Toen ik voor het eerst in 1919 door een vriend in het werkhuis van De Boeck werd binnengebracht, was dit voor mij een openbaring. Eerst het dorp Droogenbosch, dan een boerderij midden in het groen. Ik ontmoette daar een mens lang van gestalte, op klompen, verbruind door de zon. Eeu ruige Vlaming met sterke zenuwen en harde vuisten. Hij verontschuldigde zich schuchter, sprekend over de oogst, de hennen, het werkvolk, de hitte, terwijl wij melk dronken. Daarna begon de inwijding. Op een terras, vanwaar men de Zenne kon zien en de omliggende weiën door populieren omlijnd, verranderde zich de landman in kunstenaar. Een voor een toonde hij ons zijne doeken. Het duurde twee uren tijdens dewelke mijn vriend en ik slechts enkele woorden op lage toon wisselden. Met tussenpozen onderlijnde De Boeck een datum, trok de aandacht op een eigenaardige lijn, een warmere tint, en situeerde zijn werk de omstandigheden die het deden ontstaan aangevend, maar zonder veel woorden of zinnen, gelijk een kataloog. Ik was verblind en ik voelde de ideeën die deze buitengewone krachtinspanning inhield. Zij luidden aan mijn. oren lijk onverwachtte toevertrouwingen en ik beken dat het mij op dit ogenblik moeilik had gevallen een omschrijving te geven van deze nieuwe kunst, levend van al de hartstochten die de kunstenaar onderging.
Zijn sober en bedaard gesprek openbaarde mij vervolgens een gekultiveerde en gevoelige mens, geheel op de hoogte van de hedendaagse kunstbeweging. Hij sprak er gezeten over zonder apriorismen, zonder besliste ontkenningen, zonder heftige bevestigingen die zo dikwijls de twijfel der jongeren moeten dekken.
Ik ben er teruggegaaan alleen, ik heb er vrienden gebracht en heden bewonder ik zonder voorbehoud.
Ik heb getracht, terwijl ik dit werk bestudeerde, er invloeden in te ontdekken, maar ik moet erkennen dat, buiten de doeken van de allereerste periode, ik er geen enkele gevonden heb. De Boeck is De Boeck.
De eerste schilderijën zijn gekenschetst door het lijden dat, in een uitberstende plantengroei, de doeken uitdrukten, van de uit het impressionism bevrijdde Van Gogh. Werkelik, in zijn landschappen vol uitzinnig leven, in zijn portretten brandend van innerlik vuur, zet zich de lichtmarteling om in snijdende uitroepingen.
Weldra, naarmate De Boeck meester wordt over zijn ingeving, wint zijn tekening aan kracht en zijn kleuren, sterk en warm blijvend, worden meer beteugeld: geen dweperige grootspraak meer, maar ordening door toepassing der eeuwige wetten.
Maar wij bevinden ons niet voor een zintuigen-kunstenaar, deze mens is een dromer en zijn kunst is vizionnair. Zijne persoonlikheid-in-diepte kon hare bevestiging alleen vinden in het ten toon spreiden van abstrakte begrippen tastbaar gemaakt onder harmoniese en verleidelike vormen en kleuren, sierlike omlijningen, geometriese of wilskrachtige lijnen, duidelik en nauwkeurig als een bevestiging.
Vooreerst heeft De Boeck de natuur gezien doorheen een temperament dat onrustig is door het intiem drama der dingen en hij heeft de geweldige indrukken die een of ander tafereel of incident bij hem verwekten willen bestendigen door de uiterlike vormen te gebruiken langs dewelke die natuur zich aan ons vertoont. Vervolgens versmelten zich de vormen bij graden tot het uitsluitelik ten toon geven van het ik. Alleen van op dat ogenblik is de emotie veruiterlikt en medegedeeld aan de toeschouwer. Ik wilde een uitdrukking vinden om die kunst te bestempelen maar ik kan haar niet anders noemen dan psychiese schilderkunst, n.l. de zielstoestanden van een kunstenaar die zich rechtstreeks aan ons geeft, zonder komentionele bemiddelingen.
Van nu af ademt zijn produktie rust, op séréniteit. Geen weekheid, geen vaag symbolism, ook niet de minste esoteriese pretentie. Soms een zet, een vlek die, spijts de treffende fijnheid, in het afgewerkte doek, de macht, aantonen van de schepper. Zo is deze schilderkunst, zo is deze kunstenaar.
Buitengewone gaven hebben medegewerkt om deze verrassende uitslag te bekomen: het bezitten van de stiel, de juiste kennis van de emotieve waarden, een ongemene konsentratie- en uitbreidingskracht. Dit is het wonder der meest zuivere esthetiese verwerkeliking bekomen door de spanning der zegevierende wilskracht die aan Hokusaï, degene die de Japannezen de tekengekke grijsaard noemen, deed zeggen dat op honderdtien jaar alles wat uit zijn penseel kon komen, punt of lijn, levend zou zijn.
Deze kunst is uitsluitend dekoratief, uitsluitend cerebraal, ziedaar de eerste bezwaren die men tegen haar zal inbrengen wanneer de dagbladschrijvers en lezers zich zullen inspannen iets van deze kunst te begrijpen.
Dekoratief? Maar welzeker. Is gans de gothiese en japaanse kunst het niet? Zijn al de grote kunsttijdvakken, de Wedergeboorte uitgezonderd, geen voortbrengers van uitsluitend dekoratieve kunst? En de dag waarop de moderne kunst iets anders zal willen zijn, deze dag zal hare dood tekenen. Ik zeg ook dat de dag waarop de kunstenaars, die men heden nieuwbrengers noemt, uitsluitend zullen opgeëist worden om het nieuwe leven, dat zich onvermijdelik aan allen zal opdringen, een merkwaardig dekorum te geven, op die dag zal de moderne kunst er eindelik toe komen een stijl te verwezenliken. Het zal de kristallisering zijn.
Nog verder had ik kunnen uitwijden over Felix De Boeck, die hoort bij de besten, die ‘morgen’ voor immer zal erkennen. Ik had kunnen spreken over een mens die krachtig is en goed, over een fijne en handige techniek over zekere werkwijzen, maar ik wil mij voorbehouden. In werkelikheid neemt De Boeck niet meer deel aan kunst-manifestaties of tentoonstellingen, hij maakt deel uit van geen enkele groepering. Hij is van plan gans zijn produktie in een tentoonstelling-aan-hem bijeen te brengen, en ik acht alsdan het ogenblik gekomen om te zeggen, gelijk het past, in tegenwoordigheid der aan de kritiek onderworpen werken, wat zij brengen aan reine durf en nieuwe schoonheid. Toch wil ik er van nu af reeds op drukken dat deze schilderkunst, zooals ik ze zag en begreep, een einde brengt aan de stilstand waartoe, laten wij het bekennen, het in het nauw gebrachte Kubism ons veroordeelde.
Laten wij De Boeck toewensen dat de omstandigheden en de sympathieën er toe bijdragen dit tentoonstellings-ontwerp weldra uit te voeren. Het zal voor al onze jongeren een mooi voorbeeld zijn van geloof en eerlikheid en voor het publiek een meesterlike toepassing van de esthetiese princiepen die wij sinds tien jaar formuleren.
(Vert. F.B.)
MAURICE CASTEELS