Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 13 (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 13
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.19 MB)

Scans (91.84 MB)

ebook (4.62 MB)

XML (3.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 13

(1913)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

Buitenland.

De groote zaak is nog altijd de Balkanoorlog of liever de vraag, hoe men vrede zal krijgen. Na den val van Janina ten gevolge van een schitterend wapenfeit van het Grieksche leger schijnt er vrij wel wapenstilstand te zijn, afgewisseld door gevechten voor het veelomstreden Skoetari en het nog altijd dapper volhoudende Adrianopel; afgewisseld door de stoute en vlugge kruistochten van den Vliegenden Turk, de Hamidieh, in de Egeïsche en zelfs in de Adriatische Zee. Ten opzichte van Skoetari noch ten opzichte van Adrianopel handhaven echter de Turken hunne eischen; de bemoeiingen der mogendheden loopen thans alleen over de door de Balkanstaten geëischte oorlogsschatting, de eilanden en de nieuwe grens in Thracië. Om Skoetariechter wordt tusschen het nieuwe Albanië en het voor die stad zooveel opgeofferd hebbende Montenegro getwist. Maar de mogendheden hebben beslist, dat het aan Albanië zal komen en daaraan zullen Montenegrijnen en Serviërs zich wel hebben te onderwerpen. Wat Saloniki aangaat, dat wordt wel voorgoed aan Griekenland toegewezen. Intusschen de onderhandelingen over een en ander zijn nog hangende en zoolang dit het geval is, zijn allerlei complicaties mogelijk.

Niet tusschen de mogendheden zelf. Al zijn dezen het niet in alle opzichten nog met elkander eens en werkt de diplomatie met al hare kunst aan de handhaving van den wereldvrede, de telkens opduikende oorlogsgeruchten verdwijnen bijna even spoedig weder. Er is nog altijd een troepje menschen, blijkbaar Turken of turkschgezinden, onruststokende journalisten en beursmannen, die trachten oorlogsmunt te slaan uit allerlei kleine wrijvingen en stemming te maken voor hun duistere plannetjes; maar gelukkig weet de diplomatie telkens die pogingen te doen mislukken. Een alleszins merkwaardig en leerzaam, hoewel volstrekt niet onschuldig spelletje, dat bijna dagelijks in telegrammen van onrustbarenden aard aan den dag komt. Gelukkig heerscht er bij de regeeringen naast nauwlettende zorg voor eigen belangen der verschillende staten ook oprechte lust om, hoe het ook ga, den vrede te handhaven, den

[pagina 148]
[p. 148]

oorlog te vermijden, dien men algemeen als een wereldramp zou beschouwen. Wij mogen vertrouwen, dat de vredelievende staatshoofden in deze onrustige dagen, ondanks alle wrijvingen, hun edel streven met volledig succes bekroond zullen zien.

Terwijl wij dit schrijven, bereikt ons het verpletterend bericht van den schandelijken moord te Saloniki op den veelbeproefden maar thans aan den vooravond van volledig succes staanden, verstandigen, eenvoudigen, beminnelijken koning George van Griekenland. Deze lage koningsmoord, volgens den gedegenereerden dader wraak voor het afwijzen van een verzoek om hulp, treft Griekenland zwaar en de sympathie van de geheele wereld spreekt zich uit voor de diepgetroffen koningsfamilie Welken invloed dit droevige feit op den staat van zaken zal oefenen, kan niemand zeggen, maar het is niet te verwachten, dat het veel verandering zal geven. De vrede schijnt nu werkelijk met rassche schreden te naderen.

 

Gaarne roemen de Franschen de kalme en waardige wijze waarop de overdracht van 't presidentsschap der Republiek nu al een 40 jaren plaats grijpt. Geen schokken, politiek noch sociaal, niet de vele plechtigheden die rondom een troon het le roi est mort vive le roi begeleiden: slechts een drukke uittocht naar Versailles, zonder ceremonieel, en een dito intocht in Parijs; de nieuwe bewoner van l'Elysée heeft zijn voorganger afgelost. Zonder veel belangstelling ziet het publiek in- en buitenslands een Felix Faure verdwijnen, zij het op geheimzinnig tragische wijze, of een Loubet plaats maken voor Fallières. Ditmaal echter, om een in zwang komende uitdrukking te gebruiken, is er iets in Frankrijk veranderd. Parijs heeft Poincaré toegejuicht als een man, van wien allen veel verwachten; binnen- en buitenland zien in den nieuwen Franschen president een figuur van beteekenis. Zijn vrienden en geestverwanten waarschuwen tegen al te hoog gespannen verwachtingen, vooral indien deze met overijling gepaard gaan.

Van het ministerie, dat door Poincarés verheffing onthoofd werd, is een deel gebleven, onder leiding van Briand. In de keuze zijner nieuwe collega's schijnt de handige politicus gelukkig te zijn geweest; althans buitenlandsche zaken kwamen onder leiding van Jannart, den vroegeren bijzonder energieken en bekwamen gouverneur van Frankrijks beste koloniën, die te Algiers nog betreurd wordt. Het ministerie van oorlog, waarvan Millerand te kwader uur moest scheiden, schijnt ook bij Etienne niet in slechte handen te zijn.

[pagina 149]
[p. 149]

De brandende questie, die 't oud-nieuwe bewind niet meer kon verdragen, is die van de R.P. Een nieuwe, billijke kieswet vindt echter haar felle tegenstanders in den Senaat. Daar zitten nog altijd Combes, Clémenceau, de onsterfelijke onruststokers, met hun aanhang, waaronder die joviale Pams, Poincaré's tegencandidaat voor 't presidentschap, nu weer in zijn nulliteit, waaruit hij een oogenblik opdook, teruggezonken. Zal de Senaat over den reformbill het kabinet laten vallen, in strijd met den duidelijk uitgesproken dringenden eisch van 't volk en van de kamer? De lust er toe is bij de vergadering in 't Luxembourg wel te speuren; maar ook de moed? Het teekent, dat de oppositie moeite doet de ministers aan 't wankelen te brengen; maar totnogtoe blijft Briand aan deze wet het lot van 't kabinet verbinden, en houdt vol daarbij de questie van vertrouwen te stellen.

Intusschen is er een andere vraag, die de eerste zoo niet op zijde dringt, toch in de algemeene aandacht minstens evenaart. Het is die van de bewapening. Bij den dreigenden toestand in Europa (nooit, zegt men, was een algemeene oorlog naderbij tegenover de reusachtige legerplannen van Duitschland), mag Frankrijk niet achterblijven. Nog is het den deuk niet te boven, door de ministers van 't bloc (André en Pelletan) aan leger en vloot gegeven. Nog duurt de achteruitgang der bevolking, en daarbij der weerbare manschap, voort. Zoo is het urgent het werk van herstel, door Millerand en Delcassé begonnen, voort te zetten, ja zeer te bespoedigen. De zoo onvoorzichtig verkorte diensttijden moeten bij alle wapens op 't minimum van 3 jaren gebracht worden. Niet slechts de luchtvloot, het 4e wapen, waar de Franschen een voorsprong in hadden, maar alle wapens moeten op een sterkte gebracht worden, zoodat tegenweer mogelijk is en goede kansen biedt.

Intusschen is ook de diplomatie aan den gang. Poincaré had het aanzien van Frankrijk in 't buitenland stellig verheven. Een der eerste benoemingen van beteekenis van Briands bewind, maar stellig door den president ingegeven, is die van Delcassé tot gezant te Petersburg.

Een gelukkige keus? Men kan zoo wel vragen. De alliantie met Rusland, de spil, waarom de Fransche politiek draait, wordt er door versterkt; Delcassé is aan 't hof van den Tsaar persona gratissima. Hij is ook van Frankrijks zijde de groote man van de vriendschap met Engeland, mitsdien van de triple entente. Maar - is hij niet van ouds Duitschlands bittere vijand? Hij was minister van buitenlandsche zaken, toen Marokko bijna tot een breuk had

[pagina 150]
[p. 150]

geleid. Ten slotte echter was het Duitschland, dat uitdagend zijn schip naar een Marokkaansche haven zond. Doch - die geschiedenis behoort tot het verleden. In elk geval bleef de pers aan beide zijden betrekkelijk kalm. Is Delcassé een staatsman, die de ‘manière forte’ in prak'ijk brengt, niets wijst er nog op, dat dit met Kiderlen's opvolger in de Wilhelmsstrasse ook het geval is. En - duidelijk is toch wel van alle zijden in 't laatste jaar gebleken, dat alle mogendheden van West-Europa gevoelen, hoeveel voor haar bij een eventueelen oorlog op 't spel staat.

Intusschen, dat er iets in Frankrijk veranderd is, geldt niet vooral van de uitwendige toestanden, van welker afwikkeling op dit oogenblik weinig met waarschijnlijkheid te profeteeren valt. Gewichtiger zijn de teekenen, die wijzen op belangrijke veranderingen op geestelijk gebied. Nu reeds een jaar houden de Apachen - men heeft hun aantal op een 20.000 geraamd!? - de aandacht bezig, wekken afschuw maar ook ongezonde belangstelling. Dat de maatschappij tot verdediging slecht gewapend is, dat men de verfijning der zeden, de verslapping van 't oordeel, scepticisme en dilettantisme al meer gaat beschouwen als te behooren onder de oorzaken van deze onrustbarende verschijnselen: ziedaar wat met kracht wordt gezegd. Bij zulke dingen kan men moeilijk blijven glimlachen Men begint te vragen: is onze psychologie, die voor deze bandieten de teederste belangstelling kweekt en de schouders ophaalt voor hun slachtoffers, die steeds verschoonende verklaringen heeft en eigenlijk volkomen beaamt, wanneer Bonnet in zijn testament verklaart, dat hij wilde ‘vivre sa vie’ - zijn deze psychologie en de stemming, die zij kweekt, zoo onschuldig? Is het verstandig, is het zelfs verantwoord geweest, dat van hooger hand alle oproer aanmoediging vond, dat pers en publiek en tooneel, hetgeen totnogtoe als zedelijk oordeel gold, ondermijnde? Is het verstandig, zelfs verantwoord geweest in de openbare school te dulden den strijd tegen vaderlandsliefde en tegen alle bourgeois-deugden? Zeker: de schoolmeester, die Bonnet en Gernier heeft opgevoed, heeft hun niet gezegd: verover deze auto na de reizigers te hebben vermoord; maar hij heeft hun wèl gezegd: ziedaar een machine, waarmede de rijke het arme volk verplettert. Hij heeft hun niet gewezen op een kaslooper en gezegd: vermoord hem: maar wel: het geld, waarmede die man loopt is ontstolen aan de proletariërs.

Zoo zegt men allengs. Wie is die men? Voor mij ligt een verzameling van schetsen door den talentvollen comedie-schrijver A. Capus gedurende een jaar wekelijks aan de Figaro geleverd.

[pagina 151]
[p. 151]

Hij heeft het volle recht het boek te noemen Les moeurs du temps. Het geeft geestig, ja maar ook ernstig een beeld van den tijd. Ik heb er zooeven een proefje van gegeven. Wat er het aantrekkelijke van uitmaakt is, dat het niet alleen geeselt en afbreekt, dat het ook spreekt van een ‘nieuw geluid’ in Frankrijk, het geluid van een jonger geslacht met gevoel voor vaderland, voor idealen, met het voornemen: wij willen ons land niet laten wegkwijnen, wij zelf willen onze ziel niet verliezen aan al de sloopende machten, die aan het leven teren. Nog een ander boek ligt voor mij, waarvan de uitgaven razend snel op elkaar volgen en dat in de bladen druk wordt besproken. Het is van een jongen Protestant: Gaston Riou, en heet Aux écoutes de la France, qui vient. Geen mindere dan de bekende Emile Faguet heeft den schrijver, met wien hij niet altijd instemt, ingeleid, niet terloops maar met een lange aanbeveling. Niet te wanhopen aan 't vaderland, aan de beschaving, aan het eigen geestelijk leven: ziedaar de dure eed, dien een kring van jongeren, wier woordvoerder deze G. Riou is, heeft gezworen.

Waar wij ons spiegelen aan het afschrikkend voorbeeld, dat de Fransche democratie ons soms geeft, zouden daar de herlevende idealen van dit nobele volk niet tot ons spreken?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken