den lof toekennen die hun toekomt, want zij zijn in ieder geval de eenige die als lichttorens den weg wijzen door de evolutie der kunst, ja die het mogelijk maken in zake kunst van evolutie te spreken. Ik mag hopen dat wij hier allen doorzien dat kunst, juist zooals wetenschap, godsdienst enz. een factor is in de ontwikkeling der menschheid, die het mogelijk maakt deze ontwikkeling te bevestigen, dat kunst een factor is die ons wijst op de vervolmaking van den mensch.
Ik acht het noodig alvorens met mijne aanschouwing-middelen aan te vangen u nog eerst te vertellen wat de laatste kunststrekking, de gemeenschapskunst tot dusdanige werkwijze bracht en welk haar ethisch standpunt is, opdat gij duidelijk het doel zoudt begrijpen mijner rangschikking.
De gemeenschapkunstenaar al de ismen inhoudend en begrijpend dat hij aan een begin staat, betracht zich bij het werken zuiver tegenover zijn vak te gedragen. Hij zoekt het eenvoudigste uitdrukkingsmiddel omdat dit het dichtst bij de waarheid zal zijn, verwerpt daarom alle inwerking of kombinaties van verschillende kunstvakken zooals het samenweven van letterkunde en beeldhouwkunst in schilderkunst, zooals tijdens de renaissance de gewoonte was. Hij besluit dat dit geraffineerdheden zijn, die wijzen op een najaarstoestand in den ouderdom der kunstuiting. Hij ziet dat de renaissance resultaten hunnen invloed sterk doen gelden in de doorsnee plastiek van dezen tijd. Voor hem komt de gangbare formuul van wat schoon en leelijk is niet meer van pas. De inhouder der nieuwe levensconceptie kan zich niet meer bezighouden met schoonheidsbegrippen van het verleden. Daar hij het betrekkelijke der moraal erkent, van goed en kwaad, moet hij breken met het schoon en leelijk zijner voorouders. Hij weet dat dit bevindingen zijn van zijn eigen accidenteele persoonlijkheid, dat deze gemoedszaken niet van pas komen, of interessant mogen zijn aan den toeschouwer van zijn werk.
De gemeenschapkunstenaar levert werk dat kan begrepen worden als een compleete schepping, een resulaat van zijn gansche wezen inplaats van slechts een eenzijdig resultaat zijner hartstochten. Hij verlangt van zijn werk dat het zich verdraagt tegenover den toeschouwer als eender welken anderen geschapen vorm, die zich aan het oog van een medemensch kan voordoen. Uit deze reden ontstond de naam gemeenschapskunst. Dit is in zeer breede trekken geschetst de bedoeling der laatste resultaten der kunst. Deze staan in verband met het bewustzijn dat de cuite van het individualisme afgedaan heeft.
Nochtans verre van den mensch als kuddedier te beschouwen of op een kuddegeest te doelen, evenmin den vrijen wil te ontkennen stellen wij er eer op den toeschouwer juist als individu te behandelen, inplaats van hem op onze persoonlijke gemoedstoestanden te doen parasiteeren. Wij begrijpen het individu nooit afgescheiden van het samenhoorig verband der dingen, zoodat het wezen eener persoonlijkheid, evenals alle ideeën, door den gemeenschappelijken gang onmerkbaar geleid worden. Het staat met den vrijen wil van een individu, als met het holle en bolle van den lepel, dat van aanzicht verandert naar gelang het ingenomen standpunt.
Wij stellen vast en dit tot staving der logiek onzer werkwijze: dat ieder individu slechts in zoover vrije doening bezitten kan, dat al zijne handelingen, wezen ze dan volgens den ouderwetschen maatstaf goed of slecht, ingegeven worden door de gemeenschap en hààr ten goede komen. Aldus ook onze kunst. Om de opwerping te weerleggen dat deze kunstvorm te veel vooruit is, zeggen wij nogmaals, dat niets bestaat of ontstaan kan zonder indirecte inmenging der gemeenschap, dus zoowel dat wat niet welkom is als wat welkom is.
Dat geen idee ooit op de wereld ontstaat, waarvoor deze niet rijp zou zijn, aldus draagt ieder idee de mogelijkheid in zich begrepen te worden. Hieruit moeten wij niet besluiten dat dit een algemeen begrijpen zal zijn. Daarvoor moeten wij nog eerst afrekenen met de verstarde hoofden door opvoeding waanwijs geworden, die er een levensbelang inzien, niets buiten het hunne te begrijpen.
Dat ieder nieuw idee steeds vruchtbare aarde vindt is een feit, en dat wij op dit oogenblik in een prachtige lente zijn om aan den groei van nieuwe ideeën te helpen is ook een feit. Wij ku nnen als voorbeeld nemen de technische uitvindingen die nooit gedaan werden of de gemeenschap stuwde uit behoefte in die richting. Hetzelfde geldt ook voor wijsbegeerte en kunst.
Aan diegenen die geen zekeren horizon hebben, die den te volgen weg niet duidelijk zien liggen, en die de oppositie tegen onze kunst aanzien als een voorteeken van schipbreuk, moeten wij zeggen dat oppositie noodzakelijk is, tegenover de psyche van het menschdom, dat strijd vergt alvorens aandacht gegeven wordt en het nieuwe inslag vindt, op de raakpunten van dit deeltje nieuw, dat ieder in zich draagt. Deze oppositie door ons ondervonden, wordt op nuchtere oogenblikken als een welkomsgroet aanschouwd, die het begin van vatbaarheid is op het menschdom.
Om dit alles nu aan de werkelijkheid te toetsen zal ik opeenvolgend voorbeelden geven uit de kunstontwikkeling door de eeuwen heen, resultaten van beschavingen die de lijn der ontwikkeling uitmaken van ons arisch volk, alseven eenige kunstvoorwerpen van beinvloedende beschouwingen buiten het blanke volk.
De beschaving der roodhuiden en negers, wier kunstresultaten op enkelen invloed uitoefenden, zullen ons niet lang bezighouden. Het is steeds gezond sterkend, gansch vreemde resultaten in te leven zonder ze na te bootsen. Deze plastiek, door ons zoozeer geacht voor hare expressieve eigenschappen, maakt een breed studieplan uit. De spontane wijze waarop zij ontstaan is geeft haar groot aangrijpingsvermogen, een eigenschap die ieder kunstenaar bezitten wil. Zij getuigt van oprechtheid in tegenstelling met werk, gemaakt volgens leerstellingen die op drijfzand berusten. Bij deze plastiek geniet men echte naïveteit in tegenstelling met het gekunstelde en geraffineerde kunstwerk der 19e eeuw.
De Chineesche kunst steunde esthetisch onze luministen en influenceerde voornamelijk Van Goch. Deze kunst evenmin als diegene die wij reeds behandelde bracht een perspectief tot stand, zooals tijdens de renaissance. Zij was evenwel planmatig in het schikken harer objectieve gegevens op een doek. Zij zet de figuren of voorwerpen achter elkaar, doch afstand speelt hier geen rol. Ook is het clair-obscur hier nergens te bespeuren.
Dit duidt op andere behoeften van die menschen in tegenstelling met de renaissance behoefte en de onze.
Zooals duidelijk is bij de resultaten uit het steentijdperk kwam de drang tot uitbeelden van een voorwerp voort uit de behoefte om dit voorwerp te beheerschen. Daarom zijn het steeds afbeeldingen van dieren. Zoo zien wij bij de Assyriers steeds machtsvertoon over elementen, dieren en menschen in een beeld vereenigd. Uit hetzelfde begrip ontstaat het Mohamedaansch verbod van uitbeelding van het menschelijk lichaam. Deze kunstresultaten rangschikt men onder physio-plastick,