Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ontmoeting. Jaargang 14 (1960-1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ontmoeting. Jaargang 14
Afbeelding van Ontmoeting. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Ontmoeting. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.73 MB)

Scans (2.84 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ontmoeting. Jaargang 14

(1960-1961)– [tijdschrift] Ontmoeting–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

William Wordsworth

Regels gedicht een paar mijl boven Tintern Abbey, bij een nieuw bezoek aan de oevers van de Wye, gedurende een tocht. 13 juli 1798.
 
Vijf jaar voorbij; vijf zomers met daarbij
 
vijf lange winters! en ik hoor opnieuw
 
die wateren stromend uit hun hoge bronnen
 
met murmelende muziek. En ik zie weer
 
die steile en verheven hellingen,
 
zij geven in een wild en eenzaam landschap
 
een indruk van nog dieper eenzaamheid,
 
verbinden met het land de stille lucht.
 
Op deze dag kom ik hier weer tot rust
 
onder de donkre ahornboom, en zie
 
de landjes rond de hutten, het gewuif
 
van vruchtbomen, die, met hun groene vruchten
 
verborgen in het blad, verloren gaan
 
tussen het opgaand loof. En weer zie ik
 
de hagen, lage hagen, lijnen van
 
verwilderd kreupelhout; de oude hoeven,
 
groen tot de deuren toe; spiralen rook
 
in stilte stijgend uit het wuivend woud,
 
onduidelijk waarvandaan, als was het van
 
wat zwerversvolk in de onbewoonde bossen,
 
of van een kluizenaar, die in zijn diepe grot
 
zit bij zijn vuur alleen.
 
Die schone vormen,
 
al was ik lang hier weg, waren voor mij
 
niet als een landschap voor een blinde is;
 
maar vaak in stille kamers, in 't lawaai
 
van plein en straten, dankte ik aan hen,
 
wanneer ik moe was, een gevoel van vrede,
 
diep in mijn bloed en strelend om het hart,
 
en overgaande naar mijn lichte geest
 
met balsem van herstel: - ook een gevoel
 
van vreemde vreugde: zoals die misschien
 
een niet geringe, goede invloed heeft
 
op 't beste deel in 't leven van een mens,
 
zijn kleine naamloze, onbekende daden
 
van liefde en goedheid. Hun ook dankte ik,
 
vertrouw ik, nog een andre zegening
[pagina 202]
[p. 202]
 
van meer verheven aard; dat licht gevoel,
 
waarin de last van het geheimenis,
 
waarin het zware, drukkende gewicht
 
van deze onbegrijpelijke wereld
 
verhelderd wordt: - dat rein en schoon gevoel,
 
waarin genegenheid ons zachtjes leidt, -
 
totdat, - de adem van dit aards gestel,
 
het stromen van dit menselijke bloed,
 
welhaast gestild, - ons lichaam wordt gelegd
 
in zoete slaap, dan leven we in de ziel,
 
en zien wij, met een oog dat door de macht
 
der harmonie verhelderd is, en diep verheugd,
 
in 't hart des levens zelf.
 
Maar als dat slechts
 
ijdel geloof zou zijn, toch, o, hoe vaak,
 
in duisternis en veel verwarringen
 
van 't bitter daglicht, als het blind gewoel,
 
de koorts der wereld en haar doelloosheid
 
beklemmend hing om 't kloppen van mijn hart -
 
hoe vaak dan keerde ik me in de geest tot u,
 
Wye in het woud, eenzame wandelaar,
 
hoe dikwijls keerde ik me in de geest tot u.
 
 
 
En nu, met vage sporen van gedachten,
 
herinneringen flauw en schemerig,
 
en met verbazing waarin droefheid is,
 
komt 't beeld des geestes mij weer voor de geest:
 
Terwijl 'k hier sta, niet enkel met 't gevoel
 
van vreugde thans, maar aangenaam verheugd
 
dat leven mij en voedsel over is
 
ook voor de toekomst. En ik heb weer hoop,
 
hoe anders ik ook ben dan toen voor 't eerst
 
ik hier in deze heuvels kwam; een hert,
 
zo sprong ik rond, de hoge oevers langs
 
van de rivieren, diep in 't stroomgebied,
 
waar de natuur mij leidde; meer een mens
 
die vlucht uit vrees voor 't onbekende dan
[pagina 203]
[p. 203]
 
die zoekt wat hij bemint. Natuur was toen
 
(de grove vreugden van mijn jongenstijd,
 
hun dierlijke bewegen, ach, voorbij)
 
alles in alles voor mij. Hoe kan ik
 
beschrijven wie ik was. Geklater van
 
de waterval raasde om mij, en de rots,
 
de berg, het diepe, heimelijke woud,
 
hun kleuren en hun vormen waren mij
 
als zoete spijs; een liefde, een gevoel,
 
dat geen bekoring van gedachtenspel
 
behoefde, dat geen andre oorsprong had
 
dan in het oog. - Die tijd is nu voorbij,
 
die pijn van vreugde heb ik nu niet meer,
 
die duiz'lige verrukking. Ik verlang
 
dat ook niet meer. Ik treur niet. And're gaven
 
zijn er gevolgd; zij maakten het verlies
 
weer overvloedig goed. Want 'k heb geleerd
 
om de natuur te zien, niet als in 't uur
 
van lichte jeugd; maar horend dikwijls daar
 
de stille, droeve, menselijke muziek,
 
niet ruw of scherp, hoewel ze in overmacht
 
het hart kan lout'ren; een aanwezigheid
 
heb ik gevoeld, die mij verwart van vreugde,
 
hoge gedachten, een verheven zin
 
van diepe, donkere verbondenheid,
 
die woont in 't licht van ondergaande zonnen,
 
de ronde oceaan, de lucht die leeft,
 
het hemelsblauw, en in des mensen hart;
 
een geest, een aandrift, die bewegen doet
 
alles wat leeft en denkt, wat wordt gedacht,
 
die gaat door alles heen. Zo ben ik nog
 
een minnaar van de weiden en de wouden,
 
de bergen, alles wat wij om ons zien,
 
de groene aarde en de grote wereld
 
van oog en oor, - wàt half hun schepping is,
 
wat hun ervaring: blij dat ik herken
 
in de natuur èn taal van het gevoel
[pagina 204]
[p. 204]
 
het anker van mijn zuiverste gedachten,
 
de gids, de raadsman van mijn hart en ziel,
 
van heel mijn zedelijk wezen.
 
En indien
 
ik niet dit had geleerd, zou ik 't vermogen
 
van geestelijk genot toch niet verliezen,
 
want gij zijt met mij op de oevers hier
 
van deze liefelijke rivier, vriendin,
 
liefste vriendin, en in uw stem herken
 
de taal ik van mijn oude hart, en lees
 
vreugden van vroeger als ik in uw oog
 
wild licht zie schijnen. Even eenmaal nog
 
moge ik zien in u, wat eens ik was,
 
mijn lieve zuster, o daar bid ik om,
 
wetend dat de natuur nimmer verraadt
 
het hart dat haar bemint; haar voorrecht is 't,
 
dat zij ons door dit vreemde leven leidt
 
van vreugd tot vreugd: zo'n stempel legt zij op
 
de geest die in ons is, vervult haar zo
 
met rust en schoonheid, geeft haar tot een spijs
 
gedachten zo verheven, dat geen kwaad,
 
geen haastig, geen hard oordeel, laster niet
 
van boze tong, noch koude groet, nee niets
 
ons ooit er onder krijgt, verduistert ooit
 
ons klaar geloof, dat alles wat wij zien
 
vol zegeningen is. Laat dus de maan
 
u maar beschijnen waar gij eenzaam gaat,
 
en laat de nevelige bergwind vrij
 
rondom u waaien; en in later jaren,
 
als deze wilde extase is gerijpt
 
tot sobere vreugde, als uw geest zal zijn
 
het hoge huis van alle schone vorm,
 
als uw herinnering de woonplaats is
 
van zoete klank en harmonie; o dan,
 
als eenzaamheid of vrees of pijn of smart
 
u overkomt, hoe troostend denkt ge dan
 
met tedere vreugd aan mij, aan wat ik zei,
[pagina 205]
[p. 205]
 
aan wat ik voor u schrijf! En evenmin
 
- als ik zou zijn waar 'k niet meer horen kan
 
uw stem, noch in uw wilde ogen lezen
 
de glans van vroeger - zult ge ooit vergeten
 
dat op de hoge oever hier in 't licht
 
wij samen stonden; en dat ik, reeds lang
 
aanbidder der natuur, hier was gekomen,
 
haar dienst nog altijd trouw, of zeg veeleer,
 
met warmer liefde nog, met groter ijver,
 
met heilig vuur. Dan weet ge wel voorgoed,
 
dat na veel zwerven, jaren ver van hier,
 
de hoge bossen, de verheven steilten,
 
dit groen en zalig landschap, voor mij zijn
 
beminder om zichzelf en ook om u.
 
 
 
Vertaling J.W. Schulte Nordholt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • William Wordsworth


vertalers

  • J.W. Schulte Nordholt


landen

  • Groot-BrittanniĆ« (en Noord-Ierland)