Uitgaven.
De nieuwe Uilenspiegel, H. Teirlinck
Boek van 390 goedbedrukte bladzijden, waarvan 37 tot het goede in onze literatuur behoren.
Die zijn: het sprookje van de Stad der Zeven Zonden (dat hier geen sprookje is) blz.-74/76.- Het gevecht van Tijl met Zoster den Moriaan (blz.251/257). Het verhaal van Gouden Tand (blz. 289/297) tot aan: ‘En gij, Hoormidas, rep u, en laat het heilig lied weerklinken’ waar de Tijl-Uilenspiegel-stijl, die heel het boek weè maakt, z'n ezelsoren weer opsteekt. En de brieven van Daniel den Heilige die we bij het weinige dat de Vlaamse letterkunde aan oorlogsliteratuur gaf, kunnen voegen. (319/348).
Voor het overige is het boek dood. Het wil volks zijn, (getuige het sprookje) maar is alleen flauw, spijts de gewild-sappige, gezocht-geestige en gemaakt bloemrijke taal waarin het gesteld is.
Dit is het onware in dit boek: taal en stijl. En het verhaal? Is vals, én als fantazie, én als realiteit. Het wil alle twee zijn. En het gezocht zinnelike in tonelen als het spel waarin Jakeliene met Tijl trouwt... en gaat slapen: ‘En ze wenkte, bloot van alle maagdelijke aarzeling: Tu viens, dis?’
En dat zijn kinderen! Al mag Jakeliene ook in de wieg gelegd zijn om 'n hoer te worden, dan nog, en dan eerst, is het psychologies vals. Kinderen die perverse neigingen hebben welke hen later op de brede baan brengen, tonen deze niet aan elkaar, dan heel geheimpjes, bang om betrapt en gestraft te worden. En wanneer ze zich aanstellen als Jakeliene Mei, dan mag men gerust beweren dat ze niet pervers of wulps zijn, maar alleen zonder begrip van het perverse, zonder gevoel van wulpsheid, maar doen ‘als-of’, in grote mensen na-aperij.
Het is 'n boek dat niet bevredigt. Vooral niet in tonelen als dit met Jakeliene Mei. Ook niet in andere waar we Tijl zien verworden tot 'n soort fokhengst. En dan, Tijl Uilenspiegel.... God, die naam, en zo 'n... ja, wezen of inbeelding? als Teirlinck hier geeft. Invloed van Pallieter in stijl en ineenzetting.
Maar die stijl wordt hier wekelik en valsklinkend, en de ineenzetting verloopt helemaal. Want Teirlincks' Tijl wil 'n mens zijn, 'n type, en is 'n poesjenel waarmee de schrijver ons voor de zot houdt.
Depressie, Depressie.
Wanneer Teirlinck Brussel beschrijft, dingen die hij gezien heeft en kent: de foor, de worsteling, het onthaal van Gouden Tand in De Koning van Spanje, (Gouden Tand verrader, is weer 'n psychlogiese leugen waar we de schrijver op betrappen) de brieven en beschrijvingen van luchtgevecht tussen vlieger en zepellin, e.a. hier en daar verspreid, vinden we de Meester weer die we waarderen om Het Ivoren Aapje, Mijnheer Serjanszoon, De Doolage, enz.
Neen, met dit boek is H. Teirlinck niet gelukkig geweest,.. zomin als wij die het lazen.
G.G.