Het futurisme
‘Het Futurisme is geene akademie; het is eene barikade, eene nieuwe levensbeschouwing, een nieuw recht om het leven te genieten, een banier der jeugd, der kracht, van de noodwendige originaliteit, een stalen bareel tegen den sleur der verwrongen fanatiekers, eene dynamietbom voor alle eerbiedwaardige oudheden. De voorbode van de internationale kunstenaarsgevoeligheid is steeds de gevoeligheid der massa vooruitgeloopen, het is nochtans meestendeels mis verstaan en bevochten geworden door de meerderheid, die de verbluffende ontdekkingen, de brutaliteit zijner strijdvaardige uitdrukkingen en de onversaagde vlucht zijner beschouwingen niet verstaan kan.’ (La Balza 9 Januari '22).
Cubisme, Expressionisme en Futurisme zijn verscheiden uitingen van eenzelfde bedoeling. Deze drie baanbrekende richtingen versmelten, en de kunstenaar die eene hunner aankleeft wordt ook bij eene der andere opgenomen. In Frankrijk dient de Russische beeldhouwer, Archipenko als fakkel voor het cubisme en in Duitschland krijgt hij dezelfde hoedanigheid voor het expressionisme. Zoo zien wij verschillende kunstenaars om beurte expressionist of futurist noemen, alles naar gelang van het stempelgebruik der leiding van de richting, waarin hij tijdelijk manifesteert.
Er wordt algemeen ingezien, dat de verscheidenheid aan strekking en het programma, dat zij elkaar opposeerden eigenschappen waren, die samengevoegd, een geheel uitmaakten, afgescheiden slechts een onderdeel bleef van de traditie der Kunst, die ieder op eigen houtje opgediept had.
Het Futurisme, dat destijds zoozeer van de fakkel gaf met het programmatisch dynamisme, blijft hier niet uitsluitelijk bij. Het is veel meer omvattend, veel minder programmatisch dan het zich eertijds voordeed: aldus meer plaats latend aan evolutie dan wij vermoeden konden. Ten huidigen dage opent het Futurisme verre horizonnen en zijn naam getrouw, wil het geene omschreinde en bloedarmoedige programmakunst meer vertegenwoordigen, maar opent het breed de armen voor ieder kunstenaar die gebroken heeft met sleur en akademische gewoonten, voor iedere gezonde scheppende kunst, waaruit evenwicht straalt in oppositie aan de ons omringende wankelende maatschappij.
Het Futurisme is dus breed in zijn opvatting. Het wil niet zijn het begrip, dat een groep kunstenaars samenhoudt, die verhangen zijn aan een of ander procédé, het wil den strijd aanvangen voor eene nieuwe waardebepaling, eene nieuwe levensbeschouwing die zich manifesteert in het werk van kunstenaars, die oprechte scheppers zijn en aldus beantwoorden aan het beste uit den drang naar leven der tegenwoordige individuen.
Door zich niet te binden aan programma's die steeds ontstaan op oogenblikken van overdreven ijver of ouderwetsch gevoel van samen hokken, blijft het Futurisme jong en begaat niet de fout door voorbarig ijdel oordeel zich als waarzeggend voorspeller aan te duiden.
Het moet ons dus niet verwonderen in een Futuristische tentoonstelling kunstwerken te ontmoeten die naar uiterlijke verschijning als tegenstellingen aandoen. De bedoeling, die toch eigenlijk alleen van waarde is bij iedere daad, en kunstuiten is zeker eene daad, die bedoeling is in alle werken die de manifestatie uitmaken één, namelijk: voldoen aan den nieuwen geest.
En het is voortgaande op de uiterlijke verschijning, aldus met het werk als document, dat wij eerstens sensitief voelen, dat in de kunstenaar die zulk werk schiep iets veranderd is in vergelijk met den kunstenaar uit het verleden. Deze sensitieve gewaarwording kan in u een aanknoopingspunt vinden en gij begrijpt het beeld. Het beeld begint in u te leven. Volgens de omstandigheden van den genieter kan een verder onderzoek ontstaan naar het nieuwe in het levensdoorzicht van den kunstenaar, die het beeld schiep.
Over een beeld spreken heeft weinig zin voor diegenen aan wien het beeld kan behagen. Deze vinden er zich zelf in terug en het beeld duldt alsdan geen kommentaar. Het kommentaar biedt slechts een psychologisch document voor den bespreker. Doch voor diegenen, die door opvoeding en gewoonten ‘maniaques’ zijn geworden is het geschikt wat meer rechtstreeks over een beeld te spreken. Hij, die in stelligheid leeft op deze wereld, hij die vaste positie kiest tegenover alle bestaande, hij, die niet vatbaar is voor het betrekkelijke van ieder standpunt en opvatting, voelt zich geschokt wanneer hij zich plots bevindt voor iets ongekends, of een oprecht kunstresultaat, dat uit reden zijner oprechtheid niet kan voldoen aan een persoon, die zijne stelling bouwde op bestaande dingen, daar een oprechte schepping zich niet herhaalt in uiter-Iijke verschijning en het aldus onmogelijk is dat twee oprechte kunstwerken elkaar gelijken of dezelfde gewaarwording kunnen verwekken bij een toeschouwer. Aan hen, die dus een geijkte kunstvorm als het summum aanzien, mag gezegd worden, dat zij geene kunstuiting meer zullen ontmoeten zonder geschokt te worden. Voor zulke lieden is het misschien wel geschikt wat nader, voor eene kunstuiting te spreken,