Antwoord op ± 1000 aanvallen
Wanneer wij het woord gemeenschapskunst gebruiken om onze richting af te sluiten, bedoelen wij niet eene kunst die in den smaak van allen valt, doch wel eene die de mogelijkheid geeft genoten te worden door den breedsten kring.
Ons kunstwerk is een resultaat van het individueel wezen van den kunstenaar. Doch deze eischt de individualiteit niet uitsluitelijk voor zich zelf zooals de impressionist, die het individu van den toeschouwer miskent, door hem te dwingen op te gaan in zijne anarchistische opwellingen.
Wij toonen ons individualistisch resultaat in een konstruktieven vorm waarvan de toeschouwer geniet naar zijn eigen mogelijkheden. De genieter van ons werk ondergaat de aangrijping van geconcentreerd leven van uit ons konstruktief beeld, ondergaat alzoo een gemoedstoestand, die niet verdorven wordt door ikonographie, herinneringen of geestestoestanden vreemd aan hem. Onze beelden zijn dus voor meer uitgebreiden kring te genieten dan die waarop men objectiviteiten vindt, die slechts dan duidelijk begrijpelijk worden wanneer men nadere verklaring krijgt, (door onderschrift enz.) Wanneer de toeschouwers ontvoogd zullen zijn van het genieten van kunstwerken (?) die hunne erotiek of eigenliefde streelen, zal het woord gemeenschapskunst, noch de beelden die zich onder dien naam rangschikken aanstoot verwekken.
Verstandskunst! Is tegenover ons een slagwoord van vastgeankerde impressionisten. Bij deze was alle bedachtheid uit den booze. Daar was het werk een resultaat uitsluitelijk van het temperament, anarchistisch tot waanzin toe.
Wij in tegenstelling, verwekken bedachte kunstwerken, die wij een ganschen tijd in ons omdragen, die rijpen alvorens verwezenlijkt te worden. Zouden wij gedurende dien tijd niet denken? Wij staan in voor ieder vlak of volume dat onze schilderij toont.
In onze scheppingen is nooit iets onredelijks of onnoodzakelijks, noch tegenover de grondstof waarmede wij werken, noch tegenover het aangrijpingsvermogen op den liefhebber. Wij zijn overtuigd dat iedere kunst der glanstijd-perken of diegene die er naar ging in opklimmende lijn, steeds eene goed bedachte uiting was, niet omdat wij dit weten willen ook wij bedacht zijn, maar wij zijn bedacht omdat het eigen is aan ons.
Zij die met verstandskunst bedoelen, eene uiting als de Fransche kunst tijdens het keizerrijk, en ons schabloonachtige werking toeschrijven zijn te kwader trouw.
Het wordt verkeerd geacht dat de plastische kunstenaar over de kunstuiting handelt, die hem aan 't harte ligt.
Waarom zouden wij dit niet? Wij voelen ons sterk genoeg om nog eene aktiviteit te toonen buiten ons plastisch werk.
Kunnen wij, plastiekers, niet objectief staan? Men moet wetenschappelijk overkunst handelen. Letterkundigen, die slechts goeden smaak of neigingen tegenover een kunstwerk uiten, werken nadeelig op zwakke geesten die toehooren en zeuren voor een uitgewerkt individu. Trouwens over een plastisch kunstwerk zijn zeer bepaalde uitspraken mogelijk. Wie zal die beter doen dan een plastisch kunstenaar? Is de wijze waarop hij over plastiek handelt naar vorm niet van uiterste volmaaktheid, dan denk ik toch dat de hoorder of lezer door den inhoud ruimschoots vergoed zal worden.
Het zijn meestendeels letterkundigen, die ons het recht van spreken of schrijven over plastiek betwisten.
P.v.d. Meer de Walcheren, heeft het stellig mis wanneer hij ons een plaatsje bezorgt bij Dionysos. Veelmeer zouden wij bij Apollo hooren. Eigenlijk staan wij in 't midden van 't hedendaagsch leven en maken konstruktieve kunst die beantwoordt aan de psyche van onzen tijd. Geene der archaïsche goden kan ons deeren op den makadam. Waarom ziet P.v.d. Meer dat niet?
P, fr Hieronymus à Matre Dei ong. carm. is zoo welwillend ons terug op den goeden weg te helpen (hij blijft in zijn rol) door artikels te schrijven naar aanleiding van onze kunst, die volgens verscheidene Cath. geloovigen uit den booze schijnt te zijn. ‘Le plus grand service qu'on puisse rendre à la verité, c'est de donner la formule de l'erreur’, zegt hij E. Hello na. Glück auf! in een tijd van grootste betrekkelijkheid. Hij vangt dus aan bij ons de fout te bewijzen, ten stelligste overtuigd dat HIJ juist is. Eigenaardige handelwijze voor een gestudeerd mensch. Ik vraag me af waarom menschen, die in bezonkenheid moesten leven en gebreveteerd zijn in begrippen zooals Christus, God enz. zich zoo snel geprikkeld gevoelen en naar de wapens grijpen.
Zijn wij van den weg gedwaald? Mijn scepticism tegenover de juistheid der itinéraire die mijn wezen meemaakt was tot heden mijn herdershond. En hij en ik zijn in God. Ik dacht dat iedereen in Christus is, ook wanneer hij het zelf ontkent. Hoe zou de missionaris anders vat hebben. Daarom lijkt me de aanval van Hieronymus, v.d. Meer, e.a. een gevolg van bekrompenheid.
Voor ons heeft het weinig belang den H.w. te overtuigen. Geniet hij onze kunst niet, dat is zijne zaak. Wij doen wat wij moeten doen, en de plak heeft op ons geen invloed. Daar kunstuiting zich niet laat aanwijzen als 2 × 2 = 4, heeft het gemoraliseer van P. fr Hieronymus geen zin, noch hebben nut de exploratie tochtjes in den Bijbel op zoek naar verduidelijking van het woord chaos, toevallig gebruikt door P.v.d. Meer (die een dichter is). Kunnen wij uit den Bijbel niet evenveel opdiepen om in een opzet uit een ander gezichtshoek iederen opbouw weer af te breken.
Men coqueteert met den Bijbel. Sofisten.
Hebben wij konstruktivistische plastiekers gebrek aan inhoud? Dit schijnt waar te zijn voor verachterden op kunstgebied. Hiermede worden niet bedoeld weinig gestudeerden, integendeel, wij duiden op hen, die prat gaan op intellectualiteit, opgedaan bij professoren, musea-bestuurders zooals Pol de Mont en andere waanwijzen. De man met de klak ondergaat naïef weg een kunstwerk, admetteert alles omdat hij geen geeïkte formules kent, die afsluiten wat kunst is en wat niet. Moest kunst niet steeds een kreatie zijn? Was het geene uiting van opborrelend