Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 14 (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 14
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.16 MB)

Scans (89.31 MB)

ebook (4.62 MB)

XML (3.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 14

(1914)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Buitenland.

De toestand in Albanië heeft in de afgeloopen maand dagelijks aller oogen tot zich getrokken. De dood van onzen energieken, beleidvollen en dapperen Thomson - of moet men eerder van een moord spreken, van een moord door Italiaansch of Albaneesch geboefte op onzen heldhaftigen landgenoot gepleegd? - heeft algemeene bewondering voor den doode en voor het werk der Nederlandsche officieren gewekt. Wat er in en om Durazzo gebeurt, is weinig mysterieus. De Mohammedaansche Albaneezen, door Jong-Turken en Italianen, door de bondgenooten dezer laatsten: Montenegrijnen en Serviërs, aangezet en heimelijk geholpen, misschien wel aangevoerd, zetten den opstand tegen den Mbret voort, roepend om wraak voor vergoten bloed. Deze, steunend op de christelijke Mirdieten en Malissoren uit het Noorden, op de Nederlandsche officieren en op een aantal Oostenrijksche en andere vrijwilligers, zet in zijn deerlijk bedreigde hoofdstad, welker ligging op een moeilijk te bereiken schiereiland goede kansen voor verdediging aanbiedt, den ongelijken strijd voort en geeft na de eerste paniek, nog door verscheidene andere gevolgd, geen kamp: hij wil desnoods vallen op den gevaarlijken post, waarop de mogendheden hem geplaatst hebben en dien hij met ideale verwachtingen heeft betrokken. Ideale verwachtingen te midden van deze sinds eeuwen aan zichzelf overgelaten verzameling van onbeschaafde, elkander belagende en beroovende bergstammen, in een land zonder wegen en zonder eigenlijke regeering; te midden van een op avontuur beluste internationale boevenbende, die in zijn onmiddellijke omgeving heult met den vijand, heult met den verraderlijken Essad pascha, den geheimen vriend van Italië en van de Turken om de beurt.

Onze dappere officieren laten hem niet in den steek, kunnen en mogen hem niet in den steek laten, willen het ook geen oogenblik. Als aan hun plicht getrouwe soldaten blijven zij op hun post naast hem, wien zij hulp en trouw hebben toegezegd, en de

[pagina 136]
[p. 136]

Nederlandsche regeering denkt er blijkbaar geen oogenblik over - en terecht - om hen door terugroeping aan die zware maar eervolle taak te onttrekken. Zoolang de Mbret zelf die taak niet opgeeft zijn zij verplicht hem te helpen. En zij doen die taak met opgewektheid, hoewel soms wel met de wanhoop in het hart. Een eeresaluut aan die dapperen, die den Nederlandschen naam daar in het verre land hoog houden. Aan de nagedachtenis van Thomson, den op de bres gevallen leider, die geen leider boven zich kon hebben, zich bewust - al te veel bewust misschien! - van zijn waarde en zijn kracht. Het Nederlandsche oorlogschip, dat zijn lijk naar het vaderland zal overbrengen, zal hem in eere onder zijn geliefde Nederlandsche vlag terugvoeren. Aan generaal De Veer, den bekwamen organisateur der Albaneesche gendarmerie, die zich tijdelijk terugtrok om Thomsom de leiding van den wanhopigen krijg te laten, maar na diens dood de taak weder moedig wil opnemen. Aan majoor Sluys, den energieken tegenstrever van Essad, die dezen zelf durfde aangrijpen en verwijderen... naar zijne Italiaansche beschermers. Aan majoor Kroon, den nieuwen onversaagden bevelhebber van Durazzo, die Thomson's plaats innam en met onvoldoende, weinig talrijke en weinig vertrouwbare troepen aan de groote overmacht der opstandelingen het hoofd biedt. Aan majoor Roelfsema, majoor Verhulst, kapitein Sar, kapitein Fabius, kapitein Snellen, kapitein De Jong en de andere moedige aanvoerders, die voor Durazzo en den Mbret hun leven tallooze malen waagden en nog wagen. Zij allen hebben aanspraak op onze bewondering, onzen dank. Wat praten sommige filisters ook onder ons van waaghalzerij, van avonturenlust, van onnoodige zelfopoffering? Als dappere soldaten staan zij trouw op hun post, bereid om te vallen voor hun plicht, als het noodig is. Nog eens, een eeresaluut aan die dappere strijders, die meer deden voor den goeden naam, voor de eer van Nederland dan honderden en duizenden onzer. Zij mogen zich overtuigd houden, dat alle Nederlanders zonder hazenhart, zonder sentimenteele bevliegingen van ‘pacifistischen’ en anderen aard hen met sympathie en bewondering gadeslaan bij het werk, waaraan zij zich met geheel hun ziel hebben gewijd.

Maar waarom treedt Europa niet tusschenbeide? Waarom staan de belangrijke militaire krachten, waarover het heeft te beschikken voor Durazzo, werkeloos ‘neutraal’ tusschen Europa's vertegenwoordiger, den Mbret, en de opstandelingen, die Europa's wil trotseeren? Omdat de mogendheden elkander niet vertrouwen. Omdat Italië en Oostenrijk, Rusland en de andere hunne eigen

[pagina 137]
[p. 137]

afzonderlijke belangen hebben in Albanië, op den Balkan. Kwamen de lichtseinen, die telkens en telkens weder van de stad uit de opstandelingen waarschuwden, dat er een geschikt oogenblik voor den aanval is gekomen, kwamen die lichtseinen niet uit door Italianen bewoonde en door den Italiaanschen gezant zorgvuldig beschermde huizen? Zocht Essad geen schuilplaats in Italië, welks gezant, welks oorlogsschip hem redde van een alleszins welverdiende fusilleering als loon voor zijn dubbel spel? Er gebeuren schandelijke dingen in en vóór Durazzo, in geheel Albanië.

En wat zal van dat alles het einde zijn? Een mohammedaansch Albanië onder nieuwe Turksche suzereiniteit is onmogelijk, omdat het in de gansche Balkanzaak onberekenbare nieuwe gevaren zou brengen. Een verdeeling tusschen Servië-Montenegro en Griekenland is onmogelijk, omdat die de eenheid van het eeuwenlang samenhangende bergland zou verscheuren en nieuwe verwikkelingen zou scheppen. Een verdeeling in Italiaansche en Oostenrijksche ‘sferen’ zou misschien nog de beste oplossing zijn, omdat zij die beide mogendheden zou noodzaken orde en rust in het land te bewaren. Dan zou de Mbret aan het einde zijn van zijn te kwader ure aanvaarde taak, aanvaard onder (misplaatst) vertrouwen op de hulp der mogendheden. Dan eindelijk zouden ook onze Nederlandsche dapperen met behoud van krijgsmanseer kunnen terug treden, de herinnering bewarend aan groote daden, aan een manmoedigen strijd tegen het noodlot van Albanië, aan een strijd, waarin zij de wapeneer van het Nederlandsche leger hoog hebben verheven ten aanzien der geheele wereld. Het Nederlandsche volk volgt zijn zonen met hartelijke belangstelling bij het afwikkelen hunner moeilijke en gevaarlijke taak en hoopt, dat niet meer offers het zware offer van Thomson's leven mogen volgen.

Bij wat in Albanië voorvalt zijn de Mexicaansche zaken op den achtergrond getreden. Nog steeds troont Huerta in zijn hoofdstad; nog steeds onderhandelen de bemiddelaars aan de Niagara over een allen bevredigende oplossing. Gestreden wordt er feitelijk alleen hier en daar nog: een feitelijke wapenstilstand is begonnen, te midden waarvan Villa en Carranza, de hoofden der opstandelingen, twisten over de leiding. En de tertius gaudens wacht, wat er voor hem zal afvallen!

 

In Frankrijk is met de nieuwe Kamer een nieuwe aera van ministerieele crisissen geopend. Het kabinet Doumergue is teruggedeinsd voor de onoplosbare moeilijkheid om in den verwarden

[pagina 138]
[p. 138]

toestand, door de laatste verkiezingen in 't leven geroepen, orde te scheppen. Waar en op welk program een duurzame meerderheid te vinden? Socialisten en radicalen, om ze met namen te noemen: de groepen Jaurès, Caillaux, Augagneur, vormen in de Kamer nog lang de meerderheid, maar niet geheel. Doch de personen, die deze groepen uitmaken, zijn voor een deel gekozen op 't program van 3-jarigen diensttijd, hervorming der financiën, evenredige vertegenwoordiging, dus het tegendeel van 't program van Pau. Hoe zich nu te orienteeren? Naar den wil der kiezers, gebleken uit de leuzen, die de meerderheid verkregen, of naar de partijgroepeering? Er zijn drie omstandigheden, die elke eenigszins vaste oriënteering schier onmogelijk maken. Vooreerst de groote onbetrouwbaarheid der personen, die, in steeds wisselende combinaties in den wedloop om de portefeuilles, nieuwe ministeries aan het bewind brengen en ze dan weer omverwerpen. Dan, als natuurlijk gevolg daarvan, de steeds door persoonlijke overwegingen bepaalde stemmingen. Een ministerie heeft niet slechts een meerderheid in de Kamer noodig, maar ook een zuiver republikeinsche meerderheid, waarvan uitgesloten zijn allen, die min of meer ‘rechts’ zijn, als progresissten, Briandisten, zelfs ex-Briandisten. Eindelijk: de gebiedende eisch der kiezers: een reformbill, die reeds voor 4 jaar een meerderheid verwierf, wordt steeds verschoven: want elke reformbill brengt immers dadelijk nieuwe verkiezingen mede, is dus een doodvonnis, dat een Kamer, die pas optreedt, niet over zichzelf uitspreekt, en een Kamer, die tegen 't einde loopt, nog minder, daar de ‘députés’ vreezen hun zetel niet te zullen behouden. Ergo...

Onder deze omstandigheden was de erfenis van 't Kabinet Doumergue niet licht te aanvaarden. Poincaré richtte zich tot een der zittende ministers: Viviani, na bespreking met tal van députés en sénateurs. Viviani trachtte met een dubbelzinnige formuleering omtrent de brandende quaestie der landsverdediging een min of meer verzoenend bewind te vormen, dat ter zelfder ure schipbreuk leed. Toen wendde de president zich tot den algemeen geachten Ribot, die een regeering vormde, ja wel van links maar met de groote namen van Bourgeois en Delcassé, en met ondubbelzinnig handhaven van den 3-jarigen diensttijd, d.w.z. met de verwachting een vaderlandsche meerderheid te vinden, waar de socialisten buiten zouden blijven. Deze, voor de partij van orde en echt nationalen zin geruststellende uitkomst wekte in zoo hevige mate de woede op van de ultra's, dat het schijnbaar sterke bewind

[pagina 139]
[p. 139]

bij zijn eerste ontmoeting met de Kamer de nederlaag leed. Nu trad toch Viviani op met een meer beslist radicaal en socialistisch gekleurde combinatie, waartoe ook Augagneur behoort en waarin de handlangers van Caillaux niet ontbreken.

Is dit het uiterste van de concessies van president Poincaré? Op hem heeft men het voorzien, men streeft naar revanche voor zijn verkiezing van 1½ jaar. Hoe vèr zal hij gaan met ‘se soumettre’? Of zal het komen tot ‘se démettre’? Zullen de oude onruststokers: Clémenceau en Combes, nog eens meester worden van den toestand? Of zal het Jaurès zijn? En misschien Caillaux? Of zal ten slotte Poincaré zelf met wijsheid en energie een uitweg vinden? De partij, die nu oppermachtig schijnt, beteekent voor Frankrijk: sociale wanorde en politieke wezenloosheid. Maar Delcassé zou misschien beteekenen: oorlog. De toekomst is meer dan gewoon duister.

 

Ook in Albanië volgens de laatste berichten. De opstand breidt zich weder uit in Epirus; twee onzer officieren werden gevangen genomen. Het blijkt meer en meer, dat ingrijpen der mogendheden dringend noodig is. De door den vorst, buiten overleg met zijn Nederlandsche officieren, gesloten wapenstilstand geeft over en weer geen aanleiding om de wapenen neer te leggen. Het is een chaos, te midden waarvan onze mannen tot het laatst op de bres staan. Tot het laatst? Tot hun aller einde? Moed gehouden, dappere krijgers! ons aller medegevoel moge U sterken in den zwaren kamp voor orde en beschaving!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken