bedoeld of onbedoeld wekt het boek de indruk dat Rodenko blijvende betekenis heeft als essayist en bloemlezer, maar niet als dichter en verteller.

Het gangbare beeld van Rodenko wordt in deze biografie bijgesteld. Rodenko liet zich zelf altijd voorstaan op zijn on-Nederlandse aard: hij had een Oekraïense vader en bracht een deel van zijn jeugdjaren door in Berlijn en Riga. Hij presenteerde zich graag als een stateloze vreemdeling die toevallig geboren was in Nederland, maar intellectueel gezien veel meer op had met

illustratie

Paul Rodenko (1920-1976).


de Slavische en Franse cultuur. Hilberdink laat zien dat Rodenko heel wat Nederlandser was dan hij zelf deed voorkomen. De buitenlandse reizen waren slechts onderbrekingen in een verder hoofdzakelijk Haagse jeugd en adolescentie: in deze stad volgde hij het gymnasium en maakte hij de oorlog mee. Een uitvoerige schildering van het naoorlogse Haagse kunstenaarswereldje, decor van Rodenko's meest productieve jaren, is een van de sterke kanten van dit boek. Ook in een ander opzicht wordt de Rodenkokenner verrast: de samenhang in de literair-theoretische inzichten van Rodenko komt uit deze studie goed naar voren, sterker dan uit het werk van Rodenko zelf zou men bijna zeggen. Hilberdink geeft een helder inzicht in Rodenko's intellectuele ontwikkeling, die van zijn liefde voor de slavistiek (met veel belangstelling voor de psychologiserende Gogol, Dostojevski en Tsjechov) via zijn herhaaldelijk afgebroken en nimmer voltooide psychologiestudie voert tot een tamelijk principiële, in Parijs zelf verdiepte oriëntatie op het Franse existentialisme: tegen deze achtergrond kwam zijn ‘psychologisch-fenomenologische benadering van de literatuur’ tot stand. Met zijn meeslepende, beeldende en ook wat exotische essays, waarin hij vaak refereerde aan een buitenland dat voor veel Nederlandse lezers nog onbekend was, kon hij in de veertiger en vijftiger jaren bepaald imponeren. Het impressionistische en geïmproviseerde karakter van zijn stukken

[pagina 273]
[p. 273]

maakt dat hij niet blijvend school heeft gemaakt: zijn concepten waren te vaag voor een volgende generatie, academisch geschoolde literatuurcritici.

Ten slotte verrast dit boek ook door het zicht dat het biedt op de mens Rodenko: niet alleen een bevlogen essayist, maar ook een timide, stotterende man, getekend door een problematische verhouding met een gewelddadige vader en ontwricht door de oorlog, waarin zijn huis was gebombardeerd en zijn blazoen door een dubieuze opstelling besmet. Hilberdink schetst een portret van een introverte, tobberige persoonlijkheid, terughoudend in de vriendschap en lijdzaam in de liefde, eigenlijk niet in staat om te werken en slechts met veel drank en de hulp van Bert Bakker enige jaren succesvol als schrijver. Na 1960, toen Rodenko verhuisd was naar Zutphen, brak een minder productieve periode aan waarin hij snel zijn gezaghebbende positie verloor en in een provinciaal isolement wegkwijnde. Hij stierf relatief jong en in vergetelheid, uitgeleefd en door de drank verteerd: precies zoals zijn beminde poètes maudits.

Het boek van Hilberdink is fraai geschreven en informatief; het is vanwege de rol van Rodenko en zijn vele contacten in de literaire wereld van belang voor iedereen die zich bezighoudt met het naoorlogse literaire klimaat. Het is jammer dat er niet iets meer illustraties in zijn opgenomen: de schrijver wijdt bijvoorbeeld lang uit over Rodenko's indrukwekkende witte baard zonder dat de lezer hierbij een plaatje krijgt. De annotatie van het boek is gedegen. Het is voor de gebruiker wel onhandig dat het register alleen betrekking heeft op het tekstgedeelte en niet op de ruim tachtig bladzijden noten. De bibliografie bevat een opmerkelijke lacune: juist de bloemlezingen waarmee Rodenko zoveel succes heeft gehad, zoals Nieuwe griffels schone leien, Met twee maten en Gedoemde dichters, ontbreken erin. Ze blijven onvermeld omdat het geen eigen publicaties of vertalingen zijn en ook geen secundaire literatuur. In de verder prachtige biografie wordt Rodenko dus nog iets onthouden: het feit dat zijn bekende bloemlezingen tot zijn ‘werken’ gerekend mogen worden.

 

Charles van Leeuwen

koen hilberdink, ‘Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart’. Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976), Meulenhoff, Amsterdam, 2000, 439 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over 'Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart'. Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976)


auteurs

  • Charles van Leeuwen

  • beeld van Paul Rodenko