Ook de moraal ondergaat die wisseling.
Het is voldoende de geschiedenis der letterkunde na te gaan, om die ontwikkelinsgang, op z'n duidelikst op te merken, daar in zonderheid de roman het best waarneembaar weergeeft hoe het leven verstaan wordt, en hoe men er zich in vertoonde.
Als terugslag - op 'n meer mysties verleden geeft het ons in Boccasio, Laclos, Casanova e.a. aan, hoe, naast 'n uiterlike galanterie, liefde alleen verstaan werd als zinnelike bevrediging en lichte avonturen,... waarop weer 'n tijdperk van hogere ernst volgde. Na de naturalistiese school, en het realisme dat tot 'n verafgoding van het materialisme verwerd, rezen rond de eerste jaren dezer eeuw stemmen op die naar 'n meer idialistiese opvatting zochten, weerspiegeling ener minder materialisties aangelegde generatie. Vooral de vrouw (Maria Metz Koning, Anna van Goch-Kaulbach) verrichtte hier goed werk.
De opkomende generatie kenmerkt een streven naar rein leven, gezonder opvattingen van 't leven, nadat het naturalisme ons geleerd heeft natuurlike zaken als zodanig onder het oog te zien, en bevrijd heeft van preutse lafheid, huichelachtig fatsoen, en de hypokriete stellingen, die, werden ze nageleefd, tot 'n aanslag op het leven zouden leiden, 'n verkrachting van de natuur.
Tengevolge konventionele opvoeding, met de moedermelk ingezogen begrippen enerzijds, 'n Shawse komedie welke het kattekensspel eens in z'n waar licht wou vertonen anderzijds, ook dank naturalisme en realisme-invloeden, hebben we zo het feit zien ontstaan dat men liefde en geslachtsgemeenschap als identiek is gaan beschouwen, welk - tengevolge de lopende ideëen onze schoonste uitingen van genegenheid verdacht makend, elk zuiver menselik toenaderen der beide seksen in de weg is gaan staan.
Wanneer we de zaak even onderzoeken komt de dwaling dezer opvatting klaar uit.
We hebben geleerd liefde te zien als 'n blinddoek die de natuur de mensen voor de ogen legt om ze te brengen tot haar doel: de instandhouding der soort.
Waar men hoort spreken over liefde is de onuitgesproken gedachte aanwezig der sexuele zijde van het vraagstuk, en gelooft men dat als haar wezen.
Bewijs: de vrouw is bij elk liefdegevoel gereed zich te geven, en, waar ze dit minder welkom bij anderen opmerkt, op hare hoede als voor 'n aanslag.
Maar niemand minder dan Shaw zelf getuigf dat liefde in wezen wat anders is dan de zucht naarsexueel verkeer, waar hij twee mensen schept die van elkaar houden als in Candida. Wel staat deze tegenover 'n dichter maar dit bewijst te meer hoe liefde niet plat is, niet gemeen, en geen zal ontkennen dat niet het geslachtelike de spil is, waaróm hun liefde gaat.
Het is verkeerd te denken dat 'n man van 'n vrouw zou kunnen houden enkel en alleen om het geslachtelike. En het is vals te menen dat hij er niets anders onder zou verstaan dan het in-bezit-krijgen van de vrouw.
De rollen zijn eer omgekeerd. Het is meer waar dat de liefde hem deze aanvaarden doet, als 'n bijzaak, iets natuurliks dat niet verkleint noch vergroot, bijhorig is, maar ook gemist kan worden.
Met het sexueel verkeer staat of valt de liefde niet. Het tegendeel blijkt meer het geval te zijn.
Wanneer (buiten het ekonomiese dat ik, als meer tot het maatschappelik huwelik behorend hier buiten bespreking laat) het alleen de sexuele gemeenschap is die man en vrouw bij elkaar brengt of houdt, dan zijn ze niet bijeen, en deden ze beter elk zijn weg te gaan, altans als ze voor zich-zelf behouden willen blijven en niet hun zelfeerbied verliezen willen. Want juist daar waar die toestand heerst zien we hoe de man de vrouw gaat haten, en de vrouw de man verachten, wijl dat wat hen in den beginne samenbracht meest 'n zekere verering uit liefde, of waardering die tot liefde leidde, was. Want men kan niets lief hebben dat men voelt lager te staan. De een weegt als 'n schaduw op het leven van de andere, en waar het samenleven elk van hen verkleint, (liefde is juist daarom zo onweerstaanbaar en groot omdat zij groeien doet, aanbidden en opgaan in 'n roes) vinden we hier hoe er verschil moet zijn tussen beide.
* * *
Het is vanwege de natuur 'n wijze voorbeschikking die de vrouw leidt om zich voor te behouden, en dit om alleen toegankelik te zijn voor de best geschikte man voor het beste kind. Zodat liefde van de vrouw uìt misschien wel niets anders is dan 'n daarbij leidend gevoel.
Waaruit dan 'n psychies-geslachtelik verschil zou te onderkennen zijn. En mogelik is daaruit door ontaarding en vervalsing door los-leven, de verwarring ontstaan tot bovenaangeduid misverstand leidend.
En dan krijgen we het twede bewijs dat liefde en geslachtsleven niet indentiek zijn, maar in wezen niets met elkaar gemeens hebben:
'n Man kan sexuele omgang hebben zonder verliefd te zijn. Hij moet daartoe alleen gezond en bloedrijk zijn. De noodwendigheid bewijst bij hem 'n te over aan gezondheid, wanneer de behoefte niet gewekt is op kunstmatige wijze, bij gebrek aan zelfbeheersing of gevolg van perversiteit, waarmee de eigenlike onzedelikheid aanvangt.
Bij 'n vrouw is dit anders. Alleen liefde brengt er haar toe zich te geven. Bij haar zijn beide innig gemeen, en de liefde wekt in haar het verlangen zich te geven. Minder als fysieke begeerte misschien dan als natuurlike geste van liefde.