Rekenschap
Wij hebben het stadium totaal overschreden, waarop het bestaan an inhoud en vorm nog opgelost moest worden. Heden schijnt het ons belachelijk eene vraag te willen beantwoorden, die op wijsgeerig domein reeds lang onbetwistbaar beantwoord is. Er bestaat geen inhoud, noch een vorm op zichzelf, evenmin er een ziel of lichaam op zich zelf bestaan kan. Het leven der dingen is enkelvoudig en het staat onomstootbaar vast dat men het woord hoog in kwalitatieven zin, eerst dan gebruiken kan, wanneer de psychophysische en wijsgeerige tegenhanger aangeduid is, aldus het lage van dat wat hoog genoemd werd. Is het niet ergerlijk, dat er nog steeds zoogenaamde kunstenaars te vinden zijn, die op grond eener oppervlakkige kennis van de sociale beweging der samenleving den tegenwoordigen toestand der kunst willen bepalen door ‘individueelen inhoud in collectieven vorm’. Is dit juist dan ware het ook waar dat het begrip ‘moeder’ identiek is aan oude juffrouw, en een vogel gelijk is aan een vlieg, omdat beide gevleugeld zijn.
Het kunstwerk als vormprodukt is steeds in zekere maat een levensuitdrukking evenals iedere andere natuurlijk menschelijke of in breederen zin, iedere maatschappelijke aktie, niet anders is dan de emanatie van leven. De uiterlijke vorm is de realiteit van den inhoud, en de scheppende kunstenaar neemt een uiterlijke vorm te baat, die gansch overeenstemt met hemzelf (ziel of wet); er kan van geene andere soort inhoud spraak zijn bij een kunstwerk. Het vraagstuk der kunst, met veronachtzaming van alle bijkomstigheden (die te zamen slechts deelen zijn van levenskrachtdemonstratie) is aldus een vormprobleem. Met andere woorden, zoo dikwijls een kunstwerk, te midden der massa bestaanden, één + kan genoemd worden en zijne bestemming als aktieve faktor wil halen, moet er een organisch geheel aanwezig zijn, dat in zuiver uitgesproken vormbeelding naar krachtige uitdrukking streeft. Daarin bestaat het kriterium der geboorte van een kunstwerk, de regulateur van het tot zijn recht komen en het eenige kenteeken voor den voortbrengenden kunstenaar als scheppend wezen.
De weg van den doorsneemensch en het doorsneeindividu wordt om zoo te zeggen voorbestemd door het oord en het tijdstip zijner geboorte. De uitzonderingen komen bijna niet in aanmerking, want tot de aangeboren overgeërfde psychische en physieke gegevens, treden toe, evenals bij alle nieuwe omstandigheden, het beeld der ‘nieuwe wereld’ het milieu met zijn eigen biologische, maatschappelijke en moreele schema's. De doorsneemensch neemt, zooals bij den gietvorm gezamelijke Schablonen aan en erft gewoonten over. Hij mengt zich geteekend en beladen in de massa, die in hem geene uitdrukking ziet, maar hem slechts waarneemt als een onbeduidend deel. Het verschil tusschen eene passieve of aktieve persoonlikheid wordt door het verhouden tot de omgeving gekenmerkt. De eerste leeft zich uit in eene plooibare aanpassing, de tweede is een eeuwig anarcho en antagonisme tegen de omgeving. Als scheppend individu is alleen het aktief element geldend, want scheppen beduidt, zich uitdrukken, verveelvoudigen, onze beteekenis demonstreeren, de gegevens en daadzaken onzer levensvizie vernietigen of vooruitloopen, zoodat de gegevens die onze energieën vertegenwoordigen konkreet worden. De kunstenaar drukt zich zelf uit. Z[i]jne werking is dus niet secundair nabootsend, maar wel primair voortbrengend.
Het kunstwerk zelf wil niet anders zijn dan een eigen uitdrukking en is daarom buiten zijn eigen wetten aan geen andere te meten. De vergelijkende kritiek is een nutteloos grasduinen zonder uitzicht op eenig resultaat, want het is zeker dat men nooit een schilderij, huis of beeld goed kan noemen omdat het kwaliteiten bezit, aangetroffen bij eene andere eenheid, of voorwerp, noch bij een andere schilderij, huis of beeld. De wetten der esthetika vallen in geen geval buiten de gewone wetten der wereld. Wij kunnen een kunstwerk niet kritisch naderen, dan door middel der zelfde wetten als degene waarover physieker of astronoom beschikken. Waarschijnlijk heeft nog niemand den moed getoond, zelfs niet terloops, de electriciteit te vergelijken met het vormenspel en energietoestand van een verliefd paar, maar wie heeft nog geene kunstkritiek gelezen, waarin de beoordeelde schilderij wel aan boomen, menschen, lichamen enz. vergeleken wordt, maar het minst van al, aan zijn eigen levenswetten.
Het kunstwerk is alleen met zich zelf, en als bijkomende toestand met zijn vervaardiger te vergelijken. De waardebepaling ligt in de innerlijke wet van het werk zelf, bij de totale eenheid der gegevens en de formeele harmonie. Deze harmonie is noch aan de symetrie van den ingenieur, noch aan de logiek van den geleerde, gelijk. De kunstenaar stelt zich geene zoogenaamde problemen, en het kunstwerk lost nooit een probleem op. De kunstenaar is inhouder van wereldleven, de wereld als omstandigheid van ons leven is vol problemen, en de kunstenaar, naar het vermogen zijner natuur, toont ons een hoeveelheid tot heden onbekend gebleven energieveranderingen, levensvizies, deze worden door denkende tweede personen, met anderen maatstof meetende, verklaard. Het ware kunstwerk is de boom, de steen, de mensch gelijk, daar het even rëeel is in zijne gebondenheid, zijn synthetische grondwet, zijn konstruktieve aktiviteit. Is dit niet het geval, dan hebben wij niet te doen met kunst in den werkelijken zin van het woord, zijn vervaardiger is niet konstruktief of aktief en geen schepper.
Wij groeien in den tijd vertikaal of horizontaal en de tijd gaat over ons voort. Alles wordt op het geschikte oogenblik geboren; er bestaat geene nieuwe of oude kunst, alleen eene levende en eene doode kunst, want eene levende kan den tijd niet weerspreken. Uit de levende kunst, waarover de tijd heen ging, wordt de doode geboren. Juist als uit een levend mensch de doode. Zoo ergerlijk het was de eigenschappen van een mensch uit het verleden te meten of naar waarde te schatten volgens de gegevens der hedendaagsch levende menschen, evenzoo gek is het hedendaagsch kunstwerk met een maatstof uit het verleden te meten. Mij, den tegenwoordigen mensch, kunnen alleen de specifiek