Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 17 (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 17
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.03 MB)

Scans (90.12 MB)

ebook (4.60 MB)

XML (3.75 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 17

(1917)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 475]
[p. 475]

Leestafel.

George Nijpels. Vrijzinnig-democratische actie. Baarn. Hollandia-drukkerij, 1917.

De heer Nijpels is lid der vrijzinnig-democratische partij, hij heeft tegen de leiding in deze partij vele bezwaren en zet deze in de brochure, waarvan ik den titel afschreef, uiteen. Voor buitenstaanders is dit vrij onbelangrijk. Evenwel, de bezwaren van den heer N. zijn eigenlijk uitvloeisels van dit ééne groote: de partij is een stembus-fractie, niet een levenwekkende kracht, die het volk pakt. En dat verschijnsel is wèl belangrijk. Ongetwijfeld is deze opmerking juist, zij kan trouwens eveneens gemaakt worden ten aanzien van het kleurlooze liberalisme der Unie en van het behoudende van de vrije liberalen. De heer Nijpels wil dit anders hebben en roept zijn partijgenooten tot een nieuwe strijdwijze op. Ik betwijfel of hij succes met zijn oproep zal hebben. Immers, daarvoor zou moeten vaststaan, dat de leer van de rechten van den mensch en de leer van de rede (zoo omschrijft de heer N. de grondslagen der vrijzinnige democratie) de kracht in zich hebben van een levensleus, die de massa kan pakken. En juist dàt verzuimt de heer N. te onderzoeken. De oorzaak van het door den heer N. geconstateerde verschijnsel zit dieper dan hij opmerkt. Aan deze brochure ontbreekt hetgeen voor het huidige liberalisme het meest noodig is: een onderzoek der beginselen.

P.S.

Th.M. Roest van Limburg. Ons Volkskarakter, een studie in volks-psychologie. Amsterdam. Van Looy, 1917.

Dit is een onderhoudend boekje. Zonder een bijzonderen eigen kijk op ons volk te hebben, weet de heer Roest van Limburg toch vele rake opmerkingen te maken en aardige typeeringen te geven. Hij ziet de meest karakteriseerende dingen in ons maatschappelijk leven en vertelt er in prettigen trant van. Voor de meest kenmerkende eigenschap van ons volk houdt de heer R.v.L. zijn gebrek aan spontaniteit; de hoofd-commissaris van Amsterdam heeft

[pagina 476]
[p. 476]

in de laatste maanden ervaren, hoe zeer dit weinig spontane volk toch als massa zeer gemakkelijk in heftige beweging is te brengen. Men zou na lezing van dit geschrift het tegendeel verwachten. Een waarschuwing voor het op dit gebied bijzonder dreigend gevaar te snel algemeene conclusies te trekken. Volks-psychologen zijn spoedig geneigd door hen opgemerkte bijzonderheden tot wetmatige waarheden te proclameeren. Doch dit dezen schrijver voor te houden, zou onbillijk zijn; zijn boekje is - behalve misschien in den titel - niet pretentieus. Ik herinnerde aan de kwaliteit van den schrijver. Daarvan bemerkt men in het geschrift wel wat heel weinig. Het zou dunkt mij aan belangwekkendheid gewonnen hebben, indien de schr. meer van eigen ervaring had verteld en wat minder boekenstudie had gegeven. Want wat daarop steunend in de eerste helft van dit boekje over den invloed van bodemgesteldheid, godsdienst, ras en politieke overtuiging op de volkspsyche wordt verteld maakt thans wel wat erg den indruk van dilettantisme. Een studie waarin deze schrijver b.v. eens vertelde van de tegenstellingen en overeenstemmingen tusschen de Rotterdamsche en de Amsterdamsche volkspsyche zou interessant kunnen zijn. Wie pleizier in en kijk op zulke dingen heeft en dan als hoofd der politie in beide steden een zoo goede observatie-post heeft gehad, moet er iets van kunnen meedeelen, dat de moeite waard is.

P.S.

Edmond Haraucourt. Daâh, de Oermensch. Uit het Fransch vertaald en met een inleiding voorzien door Herman van den Bergh en Martin Permys. Wereld-Bibliotheek onder leiding van L. Simons. Mij. voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam 1917.

De Heer Edmond Haraucourt schildert ons in dit boek het leven van den oermensch en de wijze, waarop deze zich van dier tot cultuurmensch heeft ontwikkeld. Althans hij schildert ons zijn voorstelling van een en ander. Hij gebruikt enkele gegevens uit de palaeontologie en de geologie. In deze laatste wetenschap blijkt hij minder goed thuis te zijn; de voorstellingen, die hij daaraan ontleent, zijn geheel verouderd. Maar bovendien: deze gegevens brengen hem niet ver.

De schrijver heeft in ruime mate gebruik moeten maken van wat hij noemt ‘de inductieve methode’ (‘den koenen, ofschoon somberen weg der inductie’, zeggen de vertalers). Mij komt het voor, dat men deze methode beter aangeeft door te zeggen, dat hij zijn fantasie vrij spel heeft gelaten; of nog beter door te zeggen,

[pagina 477]
[p. 477]

dat hij uit zijn duim heeft gezogen. Want bij het woord fantasie denkt men allicht, dat wij hier te doen hebben met een fantastisch verhaal. In werkelijkheid echter is het vrij nuchter, voorstellingen, zooals wij ons allen wel kunnen maken, wanneer wij ons trachten voor te stellen een wezen, dat door het ontbreken van spraak en iederen vorm van cultuur geheel op dierlijk standpunt staat, maar welks lichaam en geestelijke aanleg ongeveer die van een mensch zijn.

Soms zijn die voorstellingen vrij willekeurig, b.v. waar ons beschreven wordt, hoe Daâh het gebruik van steenen als werptuigen van de apen leert, die met noten gooien. Nu twijfel ik of apen inderdaad noten als werptuigen gebruiken. Maar bovendien: waarom zouden Daâh en zijn oermensch-elijke voorouders dit niet evengoed hebben kunnen bedenken als de apen? Omdat de apen zooveel ouder ras zijn, meent de schrijver, en de mensch een zooveel jonger. De aap heeft dus een ouder cultuur dan de mensch, maar hij is op een vrij laag punt blijven stilstaan. Maar die menschen hebben volgens den heer Haraucourt toch ook voorouders gehad! Het ‘jong’ zijn van het ras wil toch niet anders zeggen, dan dat zij hiervan wat meer verschillen dan de apen van hun voorouders! Waarom zou dan de menschen-cultuur bij de apen-cultuur moeten achterstaan? Maar het klinkt zoo aardig die heel jonge menschheid met die heerlijke mogelijkheden en dat algeheele gebrek aan ervaring!

Het is te betreuren, dat de heer Simons, die ons in zijn populaire serie zoo voortreffelijke werkjes heeft verschaft, er nu toe gekomen is ons een boekje voor te zetten, dat niets anders is dan een aaneenrijging van dergelijke praatjes.

W.

Annie Salomons. Nieuwe verzen. Uitg. door de Mij. voor goede en goedkoope lectuur. Amsterdam.

Sappho, Isoude, Maria Magdalena, wier namen Annie Salomons aan de eerste reeksen van verzen in deze bundels geeft, zijn drie gestalten uit de geschiedenis der erotiek. Zij vertoonen de liefde die eindigt in haar ontkenning, de zinneliefde die het bij zichzelve niet uithoudt, maar versmacht naar hare vergeestelijking, of vergaat in beklag.

 
Ons lokte tot verboden poort
 
Een schamp van liefdes valsche schijn,
 
Wij naderden van glans bekoord
 
En meenden wreed maar schoon te zijn..
 
 
 
Maar nu voor 't eerst, in 't sneeuwen licht,
 
Sta 'k wit en sterk, van schaamte vrij;
[pagina 478]
[p. 478]
 
Ik hef mijn droomenzwaar gezicht,
 
Er klinkt in mij een nieuw gedicht
 
Van ‘'t verre tusschen u en mij.’

Mej. Salomons zou niet deze namen als titels aan haar gedichten geven, tenzij zij in de gestalten iets van haar eigen wezen weerspiegeld zag. Zij is een dichteres der liefde en aarzelt niet haar innerlijk in het vers open te leggen. Deze vrijmoedigheid is een eigenschap van den tijd en van het dichterwezen. Een vrouw die dicht, boezemt ons belang in juist doordat zij haar innerlijk meldt; want niet wat zij als haar wereld fantaseert, of welke levensbeschouwing zij heeft, maar wat in de diepte van haar vrouwelijk gemoed omgaat is van waarde. Er is een groot verschil in dichterschap tusschen dichter en dichteres. Hij heeft een wereld, terwijl zij zichzelf heeft. Wat hij van zijn ontroeringen máákt, de verbeeldingswereld waarin hij zijn innerlijk transponeert, de gedachtensfeer die hij oproept, de algemeenheid die hij uit zich te voorschijn roept - deze alle stempelen zijn dichterschap. Maar de dichteres blijft bij zichzelve en noodigt ons tot hare ziel. Zij heeft haar liefde als dichterlijken gloed, waarin zich de lezer verwarmt, die hare gedichten geniet om het eeuwig-vrouwelijke en beschouwer is niet van haar verbeeldeniswereld maar van haar hart.

Het vers van Mej. Salomons is niet steeds sterk in dictie; regels als de volgende missen rhythmische beweging:

 
Zullen we den herfst nu dwingen te blijven! (ik kursiveer)

of

 
'k Heb andrer leven rust en rijken vrede niet verstoord.

De taal heeft niet steeds volle spanning, die toch een vereischte is voor het vers, zal het door de dichterlijke overtuiging gedragen zijn. Er zijn te veel koepletten die het niet ten volle doen in dit bundeltje - maar in de beste gedeelten schuilt een innerlijke sterkte, zoowel van ontroering als van zegging, die vertrouwen geeft op het dichterschap dezer dichteres. Wanneer zij de volle eenheid zal gevonden hebben van erotiek en kunstzinnigheid en niet gelijk sommige vrouwen al te dicht bij één hoofdmotief haars levens stilhoudt, zal haar vers onze volle bewondering genieten.

 
Nu hangt de hemel zoel en wijd
 
En de ure nadert,
 
Waarin, hoever uitéen geleid,
 
Hoe lang vergeefs gesmeekt, verbeid
 
Hart zich met hart vergadert.
[pagina 479]
[p. 479]
 
Ik klem mijn handen op mijn borst
 
Om 't nog te keeren.
 
Ik heb zooveel geluk vermorst,
 
Zooveel vergeefs gezocht, gedorst
 
Ik wil niet meer begeeren.
 
 
 
Daar dringt een zacht gerekte-fluit
 
Zijn smeeking door de stilte uit,
 
De blaren trillen....
 
O hart, mijn hart 't is uwe zang
 
Van lang ont-veinsd, miskend verlang;
 
Gij hebt niets meer te willen.
 
 
 
B.d.H.
Mr. D.J. van Doorninck. Denkbeelden van een twijfelaar. (Populair-sociologische varia). Tweede Bundel. Zwolle. J. Ploegsma, 1917.

Men kan, bij het lezen van deze populair-sociologische varia, den indruk niet weren dat deze schr. wel heel veel woorden, in 't bizonder ook veel woorden van anderen (aanhalingen) noodig heeft om zijn denkbeelden weer te geven; ook niet den indruk dat zijn denkbeelden - ze mogen dan die van een ‘twijfelaar’ wezen - niet zijn van dien aard, dat ze altijd de moeite der kennisneming waard zijn. In zijn eerste hoofdstuk wijst de schr. op de eenzijdige voorlichting van het publiek door ‘pro- en contra-’geschriften, waarin men, zooals hij niet onaardig zegt, in 40 minuten op 40 bladzijden voor 40 cents het ‘voor’ en het ‘tegen’ van een zaak hoort. Dan verder keuvelend over waarheid en verdraagzaamheid stelt hij vast dat men op philosofisch en theologisch gebied niet kan zeggen voor de waarheid te strijden, doch slechts voor ‘zijn eigen waarheid’, waarbij hij de opmerking plaatst dat ‘de mededeelingsvorm geenszins onverschillig is’. Verder doorpratend blijkt hij ‘geneigd’ te zijn ‘over te hellen tot de meening’ (men ziet dat hier de mededeelingsvorm niet is veronachtzaamd), dat algeheele wering van godsdienst-onderwijs uit de openbare lagere school is gebleken geen goede maatregel te zijn. Groen van Prinsterer, zoo leeren wij dan nog, keerde zich tegen het Papisme. ‘Wien moeten wij zoekende twijfelaars nu volgen? Alle (die) geleerden verkondigden De Waarheid, doch A zegt: “'t is X” en B zegt: “'t is Y”.’ De klacht is niet nieuw. Maar schr. prikkelt onze nieuwsgierigheid door het uitzicht dat hij in het tweede opstel ‘tot een bevredigende middenconclusie’ zal komen. Doch dat tweede opstel brengt het niet veel

[pagina 480]
[p. 480]

verder dan tot een met citaten doorregen beschouwing over godsdienst en wijsbegeerte, waaraan zich vastknoopt een kritiek op de theosophie. Toch moet deze laatste dankbaar worden ‘aanvaard als wereldbeschouwing voor lieden, die wegens gebrek aan tijd of aanleg niet “toekomen” aan diepere philosophie en voor hen, die, wegens hun hang naar het occulte en mystieke, behoefte hebben aan een “geheime leer”....’ Terecht noemt schr. dit een ‘utilitaristische’ overweging; zij is zelfs niets dan dat. Of zijn vergoelijkende uitspraak: ‘eenig kwaad is aan de theosophie-als-zoo-danig niet verbonden’ voldoende aanbeveling is voor hen, die wegens gebrek aan tijd zich dan maar met deze ‘zielentroosteres’ denken te gaan behelpen?

Nu, deze eerste twee opstellen vormen dan nog wel het meest belangwekkende deel van den bundel. Het overige is: aanvulling van een vroeger werk, met anti-kritiek; is een betoog dat couranten-lectuur de menschen niet veel wijzer maakt; is: een polemiek tegen ‘de oorlogs-filosofen’, die meenen dat de hoogere cultuur door oorlogen wordt bevorderd.

H.S.

Gerard van Eckeren. De van Beemsters. Geschiedenis eener familie. Twee deelen. Amsterdam. P.N. van Kampen en Zoon.

Voor de lezers van ons tijdschrift kan volstaan worden met de mededeeling dat deze ‘geschiedenis eener familie’ verschenen is, in twee (gelijk het heet) ‘kloeke’ deelen. Dit werk hier te gaan kenschetsen, is waarlijk overbodig. Niet alleen herinneren onze lezers zich ‘Guillepon Frères’ en ‘Ida Westerman’ van denzelfden schrijver, doch van ‘De van Beemsters’ zijn verschillende hoofdstukken achtereenvolgens in Onze Eeuw verschenen. De volledige geschiedenis ligt thans voor ons; en zij die met smaak de groote brokstukken daarvan in onze afleveringen hebben genoten, zullen er prijs op stellen thans van het geheel te kunnen kennis nemen.

H.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Nieuwe verzen

  • over De van Beemsters


auteurs

  • Henri Smissaert

  • J.D. Bierens de Haan

  • Paul Scholten

  • over Th.M. Roest van Limburg

  • over D.J. van Doorninck