Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 21 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 21
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.38 MB)

Scans (72.02 MB)

ebook (4.22 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 21

(1921)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 228]
[p. 228]

Leestafel.

Louis Carbin. De verliefde passagier. Serie ‘Nieuwe Romans’. Amsterdam. Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur.

't Is soms een lange weg, dien een boek aflegt tusschen de schrijftafel van een redacteur en de ‘leestafel’ van ‘Onze Eeuw’: de tijd voor rustige lezing en overweging en voor het op schrift stellen van den indruk en de gelegenheid voor plaatsing van de aankondiging laten zich soms lang wachten. Dit boek heeft mijn reis naar en van Indië meegemaakt; gewonnen heb ik daardoor dit: dat ik waardeeren kan wat schr. ons meedeelt over de thuisreis van Soerabaia naar Amsterdam, over al wat op die zeereis te zien ( en niet te zien) is en over de mentaliteit van de passagiers. Dit alles is ‘pris sur le vif’. Overigens zou ik mij kunnen denken, dat eenig argeloos lezer dit boek als een mystificatie beschouwde. Heel eigenaardig is de bouw: eerst hooren wij den dokter en den eersten machinist van de ‘Noordam’ der Holland Amerika-Lijn, die in December '18 in de vaart tusschen was ‘den Oost’ en ons land, keuvelen over een wonderlijken passagier, den gewezen Indischen makelaar van Berkel, die weinig met zijn reisgenooten verkeert, veel schrijft, in zijn gesprekken veel tweedehands-wijsheid en -geleerdheid aan den man brengt, den dokter gezegd heeft dat hij verliefd is.... Dan krijgen we van dezen ex-makelaar, die ‘essayist’ wil zijn, de brieven te lezen, welke hij als ‘penny-a-liner’ schrijft voor een Indisch weekblad: reisbeschrijving eerst met veel bespiegelingen over meneer-zelf, die, na zeven jaar in den handel te Soerabaia geldelijk onafhankelijk geworden, nu op zijn dertigste jaar naar patria terugkeert om daar zijn neiging te volgen: veel te lezen en vooral veel te schrijven en ‘zichzelf’ te zijn.... Tot dat in Batavia een meisje aan boord komt, Betty Tersonder, 'n kind van nog niet zeventien jaar, dat bij de allereerste ontmoeting hem reeds vertelt ‘sinds een paar jaar’ al te weten ‘wat goed is en wat kwaad’ en tot hem orakelt over ‘de vrouw als gebruiksartikel’, met hem flirt, van hem weten wil waaraan het te merken is of je zooveel van iemand houdt dat je met hem zoudt willen trouwen en hem trouw blijven;.... dan weer naîef is en weetgierig, met hem piekert over de raadselen des levens, over het waarom van alle dingen, over dood en eeuwigheid... tot dat beiden weten

[pagina 229]
[p. 229]

en elkaar bekennen dat er een echte liefde tusschen hen is opgebloeid, die op de proef moet worden gesteld: na het afscheid in Holland zal er niets meer tusschen hen zijn: zij zullen geen beloften wisselen, geen portret, een enkel maal per jaar een brief; ‘naderhand’ zal dan blijken of de band er nog is. Zoo scheiden zij. En dan volgt als slotwoord van het avontuur een dagboek-fragment van haar, die niet Betty Tersonder heette (voor de publiciteit had hij haar naam veranderd) en die ‘woedend’ is om alles, wat de briefschrijver er bij verzonnen heeft, hem als ‘pauvre sire’ en als dilettant-in-alles aanduidt!

Een mystificatie? Misschien wel. Misschien ook (het een sluit waarlijk het ander niet uit): een fantaisie, waarmee de schrijver zich de lange, vaak leege uren van een zeereis spelenderwijze heeft gekort door een geval te stellen, een type als van Berkel te scheppen, dien hij, dunkt mij, zoo raak teekent in deze woorden uit een der brieven: ‘Je suis un esprit hanté par la femme, maar het leed van den hartstocht blijft mij vreemd, omdat ik in een vrouw nooit iets anders liefheb, dan mijn wederspiegeling in haar, en voor een verloren spiegel zijn er weer tien anderen te vinden.’

Hoe dit zij, in zijn soort is dit heel knap werk. Deze jonge man, die in eeuwige zelfbeschouwing het grootste welbehagen schept, de door vrouwen bedorven bachelor, die over allerlei weet te praten en te schrijven met citaten en andere wijsheid-van-anderen; dit in Indië te vroeg uit de kluiten gewassen kind, naar onze Hollandsche begrippen bedenkelijk wereld-wijs en vroeg-rijp, met kwalijk bedwongen temperament en vol van verwarde idealen....; ze staan allebei wel ten voeten uit voor ons. Gij moogt ze meer of minder sympathiek of belangrijk vinden; gij moogt u ook kwellen met de vraag of Louis Carbin waarlijk verlangt dat gij ze beiden ‘au sérieux’ neemt; maar gij moogt hem den lof niet onthouden dat hij dit door hem gekozen gegeven met verbijsterende ‘verve’ heeft behandeld.

H.S.

D.J. van der Ven. Neerlands Volksleven. Zalt Bommel. N.V. Uitg. Mij. en Boekhandel v/h. P.M. Wink, 1920.

Nauurlijk zijn er ook in Nederland lieden, die zich zoo vergevorderd wanen in vage, cosmapolitischen denkbeelden dat zij meenen onverschillig te moeten staan (of werkelijk staan) tegenover al het nationale. Mij dunkt, het leven van dezulken is armer dan van hen, die oog hebben voor de bekoring van het lands-eigene. Van die bekoring is het hier boven genoemde werk vol en het brengt ons die in overvloedige mate. ‘Dit boek wil een inleiding en opwekking zijn tot vaderlandschen cultuurarbeid!’ zegt de schr. in zijn voorwoord en deze bedoeling schijnt mij volkomen verwezenlijkt. Het geeft ons een levendige herinnering aan ‘het eerste nationale landjuweel’ te Arnhem, het vaderlandsch historisch volksfeest, dat daar in September '19 is gevierd als ‘het

[pagina 230]
[p. 230]

festijn der plattelands realiteit’; het bevat ook een volledige beschrijving van wat het ‘Nederlandsch Openlucht-Museum’ op den Waterberg te Arnhem te zien geeft en de schr. zegt niet te veel als hij zijn werk noemt een ‘inleiding tot een gecentraliseerden Nederlandschen volkskunde-arbeid’.

Met zijn reeks van 350 afbeeldingen en den uiterst belangwekkenden tekst, die daarop volgt, geeft dit werk iets wat wij tot nog toe niet bezaten: een in populairen vorm, zonder vertoon van geleerdheid, geschreven samenvattend overzicht van onze vaderlandsche ‘folklore’, van de zoo onderscheidene boerenwoningtypen, van onze volksliederen, zangen, dansen, zeden en gebruiken, kleederdrachten enz. Daardoor reikt de beteekenis van dit werk ver uit boven die van een gedenkboek.

Dit is een kostelijk boek, dat men telkens weer met belangstelling openslaat en nu en dan graag weer voor den dag haalt. Een boek om te bewaren en om aan de jongeren in handen te geven, opdat die leeren beseffen hoeveel eigenaardigs er nog schuilt in ons Nederlandsch volksleven.

H.S.

Dr. Jur. et Phil. Lucien Brulez. Het vrijheidsbegrip. 's Gravenhage. Martinus Nijhoff, 1920. XVI en 239 blz.

Nog steeds geldt het woord van Spruyt omstreeks 1900 gesproken: ‘De vraag: staat de heer S. op deterministisch standpunt? beteekent tegenwoordig in sommige kringen hetzelfde als: Is hij iemand die op de hoogte van zijn tijd is, of wel een achterlijk mensch?’ Toch valt er kentering waar te nemen en ik acht het niet onwaarschijnlijk dat wij een periode tegemoet gaan waarin ook de vrijheid weer wetenschappelijk aannemelijk zal worden geacht. Of dat echter het geval zal zijn als er veel verdedigers optreden van de vrijheid in den trant van den Gentschen hoogleeraar in de wijsbegeerte, betwijfel ik bijna. God beware mij voor mijn vrienden, voor mijn vijanden zal ik mijzelf wel bewaren, is een gedachte die bij de lezing herhaaldelijk bij mij opkwam.

Laat mij enkele staaltjes geven. De wet van behoud van arbeidsvermogen schijnt hem noodzakelijk tot determinisme te voeren, daarom moet zij opgeruimd worden. Dat valt dan ook gemakkelijk genoeg. Immers het beginsel van behoud van arbeidsvermogen is in den grond hetzelfde als dat van stofbehoud en wat stof is weten wij toch eigenlijk niet (p. 57). Bovendien is het geheele maatstelsel der natuurkunde aan ernstige bedenkingen onderhevig. Waarom heeft men bijv. een kubiek centimeter water van 4o als gewichtseenheid gekozen? vraagt de schrijver op p. 64. ‘Waarom anders, dan omdat het de stof is, die meest overal en in de grootste hoeveelheid voorhanden en dus het goedkoopst is’. Zoo beantwoordt hij zichzelf, en hij gaat voort: ‘Maar dat is een voor de wetenschap waardelooze reden. Waarom vier centi-

[pagina 231]
[p. 231]

graden? Wegens de grootste densiteit, het grootste gewicht voor het kleinste voluum’. En waarom juist aan het oppervlak der zee gewogen? heeft hij reeds een bladzijde vroeger gevraagd? Slechts twee kleinigheden zijn den schrijver ontgaan, ten eerste dat de gram geen gewichtsmaar een massaeenheid is, en vervolgens dat een c.M3. water van 4o. niet juist een gram weegt en onze gebruikelijke massaeenheid niet uit water, maar uit platina-iridium is vervaardigd. Van even onbegrijpelijke onbezonnenheid is wat hij over temperatuurmetingen zegt. Kwik heet gekozen als ‘stof van gelijkmatige uitzetting om ‘spaarzaam om te gaan met onze glazen buizen’. Het stààt er woordelijk. Van de geweldige hoeveelheid ervaring en denken verwerkt in onze ‘absolute’ temperatuurschaal heeft de schr. dus klaarblijkelijk niet het flauwste besef. ‘Het is niet bevorderlijk voor de goede faam der wijsbegeerte, dat zij nog dergelijke onwetenschappelijke en populaire voorbeelden te berde brengt die geen rekening houden met de reeds verkregene uitkomsten der wetenschap. Waar de philosophie zich met zulke wapens uitrust om de wetenschap onzer dagen te lijf te gaan, kan zich alleen de geschiedenis herhalen van den aarden en den ijzeren pot’. Met groote instemming lezen wij deze woorden op p. 92 en wij denken reeds aan een begin van inkeer als wij met schrik bemerken dat de schr. niet een balk in eigen oog ziet, maar zich met deze woorden richt tegen.. Kant. En wel op grond van diens causaliteitsleer die een ‘bedenkelijke halfheid dient te worden genoemd’, omdat zij naar des schrijvers meening leert: ‘dat er geen bepaalde reden bestaat om aan een bepaalde oorzaak een bepaald gevolg toe te schrijven en omgekeerd. Wanneer A zoowel als B of C of D enz. oorzaak van X kunnen zijn, zonder dat wij de ware oorzaak kunnen onderkennen, zijn wij weinig gevorderd met de verzekering dat er wel eene oorzaak moet zijn.’ (p. 91). De schr. heeft hier heengelezen over de kleinigheid dat het causaliteitsbeginsel niet dan in verbinding met concrete ervaring tot de aanwijzing van A, B, C. of D als oorzaak van X kan leiden.

In dezen trant gaat het verder het heele boek door. Een waardevolle opmerking vond ik in de voorrede. ‘Breedvoerigheid is in deze tijden van papiernood niet te verantwoorden’. Ten opzichte van dit punt ga ik gaarne bij schr. theorie in de leer.

Ph.K.

Dr. A.J.P. van den Broek. Ontwikkelingsgeschiedenis van den Mensch. V.U.B. De Erven Bohn. Haarlem, 1921.

De titel van dit boekje vereischte een nadere toelichting. Menigeen zal het wellicht ter hand nemen in de verwachting er de evolutie van het menschelijk geslacht in uiteengezet te vinden. Dat is geenszins het geval. Het houdt zich uitsluitend bezig met de ontwikkeling van den individueelen mensch vanaf de bevruchte eicel tot de geboorte,

[pagina 232]
[p. 232]

dus met wat men doorgaans embryologie noemt. De inhoud van het boekje is ongetwijfeld interessant. Toch zou het m.i. beter aan zijn bestemming hebben beantwoord indien schr. zijn taak meer had gezien in het expliceeren van de problemen dan in het opsommen van de vormverandering der afzonderlijke organen. Bij het lezen krijgt men meer den indruk met een massa details dan met een wetenschap kennis te maken. Mogelijk leende echter het onderwerp zich weinig voor een andere behandelingswijze.

W.

 

Voorts zijn door de redactie ter aankondiging ontvangen de navolgende boekwerken:

 

C.H. Ebbinge Wubben. Fragmenten uit Middelnederlandsche Bijbelvertalingen. Wolters. Groningen, 1919.
De verhouding van godsdient en wetenschap. Resultaat der Enquête ingesteld door het Bondsbestuur van ‘de Middaghoogte’. Uitg. van den Bond van vereenigingen ‘de Middaghoogte’. 's Gravenhage.
A. Dorst. Konsequentie gevraagd. Een woord naar aanleiding van de beweging der ‘Jonggereformeerden’. Holl.-Drukkerij. Baarn, 1919.
J.B. Netelenbos. Ben ik gereformeerd? Een woord naar aanleiding van de tegen mij gevoerde kerkelijke procedure. Holl. Drukkerij. Baarn, 1920.
G.Ch. Aalders. Tij-kentering in de Oud-Testamentische wetenschap. Kok. Kampen, 1920.
W. Geesink. Religieus eklekticisme. Van Bottenburg. Amsterdam, 1919.
Keizerin Eugenie. Mijn gedenkschriften. Vertaling van Dr. L.B.J. Burgersdijk. Leiden. A.W. Sijthoff.
A.G. Boissevain. De beweging van het peil der prijzen. Amsterdam. N.V. Drukkerij Jac. v. Campen.
Dr. A. Jacob. Het Vlaamsch conflict en het federalistisch beginsel. Antwerpen. ‘De Sikkel’.
Joh. H. Been. Historische fragmenten III. Rotterdam. J.N. Bredée.
Joh. Beers. Uit het Hebreeuwsch Herdersleven. 2e druk. Groningen. J.B. Wolters.
Johanna W.A. Naber. Prinsessen van Oranje in Duitschland. Haarlem. H.D. Tjeenk Willink.
Dr. C.E. Hooiskaas e.a. Ons bezoek aan de verwoeste kerken van Frankrijk. Rotterdam. J.N. Bredée.
Mr. A. Hofman. Beginselen der Staatsinrichting. Groningen - Den Haag. J.B. Wolters.
J. Barnich. Essai de politique positive. Brussel. Lebègue et Cie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Neerlands volksleven


auteurs

  • Henri Smissaert

  • Ph. Kohnstamm

  • over Louis Carbin

  • over Lucien Brulez

  • over A.J.P. van den Broek