Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 11 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 11
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.33 MB)

Scans (90.77 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (4.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 11

(1911)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 463]
[p. 463]

Buitenland.

De Marokkaansche en de Mexicaansche zaken vragen voor ditmaal in de eerste plaats onze aandacht. Wat er verder in de wereld gebeurt - de altijd dreigende moeilijkheden aan de Mantsjoersche grens, die van Russische en Chineesche zijde tot troepenbewegingen aanleiding geven; de zieltogende opstanden in Albanië en Jemen; de smeulende Kretensische kwestie; het concept verdrag van arbitrage tusschen Engeland en Amerika; het gehaspel in Engeland over de hervorming van het Hoogerhuis - het blijft alles nog hangende en geeft voorloopig geen aanleiding tot andere dan academische beschouwingen.

Maar met Frankrijk's gevaarlijke expeditie in Marokko en Madero's opstand tegen het gezag van president Diaz staat het anders. Frankrijk heeft de andere mogendheden gerustgesteld omtrent zijne bedoelingen in Marokko, die volgens herhaalde verzekeringen alleen zullen leiden tot beëindiging der anarchistische toestanden in het uitgestrekte rijk, door vestiging van een krachtig centraal gezag, krachtiger dan dat der laatste sultans. Natuurlijk zal dit niet kunnen geschieden dan door tijdelijke bezetting van Fez en andere steden door de Fransche troepen, die ten getale van ruim 20000 man onder generaal Moinier thans haren moeilijken weg dwars door het vijandige land naar de ernstig bedreigde hoofdstad hebben gebaand en achtereenvolgens daarheen gericht worden onder voortdurende bestoking door de vlugge Mooren. Met levendige belangstelling zien de mogendheden naar den gang der expeditie, voorzoover dat gaat vertrouwend op Frankrijk's verzekering, dat het geen verovering bedoelt. Intusschen heeft ook Spanje, dat blijkbaar bijzondere afspraken met Frankrijk gemaakt heeft, troepen bij zijn Afrikaansche posten verzameld om den Franschen te hulp te komen en... zich van Tanger te verzekeren, als het ‘noodig’ zou zijn. Er is al een verdrag van verdeeling van Marokko in een Fransche en een Spaansche ‘invloedsfeer’ openbaar gemaakt, dat, zij het dan onecht, vermoedelijk niet zoo heel ver

[pagina 464]
[p. 464]

van de waarheid is, want Spanje kan toch moeilijk toelaten, dat aan den Marokkaanschen buit alleen Frankrijk deel zou hebben. De Fransche voorhoede is nu te Fez en wacht op de overige troepen om van dit middelpunt uit de verdere organisatie van het oostersch-verworden rijk tot stand te brengen. Natuurlijk zijn tusschen de mogendheden de noodige besprekingen reeds gehouden om op den grondslag van het bij al deze zaken streng te handhaven verdrag van Algeciras de verschillende belangen te eerbiedigen; met name Duitschland, dat in Marokko zooveel handelsbelangen heeft, ziet nauwkeurig toe, hoe Frankrijk zijn rol speelt; ook Nederland heeft reden om toe te zien en onze diplomatiekconsulaire post te Tanger heeft weder buitengewone beteekenis verkregen.

Met weinig minder belangstelling is te letten op de Mexicaansche verwikkelingen, die, naar allen schijn, ten slotte toch voor Porfirio Diaz het begin van het einde zijner langjarige heerschappij beteekenen. De oude president, door een aantal zijner voormalige aanhangers verlaten, heeft zich bereid verklaard tegenover den veldwinnenden opstand, die van stad tot stad in den uitgestrekten staat voortgaat, zijn zetel te ruimen, mits zijn aftreden niet met één slag de met zooveel inspanning verkregen maatschappelijke orde doe verdwijnen om plaats te maken voor de geregelde anarchie, die in andere Spaansch-Amerikaansche staten pleegt te heerschen. Madero, het hoofd der insurgenten, schijnt niet de man te zijn, die daarvoor waarborg kan geven. Onder de voornaamste aanhangers van den ouden president wordt vooral de bekende financier, thans minister van financiën, Limantour telkens genoemd als de aangewezen opvolger van Diaz, maar de opstand is niet alleen tegen diens persoon doch vooral tegen diens aanhangers en tegen diens regeeringsstelsel gericht, zoodat de insurgenten van een dergelijken personenruil niet gediend zijn. De thans gevoerde onderhandelingen, waarbij ook Oom Sam met zijn aan de Texaansche grens opgestelde observatie-troepen wel een woordje zal meespreken, zullen in dezen de beslissing moeten. Uit alles blijkt, dat het rijk van Diaz uit is. De laatste berichten vermelden zijn na lang tegenspartelen definitief aftreden, terwijl de minister van oorlog De la Barra hem tijdelijk vervangt.

Van het Engelsch-Amerikaansche arbitrage-verdrag weten wij althans zooveel, dat het concept een zeer ruime strekking heeft en zelfs zal gelden voor die gevallen, waarin de ‘eer’ en de ‘levensbelangen’ van beide natiën op het spel staan. Het is nog niet

[pagina 465]
[p. 465]

meer dan een concept maar dat dit op deze wijze is opgesteld, belooft veel, meer dan men verwachten kon. Doch... respice finem! Men spreekt zelfs van de mogelijke aansluiting van Frankrijk, ja van Duitschland, bij deze overeenkomsten, wat nog mooier zou zijn... als het niet zoo onwaarschijnlijk was. Maar leve de vrede!

 

In Frankrijk ‘la démocratie bat son plein’. De desorganisatie is op elk gebied, gelijk in de dagen der Combes, André's, Pelletan's, die te zamen met Jaurès nu nog ophitsen en den toestand beheerschen (behalve André, die van 't tooneel verdween). Alleen bij de marine schijnt Delcassé zich ernstig tot taak te stellen den ontredderden toestand te herstellen.

Overigens: waarheen men ook zijn blik richt, allerwege verwarring. In Champagne, waar schrale oogsten reeds eenige jaren de bevolking drukten, had reeds de vorige regeering het waagstuk bestaan in den economischen toestand in te grijpen. En wel door een extreme toepassing van protectie, ditmaal niet tegenover 't buitenland, maar door tusschen de departementen grensmuren op te trekken. Alleen Marne zou 't monopool hebben van Champagne, de wijnbouwers van Aube zouden uitgesloten blijven. Dat de ontevredenheid en verbittering in den laaien vlam van oproer uitbrak was mede onder planmatige leiding van vreemde anarchisten en van de C.G.T., die georganiseerde revolutie, welke geen Fransch ministerie aandurft. Ook deze regeering had niets voorzien noch voorkomen, schoon zij met nadruk gewaarschuwd was; achterna zond zij troepen om repressie te oefenen. Maar 't gewest blijft voorloopig verarmd: wijngaarden verwoest, magazijnen met groote voorraden, fabrieken en woningen geplunderd en verbrand. De houding van Monis, vroeger in Cognac, en zeker blij, dat het in zijn eigen streek, die van Bordeaux, niet tot zulke uitersten kwam, is weer allerbelachelijkst geweest. Hij schoof in den Senaat alle verantwoordelijkheid op den Conseil d'Etat die als scheidgerecht zou moeten optreden; eerst het algemeen rumoer dwong hem tot de merkwaardige erkentenis, dat de Regeering dan toch wel in geval van oproer beslissingen nemen en gezag oefenen moet.

De eerste Meidag schijnt den minister een triumf bereid te hebben; althans daags daarna trad hij als triomfeerend held in de Kamer op. De C.G.T. had een monsterdemonstratie, misschien wel meer, voor dien dag beraamd; doch aanzienlijke afdeelingen cavalerie, te Parijs samengetrokken, herstelden de orde. Immers er was werkelijk van herstel meer sprake dan van handhaving. Want

[pagina 466]
[p. 466]

gevochten is er; tal van politieagenten zijn min of meer als slachtoffers gevallen De minister had dus geen reden van ‘ongestoorde orde’ te spreken. Maar reeds het voorkomen van oproer deed hem door Jaurès en bladen als de Humanité als ‘pleutre’ brandmerken. Doch - hij is dadelijk weer de gehoorzame dienaar der revolutie.

Dit toont ook zijn houding en die van Demont, een zijner onbekwame collega's, in zake het wederopnemen van ontslagen spoorwegpersoneel. De Regeering acht zijn taak samengevat in 't woord bonté: een eigenaardige deugd van den staatsman! Trouwens in democratischen zin is het duidelijk, wien deze bonté geldt (alle oproerige elementen) en wie er van uitgesloten zijn (alle fatsoenlijke lieden, met name bezitters). Welnu: reeds heeft de Staat op zijn lijnen (b.v. op de beruchte Ouest) alle afgedankte stakers uit de nog niet vergeten crisis weer aangenomen; met de bekende gevolgen van verslapping van tucht, vermindering van veiligheid, een ongehoord aantal spoorwegrampen en dagelijks dreigende nieuwe staking. Welnu: de staat eischt nu 't zelfde van de groote particuliere maatschappijen: de P.L.M., de Orléans, e.a. Doch de staat heeft niet te eischen; kamervota, noch ministerieele aanschrijvingen hebben gezag over maatschappijen, die baas zijn in eigen huis. Dat deze niet toegeven, is natuurlijk en wijs. Zij hebben met groote mildheid de meeste stakers weer opgenomen, alleen de belhamels en ergste saboteurs uitgesloten; zelfs van die hebben zij er nog velen aan nieuwe posities geholpen. Dat zij tegenover die zeer kleine minderheid verder onverbiddelijk blijven, is om de veiligheid van 't publiek, de groote belangen vooral van kleine houders van spoorwegwaarden, waarin voor een waarde van millioenen de Fransche spaarpenningen belegd zijn, en de stellige overtuiging, dat de herhaalde ervaring van straffeloosheid steeds nieuw oproer voortbrengt. Briand had erkend, dat de Staat hier de grens van zijn bevoegdheid vindt; de tegenwoordige democratische bewindvoerders staan voor niets en willen wapenen smeden om de maatschappijen te dwingen. Het recht kan zulke wapenen nooit leveren; en hoe de uitzonderingswetten van onrecht en geweld er uit zullen moeten zien? Aan naasting valt niet te denken. In elk geval staan in dit geval de maatschappijen, die 't publiek belang behartigen tegenover de willekeur eener partijregeering.

Zonderling is in dezen de houding der Kamer, die bijna eenparig revolutionnaire moties aanneemt, waarbij echter zoovelen zich van stemming onthouden, dat bij herhaling de helft der werkelijke

[pagina 467]
[p. 467]

deputés niet bereikt is. Is dit strijken van de vlag tijdelijk? Deze Kamer trad op onder vrij goede auspiciën. Zij juichte Briand toe, wanneer deze woorden van orde en gezag sprak, in jaren niet van een Fransch minister vernomen. Zij heeft hem niet in de minderheid gebracht, al slonk zijn meerderheid zoo, dat hij zich genoopt zag af te treden. Zij was in zeer groote meerderheid voor billijker, voor evenredige vertegenwoordiging. En nu? Het budget voor 1911 heeft zij in Mei nog niet weten af te doen. Van de R.P. zal zij allicht slechts namaak, verbastering tot stand brengen, den maatregel besnoeien in 't belang van 't bloc, welks ledepoppen nu weer regeeren. Is deze Kamer dan werkelijk ondergegaan in de ‘Realpolitik’ van omkooperij en baantjes?

Intusschen neemt de corruptie aan de ministeries hand over hand toe. Handel in diploma's en lintjes, spionnage om den vreemde geheimen te verkoopen, knoeierijen bij inschrijvingen: niets van dit alles ontbreekt, en de geruchtmakende onthullingen en processen brengen steeds meer aan 't licht, dat men met geen losse gevallen te doen heeft. Naar de koloniën zendt men mede mannen van 't bedenkelijkst allooi. Zoo naar Algiers dien Lutaud, die als prefect der Rhône den slechtsten naam had, waardig tegenhanger van Augagneur, die indertijd uit 't zelfde Lyon Madagascar ging regeeren. Dat het leger in Marokko zijn plicht doet, wekt ook al de ontevredenheid van Jaurès, maar toont althans, dat er in dat leger en onder zijn aanvoerders nog een kern is van vaderlandslievende, niet verpolitiekte mannen. Men zou toch eigenlijk met genoegen een Brumaire-dag zien! Maar - dan zouden er weer slachtoffers zijn in Europa. En - de geschiedenis herhaalt zich niet!

Juist terwijl wij dit schrijven, komt het bericht van den noodlottigen dood van den minister van oorlog Berteaux en de ernstige verwonding van president Monis door het plotseling neervallen eener vliegmachine. De ontzetting is algemeen en een ministerieele crisis schijnt in deze treurige omstandigheden niet te ontwijken. In Berteaux verliest het leger een warm voorstander van de moderne vliegkunst; in Monis als minister-president iemand, die allicht te vervangen is. Maar door wien? Ziedaar weer een mooie vraag voor de politieke konkelaars, die Frankrijk regeeren!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken