Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 44 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 44
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.00 MB)

Scans (88.68 MB)

ebook (18.75 MB)

XML (2.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 44

(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een zevenkoppig monster

Omdat het leven vol poëzie zit, en vol dood, heet elke spin die Bart Moeyaert tot moes herleidt ‘Sebastiaan’, naar het bekende gedicht van Annie M.G. Schmidt. Met dat monument van de Nederlandse jeugdliteratuur heeft Moeyaert een en ander gemeen. Het heldere, uitgepuurde taalgebruik bijvoorbeeld, waarin elk woord op de juiste plaats staat en daar de ruimte en de lucht krijgt die het verdient. Toch kunnen ook in een lichtvoetige stijl de gruwelijkste onderwerpen aan bod komen. Dat bewees Moeyaert onder meer in het aangrijpende Het is de liefde die we niet begrijpen. Achter de poëtische titel gaat een verhaal schuil over een vaderloos gezin met vier kinderen, die ondanks alle ellende hopen op betere tijden. Omdat hun moeder de situatie nauwelijks het hoofd kan bieden en steeds de verkeerde minnaars mee naar huis brengt, worden de kinderen gedwongen steun te zoeken bij elkaar. In drie bijna terloops met elkaar verbonden episodes roept de verteller een broeierige en beklemmende sfeer op, die tot ver voorbij de laatste pagina blijft nazinderen.

Moeyaert schrijft veel suggestiever en beter dan veel collega's wier werk zonder enig voorbehoud in de rekken voor volwassenen belandt. Van bij het begin van zijn schrijverschap heeft hij zich tegen het etiket ‘jeugdauteur’ verzet, en weigert hij rekening te houden met een of andere doelgroep. Ook daarin lijkt Bart Moeyaert de kleinzoon van Annie M.G. Schmidt, die uitentreuren bleef herhalen dat ze schreef zoals ze vond dat ze móest schrijven,

illustratie

Bart Moeyaert (o1964) - Foto David Samyn.


en dus niet noodzakelijk affiniteit voelde met lezertjes uit een voor haar weinig aanminnige leeftijdscategorie.

Hoe vaag grenzen kunnen zijn, blijkt opnieuw uit het zopas met de Woutertje Pieterseprijs bekroonde Broere, waarin een dertigtal belevenissen uit een gezin met zeven jongens wordt gebundeld. Een selectie uit die teksten verscheen eerder in het Nieuw Wereldtijdschrift, en het boek werd door uitgeverij Querido zowel in de jeugd- als in de volwassenenaanbieding opgenomen. Na de beklemming in Het is de liefde die we niet begrijpen kiest Moeyaert in deze verzameling voor de kroniek van een gelukkige jeugd. Alle anekdotes ademen eenheid en harmonie, en niet zelden is die eenheid in letterlijke en dus lijfelijke zin op te vatten. Dan veranderen de broers in ‘één broer met een lange naam’ en ‘met veertien armen en benen’. Ze zijn een monster dat 's zomers door een vloekende buurman uit zijn zwembad wordt gejaagd, en dat terugkeert om op een kwajongensachtige manier wraak te nemen. Of ze worden op de achterbank van de auto samengeperst in een kluwen van lichaamsdelen. ‘Onze vader gaf aanwijzingen hoe we het beste ons been konden leggen of onze arm konden houden, herhaalde dat het wel zou lukken, alsof hij zichzelf wilde overtuigen.’

Dat samensmelten tot een geheel herleidt de onderdelen tot iets anoniems en onpersoonlijks. Nergens krijgen de broers een naam, hooguit een karakterduiding, en ook de ove-

[pagina 278]
[p. 278]

rige familieleden blijven anoniem. Tegelijk krijgen de personages daardoor iets universeels, en roepen ze bij elke lezer haast onvermijdelijk herinneringen op. Ook inhoudelijk smelten de anekdotes samen tot een groot geheel. Wanneer alle broers eindelijk samen in de auto zitten en klaar zijn voor hun reis, is het verhaal afgelopen. Maar eerder in de bundel had Moeyaert al beschreven hoe het gezin tijdens zo'n uitstap door een drukke stad trekt. Daar wordt het monster van vlees en bloed door dat van steen opgeslokt. ‘We waren blij dat we alle zeven de stoep aan de overkant bereikten en plaats hadden om uit te hijgen. Als het aan ons had gelegen waren we op dat moment terug naar de auto gelopen, de snelweg opgevlogen, richting klein, stil en weinig.’ Een andere link tussen de anekdotes vormen de prullaria die in het ene verhaal ten prooi dreigen te vallen aan de grote schoonmaak, en later aan de basis liggen van de ‘Uitvindingen’, die de broers zevenvoudige rijkdom en beroemdheid zullen opleveren. Al valt het niet mee om ‘iets belangrijks als het wiel’ uit te vinden, zeker niet wanneer blijkt ‘dat alles wat “een soort van” is jammer genoeg al is uitgevonden’.

Ondanks het onverbloemde appal aan de emoties van de lezer worden de miniaturen nooit klef. Dat is te danken aan Moeyaerts stijl. Maar ook aan het feit dat hij het niet kan laten om af en toe het unheimliche aan de oppervlakte te laten komen. Dan verliest het zevenkoppige monster een broer en staan ‘de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste’ en ‘de snelste’ opeens tegenover de ik, de jongste, die het vaakst het voorwerp is van plagerijen. ‘Ze lachten me uit, gebruikten Engelse en Franse woorden tegen elkaar, dan hoorde ik niet bij ze.’ Maar de jongste ontpopt zich in de bundel vaak tot de slimste; in ieder geval is hij degene die het scherpst kan kijken en registreren.

Hij doet dat in anekdotes die steeds dezelfde lengte hebben en door een pointe worden afgezoomd. Ze zijn geschreven in een strak aangehouden cadans, die nog wordt versterkt door de cd die bij het boek hoort. Begeleid door pianomuziek leest Bart Moeyaert een aantal verhalen uit de bundel voor, en geeft zo een idee van de sobere theatervoorstelling waarmee Broere door Vlaanderen trok. De uniforme vormgeving kan op de lezer of toehoorder zowel een repetitief als een hypnotiserend effect hebben. Wie niet houdt van te veel herhaling moet de verhalen maar langzaam en met tussenpozen lezen. Het monster hoeft niet in één gulzige slok te worden verteerd. Het kan ook hapje voor hapje, genietend van elke arm en elk been.

 

Gwennie Debergh

bart moeyaert, Broere, De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste en ik, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2000, 228 p.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Broere: de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste, en ik


auteurs

  • Gwennie Debergh

  • beeld van Bart Moeyaert