Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 14 (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 14
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.16 MB)

Scans (89.31 MB)

ebook (4.62 MB)

XML (3.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 14

(1914)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

Buitenland.

Niet de Balkan maar Duitschland, en in dat land de kwestie-Zabern heeft in de afgeloopen maand heel wat te doen gegeven. Men herinnert zich de zaak van den jongen luitenant, die zijn recruten als ‘schooiers’ betitelde en dien fraaien titel als een algemeen Elzassisch prerogatief beschouwde. Welnu, de Rijksdag heeft de zaak ter sprake gebracht of liever die, welke later daaruit voortkwam, namelijk de hardhandige bejegening van de burgerij van Zabern door de militaire overheden aldaar naar aanleiding van een standje op de markt van dat plaatsje, waar de ‘fromme Knecht Fridolin’ eenmaal het bekende avontuur had, door Schiller zoo treffend bezongen. De Rijksdag riep den ‘schneidigen’ minister van oorlog Von Falkenhayn èn den rijkskanselier zelven ter verantwoording. De eerste antwoordde uitdagend, de tweede onhandig laveerend, zoodat de Rijksdag den rijkskanselier zelfs een votum van wantrouwen naar het hoofd wierp wegens zijn onvoldoende bespreking der waarborgen tegen militaire machtsoverschrijding. De rijkskanselier toonde echter heel weinig lust om heen te gaan voor dit votum, dat in een zuiver parlementair geregeerden staat noodzakelijk dat gevolg òf een Kamerontbinding ten gevolge zou gehad hebben. Maar Duitschland is een monarchale staat en de rijkskanselier bleef volharden bij de verklaring, dat hij genoemde waarborgen zeer zeker dacht te handhaven maar dat de zaak in onderzoek was en niemand nog kon zeggen, wie schuld had. Vooral de socialisten traden heftig tegen hem op en wezen op de tegenstelling in het leger tusschen de ‘officierskaste’ en den gemeenen soldaat, die even erg als, ja erger zou zijn dan die tusschen leger en burgerij. Natuurlijk is van een en ander wel iets waar maar het is inderdaad geen vraag, of niet eerst de geheele zaak onderzocht moet worden, alvorens men kan zeggen, dat hier ‘het recht geschonden’ is en zoo ja, in welke mate, en dan nog, hoe het eventueele misdrijf bestraft is. Zoolang dat een en ander nog niet is nagegaan, zou de rijkskanselier wel dwaas zijn, als hij heenging, en het is zelf

[pagina 154]
[p. 154]

zeer de vraag, of hij zal heengaan, zelfs als het resultaat minder gunstig voor hem zou zijn. Maar in dat geval is er een conflict te wachten tusschen hem en den hem toch niet zeer welgezinden Rijksdag, ja tusschen dezen en den Keizer zelf misschien, wiens naam in dit alles natuurlijk ook genoemd is. Dat de rijkskanselier voorloopig in een moeilijk parket zit, valt niet te ontkennen maar evenmin, dat de zaak een machine de guerre tegen hem is geworden en dat hijzelf daaraan schuld heeft door zijn zwakke houding bij de eerste bespreking, die geheel den indruk maakte alsof hij tusschen het militaire en het burgerlijke gezag in het nauw geraakt was. Zijn geluk is het in ieder geval, dat een generaal in zijne plaats door den Rijksdag in het geheel niet zou begeerd worden en dat er verder niemand schijnt te zijn, die als zijn erfgenaam zou kunnen worden gedoodverfd. Op de algemeene politiek heeft dit alles geen invloed, al toonde men zich in den Elzas en over de grens niet weinig verontwaardigd, met name over eene beweerde beleediging der Fransche vlag door denzelfden ‘luitenant van Zabern’, die intusschen door den krijgsraad veroordeeld is.

In den Balkan zit Turkije nog altijd rustig te onderhandelen met Servië en Griekenland, soms even kletterend met den sabel maar dan spoedig wêer terugkeerend naar de diplomatentafel, waarop het altijd zoo fortuinlijk was. De eilandenkwestie en die der zuidgrens van Albanië zijn nog niet opgelost, al krijgt Albanië na half Januari den prins von Wied tot vorst, den kleinzoon van onzen prins Frederik, die zelf in 1830 de Grieksche kroon afsloeg. De mogendheden stellen vertrouwen in den nieuwen vorst, een verstandig en welwillend man, niet misdeeld aan gaven van hoofd en hart naar allen getuigen.

En Huerta houdt het in Mexico. De nederlaag der rebellen bij Tampico en hun meer en meer bandietachtig optreden deed de Amerikaansche sympathie dalen, zelfs de sympathie voor de Mexicaansche petroleumbronnen, die hier een groote rol schijnt te spelen. De vredelievendheid van president Wilson wast met den dag, met het succès der Mexicaansche regeering?

 

Onlangs verhaalden de couranten van een kerk ergens in Frankrijk, die door verwaarloozing ingestort was, waarbij een kostbaar hoogaltaar en verschillende kunstschatten te loor gingen. Er was uit te lezen, dat het laatste bedrijf nog niet is afgespeeld van het drama der geschillen tusschen de Roomsche Kerk en de derde Republiek. Wij maken er hier melding van niet om na te pleiten

[pagina 155]
[p. 155]

over de mate van schuld en verantwoordelijkheid der beide partijen aan de scheidingswet, maar om te doen uitkomen, dat de kloof, die het Fransche volk verdeelt, niet spoedig te dempen is. Trouwens ook de litteratuur houdt er zich in verschillende vormen mee bezig. Roman en tooneel zoowel als historie verhalen van deze zaken. De Revue des deux mondes van 1 December bevat het begin van een zeer lezenswaardig artikel van Maurice Barrès: la grande pitié des églises de France; het schildert de ruwheid, waarmede gemeentebesturen kerken sloopten, zonder eerbied noch voor het gevoel van een deel de bevolking, noch voor het stuk nationaal verleden, dat deze kerken vertegenwoordigen. Er blijkt genoeg uit, dat wat heden noodig is in Frankrijk waarlijk niet in de eerste plaats is de ‘défese républicaine’ of de ‘école laiqne’. Het is inderdaad opmerkelijk, dat zulke holle leuzen steeds weer schijnen in te slaan. Op het oogenblik hebben zij een, waarschijnlijk kortstondigen, triomf behaald.

In 1913 heeft Frankrijk niet minder dan vier ministeries gehad. Met Nieuwjaar 1913 was Poincaré nog aan het bewind, maar na diens verkiezing tot president der Republiek moest Briand het Kabinet vernieuwen, dat al aanstonds zijn hoofd en daarbij Bourgeois moest missen, terwijl ook Millerand voor een intrigue had moeten wijken. Briand bleef aan de leuzen getrouw van R.P. (‘scrutin de liste’), en bevorderen der weerbaarheid door driejarigen dienstplicht. Op het eerste punt viel hij: wel had de Kamer met flinke meerderheid voor de zooveelste maal de reform-bill aangenomen, maar de Senaat, bolwerk van het verzet der linkerpartijen, verwierp de wet. Nu trad Barthou op als hoofd eener regeering, die een vergelijk zou zoeken tusschen Kamer en Senaat en voorloopig slechts de tweede helft van 't program zou uitvoeren. Aan de energie en vastberadenheid van Barthou gelukte het dan ook den driejarigen oefentijd voor het leger in Kamer en Senaat te doen aannemen. Toch bleven donkere wolken zich samenpakken, en konden de radico-socialisten op hun congres te Pau onder aanvoering van Caillaux verzamelen blazen om het ministerie, en kon het zijn over het ministerie heen Poincaré zelf, te treffen. Er waren trouwens in gewichtige departementen van 't ministerie Barthou kwetsbare plekken; Etienne bij oorlog, Dumont bij financiën. En op financiën kwam het nu bijzonder aan, niet slechts - gelijk de oppositie wilde beweren - door de dure legerwet, maar vooral door de roekelooze sociale wetten, waarmede vorige ministeries 's lands draagkracht op zware proef hadden gesteld. Zoo gelukte het aan

[pagina 156]
[p. 156]

den welsprekenden Caillaux het ministerie Barthou te doen vallen op de vraag van de immuniteit der rente der nieuwe leening van 1300 millioen, die was voorgesteld. Terecht meende de regeering, dat het crediet van den Staat onmogelijk stand zou houden, indien zulk een groote leening niet de zekerheid medebracht van onverkorte couponbetaling. De ‘groote financier’ Caillaux, uit zijn vorig ministerie door zeer twijfelachtige manoeuvres bekend, zal nu zijn toevlucht moeten nemen tot expediënten als schatkistbilletten en opdrijven van directe belastingen.

Het radico-socialistische kabinet, dat optrad na een paar vergeefsche pogingen een gematigd bewind te vormen, wordt aanstonds van liberale zijde, als [.]ébats, Revue des duex mondes met weerzin, vooral met minachting ontvangen. De premier Doumergue heeft de portefeuille van Buitenlandsche Zaken moeten nemen (waartoe hij volkomen onbevoegd is) omdat hij den bekwamen Pichon aan den wrok van Clémenceau moest opofferen. De eenige figuur in 't ministerie is Caillaux zelf, die echter door zijn onderhandsch geknoei met Duitschland in de Marokko-zaak nog berucht is. Overigens zijn de nieuwe ministers oude doublures als Monis, Viviani, Bienvenu Martin, of obscure nieuwelingen, die hun ure gekomen achten om de voordeelen van de macht te genieten. Partij politiek in den laagsten zin van 't woord, onder overheerschenden invloed van Jaurès en van die beide schadelijke grijsaards uit den Franschen Senaat: Combes en Clémenceau. De revanches voor de keus van Poincaré, dien men wel gaarne tot aftreden zou dwingen, gelijk indertijd Casimir Périer, maar die al te diep wortelt in zijn populariteit allerwege.

Doch de groote revanche komt. De algemeene verkiezingen naderen. De nu regeerende bent zal alles doen om ze te saboteeren. Maar het is waarschijnlijk, dat het volk, door bittere ervaring geleerd, gericht zal houden over hen, die geen vaderland kennen, maar aan de bekrompenste partijbelangen al het wezenlijke opofferen: weerbaarheid, crediet, welvaart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken