De ‘Suite Scythe’ van Prokofiëff
Niets is meer tergend dan een misverstand. Nauweliks geeft men zich rekenschap van zijn bestaan, en reeds tracht men zijn hinderende schaduw te verdrijven door middel van omstandige verklaringen, die men zo bevattelik en zo nauwkeurig mogelik wenst, en die, naarmate men langs beide kanten poogt de zaak in 't heldere te trekken, toch niets aanvoeren dan nieuwe duistere punten die de kwestie crescendo inwikkelen totdat geduld, moed en goeden wil (overigens te laat in 't spel gekomen) niet meer bij machte zijn het misverstand te ontwarren.
De oorzaak van dit alles is dat het misverstand niet door 'n ongelukkig toeval ontstond. In de meeste gevallen wordt het in 't leven geroepen door de tegenwoordigheid van strijdige en onvereenbare mentaliteiten.
Een in de grond nieuw kunstwerk is niet zo gauw verschenen, of reeds wordt het omringd door 'n hele reeks misverstanden, waaruit verder de eindeloze en dorre diskuties, het kleingeestig geklets, soms een nietsoplossend geharrewar ontstaat.
Voor de ‘Suite Scythe’ van Prokofiëff, waarvan de Concerts Populaires van Brussel een uitvoering gaven die onberispelik was van kracht en stiptheid, onstond hetzelfde misverstand als voor ‘Le Sacre du Printemps’, het meesterlike werk van Stravinsky. De muziek van de ‘Suite Scythe’ valt om zo te zeggen de toehoorder aan, boort door zijn hersenen zonder mededogen of toegevendheid, in het voortgaan zich immer ôntwikkeld met 'n zekerheid, 'n zuiverheid van stijl die de verbazing van de meest geblazeerde zou moeten opwekken. Goedof kwaadschiks, onderworpen wordt men. Maar een aantal mensen houden van dit werk enkel omdat de rytmen, de kleuren de dissonansies wel goed de voorhistoriese mythe schijnen uit te drukken, die als bazis moest dienen voor deze muziek.
Nochtans... de ‘Suite Scythe’ zomin als ‘Le Sacre du Printemps’ heeft niet de behoefte aan die historiko-poëtiese ophelderingen. Deze zijn overigens geen voorwendsels tot ontplooiïng van wilde kracht.
Dit scherpe, bijtende, van alle gevoelerigheid ontdane karakter is eigen aan onze tijd. Waar men schilderachtigheid wil vinden is in werkelikheid alles zuivere muziek en niet 'n uitzondering op de algemene regel, 'n eigenaardigheidje zonder gevolg voor de muziek van morgen.
De kompositie van Prokofiëff als titel geven ‘Symfonie in vier delen’, is niets van haar muziekale schoonheid wegnemen.
Prokofiëff heeft soms verbazende melodieën die hij de toonafstand van een terts laat duren. Wanneer deze op de seconde gekontrapunkteerd worden, duwen de mensen de oren dicht. Maar wanneer het kontrapunt, in volle ontwikkeling, zich nog 'n derde deel toevoegt, nogmaals gedurende de toonafstand van 'n seconde, dàn, durf ik gissen, moet menig hoofd in de zaal op springen staan. Dat spelletje is overigens toevertrouwd aan de kopers die volkomen gelukken in hun werking van ‘boorsmeden’ op de slapen der toehoorders. - Wat mij betreft, ik voel geen pijniging. Het onderling gestoot der kopers, die volharden in de vrijving van hun nauweliks beweegbare lijnen, geeft mij de indruk van een zon waarvan de schittering mij door al de porieën binnendringt, een volledige vreugde en verlossing brengend, dat men er in als vernietigd blijft. Muziek vol ongeduldig gestamp, vol dynamiet; elektriese muziek; muziek die u slaat en plet.... en gij zelf dankt er om. Maar vooral een muziek die positief en bevestigend is, want zij brengt een nieuwe kennis. Na de ‘Suite Scythe’ kent men zichzelf anders dan vooraf. Een muziek is waarlijk groot wanneer ze dergelik resultaat met zich draagt.
De ‘Suite Scythe’ is geschreven in 1914 en draagt duidelik het kenteken van dit tijdperk. Prokofiëff heeft als zoveel andere de invloed van ‘Le Sacre du Printemps’ ondergaan, maar, verre van Stavinsky na te apen, heeft zijn stoute en oorspronkelike geest hem kunnen vrijwaren van alle rechtstreekse beïnvloeding. De ‘Suite Scythe’ heeft van de ‘Sacre’ eerst en vooral 'n zekere stevigheid 'n daadwerkelike kloekheid, die openlik tegen de miezerigheid van de na-debussysten opkompt. Vervolgens heeft zij hem nog de schijding van de psychologie en het romantism te danken. Op technies gebied is zij hem nog meer schuldig: de geest van haar rythmus. Deze wordt de beheerser van het hele werk, waarvan de ontplooiing derwijze 'n uitzicht van noodzakelikheid, van fataliteit krijgt met 'n verloop dat volstrekt logies en vanzelf-sprekend aandoet. Prokofiëff heeft ten slotte nut getrokken uit de orchestratie-les van de ‘Sacre’. De instrumenten, volgens het register dat ze bezigen, hebben een eigen schakering. Zo zal b.v. het diepe register van de alto