Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opwaartsche Wegen. Jaargang 11 (1933-1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 11
Afbeelding van Opwaartsche Wegen. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Opwaartsche Wegen. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (22.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opwaartsche Wegen. Jaargang 11

(1933-1934)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 277]
[p. 277]

Boekbespreking

Notities, door Jan Gin. Uitgegeven door Man Arnet, Nijmegen, 1933.

De uitgave dient zich aan als niet helemaal ernstig. Formaat en typografie bedoelen een gewoon notitieboekje te suggereren met een zwart kaftje en een kalender van het jaar 1933, alsmede een register van titels en predikaten. De bedoeling is natuurlik, dat men in dit register bizonderlik zal letten op de volgende titels:

Dichters: Als prinsen van den bloede.

Uitgevers: Welvermogende Heer.

Tijdschriftredacteuren: Hoogedel invloedrijke Heer. Enz.

Zoodra men de meer literaire inhoud van het notitieboekje gaat bekijken, bemerkt men echter, dat al die humor slechts een masker bedoelt te zijn, waarachter op de klassieke manier de grimmige, verbeten ernst van een gemartelde ziel schuilgaat. Nu, dat is niets, wij zijn ten volle bereid om gezegde grimmige ernst te laten gelden, ondanks alle aanstellerij en ouderwetse dichterhybris.

Jan Gin is ook een van de dichters van Het Venster. Het eigene bestaat bij hem voornamelik in een kultivering van griezelige gewaarwordingen en angstdromen. Zijn woorden trachten zo direkt en naakt mogelik deze gevoelens te suggereren, maar dragen niettemin het stempel van moeizaam gezocht te zijn. Het dichten gaat deze man niet gemakkelik af. Hij staat niet boven zijn vormgeving en daardoor blijft alles fragmentaries: de gevoelens krijgen niet de gehele menselikheid tot achtergrond, de woorden worden niet meegevoerd op de stroom van een beheerste stem. Doordat Jan Gin het leven geen moment overziet, maar zich al te bereidvaardig overgeeft aan het hevige ogenblik en dat beschouwt als de poëtise waarde bij uitnemendheid, die hij moet vasthouden, blijft zijn vers brokkelig. Het is een stamelen, dat het spreken niet achter, maar nog vóór zich heeft. Een beetje beter begrip aangaande de taak van het dichterschap zal de ontwikkeling van Jan Gins talent zeer ten goede komen.

K.H.

Herman Gorter, door Henriette Roland Holst, N.V. Em. Querido's U.M. Amsterdam, 1933.

Dit boekje over een opmerkelijke, raadselachtige figuur als Herman Gorter bestaat voor de helft uit biografische aanteekeningen en voor de rest uit een beschouwing over de schoonheid zijner poëzie.

Daar Mevr. Roland Holst den levensgang van dezen dichter van zeer nabij heeft meegemaakt, bevatten haar mededeelingen en opmerkingen uitteraard waardevolle elementen voor de kennis van Gorters inzichten, waarvan zijn poëzie zoo sterk den invloed heeft ondergaan.

Uit deze bladzijden rijst het tragische lot voor ons op van een mensch, die steeds met alle denkkracht, die in zijn buitengewonen geest was, houvast heeft gezocht bij verschillende levensbeschouwingen, zonder ooit dat evenwicht te verkrijgen waarin het hart in volle overgave rust.

Bij de bestudeering van Gorter's werk zijn de sober en helder geschreven herinneringen en opvattingen van Henr. Roland Holst een onmisbare bron.

d. Br.

[pagina 278]
[p. 278]

Maria van Oranje, door Marie C. van Zeggelen, Scheltema en Holkema's U.M.N.V. Amsterdam, (z.j.).

Met het oog op dezen tijd van Oranje-herdenkingen heeft Mevr. v. Zeggelen ook een bijdrage willen leveren tot de literatuur over ons Vorstenhuis. Over den Prins is reeds zooveel geschreven dat het wel bijkans onmogelijk wordt, zijn figuur in een roman nog eens in een ander licht te plaatsen. De schrijfster heeft nu eens aandacht willen vragen voor zijn oudste dochter, wier rol in de historie wel veel minder belangrijk is, maar die blijkbaar toch haar aandeel heeft gehad in den gang van zaken.

Natuurlijk ontkomt ook Marie v. Zeggelen er niet aan, den Prins in haar historische schets te laten optreden. Daar echter het leven van Maria zich grootendeels voltrekt binnen het familiair verkeer, verschijnt ook de groote Vrijheidsheld hier wat meer om zoo te zeggen in zijn huisjasje dan in wapenrusting. Dat is heelemaal geen bezwaar. Het is interessant genoeg, om de personages uit dien onrustigen tijd ook eens te zien in den kring van huisgenooten en verwanten. En waarlijk, de schrijfster is er op niet onverdienstelijke wijze in geslaagd, om ons te verplaatsen in hun omstandigheden. Marie van Zeggelen heeft, gelet op haar voorwoord en de ‘bijlagen’, moeite genoeg gedaan, om met sfeer en feiten vertrouwd te raken, en het gevolg is geweest: een niet al te gecompliceerd, vlot verhaal, waarin het verdriet niet sentimenteel en de vreugd niet ‘zalig’ is voorgesteld.

Zelfs het oude woordmateriaal is niet overdreven aangewend, maar met overwogen keus, zoodat het gebruik ervan de verbeelding verlevendigt, zonder te storen.

d. Br.

Zitchka, door Philine. Amsterdam. van Holkema & Warendorf's Uitg. Mij. N.V. (z.j.).

Een aardig meisjesboek, dat door zijn milieu en zijn pleidooi voor de verzachting der rassentegenstelling en de frisse behandeling daarom een aparte plaats heeft in de meisjeslectuur.

Zitchka, een negermeisje, redt de kleine Jimmy van een cobra en wordt om haar doortastend optreden door de ouders van Jimmy, een Hollandse plantersfamilie, als kind aanvaard. Ze weet de moellikheden van haar nieuwe leven flink te overwinnen, en ze blijkt door flink karakter en goed verstand voor Thea een goede vriendin, voor Joâo een goede vrouw en voor haar volk een goede opvoedster te zijn.

v. H.

Wanordelijkheden rondom een lastig kind, door Mary Dorna. Leiden, N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij 1933.

Dit boekje is goed genoeg geschreven om het met genoegen te lezen, niet geestig genoeg om het te bewaren. Het is samengesteld uit de herinnering aan de gymnasiumjaren van een meisje, dat zich moeilik kan voegen in de stijf-deftige omgeving tuis, en de stijfvervelende op school. Zij reageert er op door toe te geven aan elke opwelling, wat haar voortdurend tuis, op school en op visite in konflikt brengt met alles en iedereen. Alleen in de niet-konventionele omgeving van de heer d'Hersigny en op het schildersatelier bij Adri is ze handelbaar.

De vorm is wat tweeslachtig: het wil aan de ene kant ons het verhaal doen accepteeren als een soort dagboek, dus van het kind zelf uit, tegelijk is het retrospectief van de vrouw vol levenservaring, die vroeger het lastige kind geweest is. Dat brengt bezwaren voor kompositie en stijl.

v. H.

[pagina 279]
[p. 279]

IJsland, door Dr. A.G. van Hamel. Zutphen. W.J. Thieme & Cie. MCMXXXIII.

Toen Prof. Boer indertijd zijn IJslandse reisherinneringen publiceerde, bleek duidelik, dat de reis hem enigszins een teleurstelling was geworden; in alle geval was dit zo voor zijn lezers. Het reizen in IJsland bracht te veel moeilikheden mee en de zee rond IJsland was te onstuimig.

Prof. van Hamel, die IJsland reeds viermaal bezocht, de laatste maal met een groep Nederlandse studenten, heeft op zijn reizen een grote liefde voor het IJslandse landschap en de IJslandse bevolking gekregen, wat hem in staat gesteld en er toe gebracht heeft dit uitstekende boek over Ijsland te schrijven.

IJsland is in vele opzichten een zeer merkwaardig land. Door z'n eigenaardige afwisseling van landschap, door zijn sterke persoonlikheden, en zijn roemrijke geschiedenis.

Vanzelf heeft de natuur bij een filoloog als Prof. van Hamel minder de belangstelling dan de mens. Toch kan men niet zeggen, dat het landschap in het boek te kort gekomen is. Alleen merkt men in het gedeelte, dat over verleden en geestelik leven handelt, meer de vakman dan in de eerste afdeling van het boek, waar de bereisde natuurminnaar aan het woord is. De geheel eigen trekken van dit land, dit volk en deze cultuur komen in dit boek tot hun volle recht. De kracht van de oude cultuur is merkwaardig groot, bij een volk, dat meer dan andere op zichzelf aangewezen is.

Na een bloeiperiode van zelfstandige ontwikkeling en een vervaltijdperk in afhankelikheid van Denemarken is een nieuwe bloeiperiode gekomen met een steeds verder schrijdende zelfstandigheid. Er is in literair en ander cultureel opzicht wel verandering gekomen, maar sterk is het nieuwe aan het eigene geassimileerd, zodat de trekken van het oude in veel van het nieuwe te herkennen zijn. Dit heeft niet geleid tot stijve ouderwetsheid, maar tot een krachtige zelfhandhaving en eigenaardigheid.

Op elke bladzij voelen we hoe Prof. van Hamel de dubbele geaardheid van de IJslander: zijn lust tot uitzwermen en belangstelling voor het nieuwe en vreemde tegenover zijn gehechtheid aan het oude en terugkeer tot het eigene, beide liefheeft en bewondert.

Het is geen kritiekloze bewondering: de gebreken van de IJslandse bevolking leren we ook wel kennen, maar de liefde overweegt en wekt bij de lezer een belangstelling voor dit in zoveel opzichten ‘afzonderlike’ volk, die ten volle gerechtvaardigd is door wat dit volk presteert en volbracht heeft.

v. H.

De wil der goden, door P.H. van Moerkerken. P.N. van Kampen en Zoon, N.V. Amsterdam. 1933.

Van Moerkerken bezit een aesthetiese levenshouding. Zijn levensbezinning neemt de vorm aan van een kunstwerk. Dit kunstwerk is meestal een historiese roman. Met de beschrijving van een stuk verleden verschaft van Moerkerken zich dus klaarheid over het heden.

Dat veronderstelt een zekere kontinuïteit in het gebeuren. Het verleden en het heden hebben dezelfde immanente wetten. ‘De Gedachte der Tijden’ - titel van een gehele reeks romans van deze schrijver - is er, in de verre toekomst zowel als in het verre verleden.

Van Moerkerken spiegelt het heden in - de opstand van Claudius Civilis tegen de Romeinen. Het is zulk een slechte keus nog niet. De Germanen tonen een ongebreideld individualisme, de Romeinen strijden voor een gemeenschap die op macht is gegrond, het Imperium. De eenvoudige Christin te Rome weet nog van een andere gemeenschap, die op liefde en zelfverlochening is gegrondvest.

De Germanen verliezen het tegen de Romeinen; ze worden ‘gleichgeschaltet’. De Ger-

[pagina 280]
[p. 280]

maanse profetes Velleda mag meelopen in de triomfstoet van de Romeinse veldheer Vitellius. Daarna wordt ze vrijgelaten; ze wordt niet gedood omdat de Germanen immers vrienden en bondgenoten der Romeinen geworden zijn?

De profetes Velleda daalt de stenen Tiberbrug af naar het water. De Christin gaat naast haar. ‘De ogen der Syrise vrouw zeggen vol deernis: ‘Ik heb u gezien in den omgang ter ere van hun verheven Romeinsen Vrede...... Treur niet! Dit alles is ijdele praal en van geen waarde bij den Vader in den hemel. Vertrouw op Hem, want Hij geeft ons andere schatten dan die van de aarde...... God is liefde en is de Vader van allen! De stem van hen die dit verkondigen is uitgegaan over de ganse aarde en hun woorden tot de einden der wereld......’

Maar de oude ogen der Germaanse klagen vol wanhoop: ‘Ik zie wat gij mij zeggen wilt. Maar mijn wezen is daarvoor gesloten! Mijn hart kan deze vernedering niet dragen. Onze goden zijn overwonnen, ten onder gegaan, want dit alles kan niet naar den wil der goden gebeurd zijn. En als de goden zijn verschemerd, waartoe zal ik dan nog leven!’

Woest schuddend het hoofd met de dunne grijze haren stapt zij op het lage muurtje der brug, laat zich vallen in de diepte. De andere vrouw buigt zich voorover, heft de armen smekend ten hemel en weent.’

Is deze roman over de opstand der Bataven niet even aktueel als Feuchtwangers roman over de opstand der Joden?

J.H.

Het huis in de hitte, door Annie Salomons. Nederlandsche Keurboekerij, Amsterdam 1933.

Het is alweer enkele jaren geleden dat Annie Salomons dat mooie bundeltje verhalen over Europeanen in Indië publiceerde; nu gaf de Keurboekerij een bundel korte beschrijvingen uit van het leven dat ze zelf in Deli leidde. Het bundeltje verhalen heette ‘Ballingen’ en deze titel komt, ook bij het lezen van ‘Het huis in de hitte’ ons telkens weer in de gedachten. Ook Annie Salomons zelf bleef in Indië een balling. Er is veel in het Indiese leven dat haar gespannen aandacht heeft, waar ze van geniet, maar tot een volkomen genieten, een genieten zonder reserve, komt het nergens, want achter het werkelik geleefde staat de heimwee naar Holland, het geboorteland dat haar is als ‘een lief, bitter gemist gezicht’.

Het is deze mengeling van werkelikheid en verlangen die aan Annie Salomons' beschrijvingen van ‘drie jaar Deli’ een biezondere bekoring verleent.

J.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Notities

  • over De wil der goden


auteurs

  • K.H. Heeroma

  • Hein de Bruin

  • Jo van Ham

  • Jacob Haantjes

  • over Marie C. van Zeggelen

  • over A.G. van Hamel