Zomer 1923
De zomer breekt open als een kokernoot
in de hand van een orang-oetang
Het witte tafelkleed is over Vlaanderen gespreid
en Antwerpen is de pièce-montée
voor het kommuniefeest van de nieuwe uitverkorene.
Al de oorden van buitenverblijf
De nachten zijn daar om met Flammarion
Waarom zou de vijand gevlucht zijn,
Er is een orang-oetang in de stad gekomen. Hij heeft de zon bestookt met al de sinaasappels van park en boulevards. Boven op een vlaamse puntgevel heeft hij gelukkig de ‘Penseur’ van Rodin nageaapt: hij verdiept zich in het bloedig schouwspel van de zon, die vol verzoeningnood achter de Schelde in het zand bijt. Maar de negen-uren-rammel is het diamanten signaal dat wegen tekent op het blauw en elektriese bevelen van het onderaardse overbrengt van hemelgouw tot hemelgouw. Weldra hakken honderdduizend bijtels witte gaten in de koepeling. De nacht valt op de stenen stad, gebroken glas. Dit is het moment waarop de orang-oetang geloerd heeft om de hemel te bespringen. Hij wandelt rustig over de betonnen dwarsstukken en toutert aan de haarvlechten van Hem, wiens kruimels hij langs de wegen vindt.
De dagbladen zwijgen dergelike dingen dood, en de mensen hebben niets gezien en praten verder politiek, - maar 's nachts worden de koffers bereid en vroeg in de morgen verlaat met in massa de stad.
Wij allen nochtans hebben een orang-oetang in ons wanneer we, moorse vaandeldragers, door de straten gaan, wanneer we op de takken zitten van trams of van kafé-terassen en kranten pellen, wanneer we dikke buiken hebben in de kinema's.
Maar de oorden van buitenverblijf pinken pinken naar de stad, dansen dansen rond de stad, draaiën draaiën duizeldraaiën rond de stad. Al wat los is wordt uit het centrum gerukt en Antwerpen is niets meer dan een pièce-montée voor het kommuniefeest van, voor het bruiloftfeest van, voor het verjaringfeest van alle dronkemannen. Daarom heeft Ons-Lievrouwe-Toren het vlag in top gestoken, o scheve toren, o zatte toren, o orang-oetang stad.
Bij het ontwaken zijn aile treinen pleziertreinen. Eindelik zijn we boom op het land en de orangoetang die in ons is onderzoekt zijn pels nauwkeurig: wij hebben de formuul gevonden en verzamelen postzegels.
De Zomer-karavaan slentert door de Sahara
Alleen het gift van zekere planten
geneest de besmettelike ziekten der verbeelding.
De morgen na de slempnacht
heeft de kramen opgebroken van de markt:
er zijn vandalen hier voorbijgegaan
De man die Chopin speelt in de nevenkamer
wanhoop zijn zijn ingewanden
Al de geruchten van de wereld
sterven op het strand van deze tafel
en de nieuwe zon is een nieuw hangslot
op de mond der oneindigheid.
Plots toonden zich de samenzweerders
De beiaard, herkauwer, openbaarde
zijn intimiteit met de schimmen
bracht allerlei verschrikkingen
waardoor veel oude rommel stuk geslagen werd.
Maar nu is het landschap van mijn ziel
echt hollands aan uw voeten
is geen fata-morgana meer.
Het sneeuwt eindeloos over Vlaanderen
Waarom zou de vijand gevlucht zijn,