Boekbesprekingen
Vormcompositie en Centraliteit, door J.H. de Groot
architekt te Amsterdam, getuigt van een zoeken naar stijl, eene houding die stilaan algemeen wordt, bij alle kunstenaars, na eene periode van losbandig scheppen, waarin het temperament als heerscher den toon aangaf. Het werkje is samengesteld uit een paar bladzijden theorie en 15 blz. met voorbeelden. Het mag een zakelijk boekje genoemd worden. Achteraan zegt de schrijver dat zijne voorbeelden voor verbetering vatbaar zijn, dat hij alleen de aandacht vestigt op het het beginsel: Centraliteit.
Dit gezegde verheugt ons, omdat wij allicht konden besluiten, voortgaande op de voorbeelden, dat hier sprake was van een persoonlijk systeem, ontstaan na eene toevallige illuminatie bij het vorschen in stijlen van het verleden, Een systema, zooals ieder cubist er persoonlijk een kulti-veert, en dan dient men op te merken dat wij met deze cubistisclie resultaten nog verder geraken, omdat zij ons meer beroeren dan de voorbeelden die de architekt de Groot ons toont. Zijne voorbeelden wijzen op een scheppingsvermogen, dat zich niet oorspronkelijk kan uiten, dat zich niet ontdeed van verknoeide opvoeding en associatie, van bestaande vormen, esthetische zoowel als bestaande in de natuur.
Zijn centraliteitsbegrip zijnde het grondbegrip, waarop eene schepping zich moet steunen om te beantwoorden aan de tegenwoordig esthetische gevoeligheid, die voortvloeit uit de levensvizie, kunnen wij oogenblikkelijk niet naar waarde schatten, omdat ons de specifiek hedendaagsche kunstwerken ontbreken die het in toepassing brengen of waaraan dit centraliteitsbegrip kan getoetst worden. De architekt de Groot zelf gaf slechts één voorbeeld, dat zich aan een hedendaagsch interieur aanpast, namelijk; de trekpot op blz. 21. Dit eenig, voorbeeld zou ons meer doen besluiten tot een systema dan tot een stijl. Edoch de zin op het einde der theorie doet alle hoop houden: ‘Men bedenke dat volledige schoonheid niet door vormschoon alleén wordt bepaald, doch door doel en verder door idee, kracht, stof en middel’. En deze alle niet als verzameling maar in eenheid als totaal. Wij zien begeerig uit naar verdere uitwerking van de. Groot's theorie der centraliteit en vooral naar scheppingswerk dat de kultuurstand van onzen tijd kenschetst.