III
Maar nu:
15 minuten poos.
Het ondoorschijnend dodenlaken over de wanordelike schrijftafel; want alle dagen op dit-zelfde uur speelt ergens in de buurt 'n meisje - ja, 't moet 'n meisje zijn - 'n stukje van Mozart of wat, op haar klavier.
Waar is de stad nu? Waar is mijn laatste ‘ik’? De noten trippelen naar de sterren, de sterren trippelen rond de maan, en de maan zendt al hun groeten gekondenseerd op mijn hand. Wat 'n feest!
Ontbloeit efemeer:
freel serre-bloempje
in m'n zware werkershanden,
'n gedachte aan een lief gelaat...
Aï! 'n treinsireen kan soms zo akelig synies zijn, in de nacht-holte.
M. Seuphor.