Het Overzicht. Collection Complète 1921-1925
(1976)– [tijdschrift] Overzicht, Het–
[pagina 121]
| |||||||
Over Kunst in 12 PuntBelang van het woord rond de kunst als ingang tot ‘publiek’. Het woord is maantoestand tot kunst en ‘publiek’, d.i. het licht van de zon vervalst weerkaatsend. Het woord nieveleert de kunst tot ‘publiek’ of maatschappij-materialisme, maar die nievelering s de tol der offisiële konsakratie. - Breughel en Memlinck zijn niet genietbaarder dan de plastiek van Jozef Peeters of het pittoresk van Léger: ‘Eenzame Aendacht’ en sommige stukjes van Gezelle doorstaan op verrassende wijze de vergelijking met b. v, ‘Taptoe’ van Paul van Ostayen of het in ons vorig nr gepubliceerde ‘Daggeknetter’. Er is enkel een verschil van offisialiteit: het woord volbracht zijn rol, er werd literatuur geweven. Voor wat er staat geschreven... en gangbaar ondertekend is, maakt ‘publiek’ zich klein. Klein worden betekent voor de doorsneemens geloven. hij wordt zodoende zelf in een zekere mate kunstenaar en ondergaat, d.i. geniet, datgene wat er van de kunst, doorheen de lens of het prisma van het woord, nog overblijft. Kunst staat eeuwig in het teken der betrekkelikheid tot ‘publiek’, terwijl ze in zichzelf op volstrekte wijze is (zonnetoestand).
Aan de massa-bevolking van onze grote steden enige goede smaak of esteties inzicht toekennen (Fernand Léger in ‘Der Querschnitt’ Herbst '23) is een utopiese gevolgtrekking van hen die in Sowjet-Rusland en de proletariese revolutie iets anders zoeken (tussen de kudde) dan het uitweg-vinden van een Mozes-toestand der leiders: ‘Naar het Beloofde Land!’ Een eerste menselaag staat tegenover het leven met een louter kinderlik kriterium dat het kwantitatieve in alles doet primeren: de grootste appel, de sterkste man, de meest levendige film (als er moorden bij zijn en familiedrama's); wat lezen die mensen in de krant? Zij hebben alles van het kind behalve het voornaamste: vrijheid. Zij gapen naar zinnelike prikkeling en bevrediging. Kermis = bier en meiden. Een luks-auto komt door de straat en de gevoelens die opduiken zijn: schrik, eerbied of ijverzucht (het kon de auto zijn van de patroon). Het kind komt na bevrediging tot volledige rust, is niet gulzig, ondergaat alle nieuwe en geprononceerde sensaties, kan een glazen knikker waar het licht in speelt boven de aanlokkelikste snoeperij verkiezen. Kermis = licht, kleuren, kadans (de paardemolen en de sirkus). Rechtzinnig is de kinderlike uitroep: ‘O de mooie auto!’... omdat hij zo fel schittert, imponeert door zijn voornaamheid (zie de chauffeur) en niet gelijk een taxi schokkelt. Hetzelfde rijtuig schematies met de profileerpen op een vlak getekend zal niet deminste indruk maken (en in dit schema toch licht de klassieke schoonheid waarvan ieder gekultiveerd mens overtuigd is met Léger, Oud, Le Corbusier). Het zuiverste type van deze eerste mensekategorie is de sportliefhebber. Een tweede kategorie heeft door het sleutelgat van de hemelpoort gekeken (de onbeschaamden!) Het sleutelgat is een obsessie geworden en gegroeid tot een grote kopere slinger dreigend op-en-neer-gaand voor de kontemplatieve ogen van de patient die gedwee gehoorzaamt uit schrik voor metafyziese onrust. Onder deze tweede reeks horen de intellektuelen, pseudo-intellektuelen, ik zelf (op 't ogenblik), filologen, filosofen, kunstenaars (wanneer ze aan kunstkritiek doen), politiekers, journalisten, enz. Legioenen van twijfelaars, die geloof zoeken omdat ze niets dan wantrouwen in zich hebben; die geloof willen kopen met hun duurbaarste vrijheid, de gewetensvrijheid: voor wie geloof is als een borstbol waarop men langzaam zabberen kan maar die de smaak bederft en de maag. Sentimentaliteiten gaan niet op in een wereld van levende | |||||||
[pagina 122]
| |||||||
mensen. Twijfelaars vragen vaste bodem en willen geplant worden, zij denken sterk te staan in saâmgeperste teorieën, formules en parti-pris, maar de wereld draait en wie niet dansen kan draait meê totdat het laatste hersendeel naar de maan geslingerd wordt. Goddelozen zijn het al die gelovigen. Zij leven om te eten: voor hen dient de mens om aangemest te worden voor 't eeuwig leven, om opgeblazen te worden met gees verstikkende zielegassen en des te gemakkeliker naar de hemel te stijgen. Zij hebben logika gestudeerd en houden staande dat de fijnste spieren niet opwegen tegen 't meeste vet. Godlasteraars zijn het al die gelovigen. Zij hebben voor heel de nauur een bovennauurlike verklaring, alsof zijzelf de scheppers waren! Het misleid publiek vraagt (en met recht) een slotsom aan het kwakzalverig spelletje der moraal (straf en beloning): de slimme politiekers laten met een dun touwtje de deus ex machina op het toneel... en het publiek gobeert. Het wil immers bedrogen zijn Men slikt moraal moraal moraal van de kansel tot revanchepolitiek, van Verdi tot Maurice Yvain, van Paul Bourget tot Victor Margueritte, van ‘Sans-Gêne’ tot Toorop en Grosz. Een betekenis en een zedeles, Amen. Als tegenwaarde van al dat negatieve: de intelligenties. Pedagogiese intelligenties, matematiese intelligenties, estetiese intelligenties, wetenschappelike intelligenties.
De kunstenaar is een estetiese intelligentie. Laten we niet teoretiseren, principes en werkwijzen verschillen van kunstenaar tot kunstenaar. Er is een algemene regel van mens-zijn waarop ieder individu uitzondering maakt. De estetiese intelligentie is noch koop- noch weegbaar. Zij kan latent aanwezig zijn. De estetiese intelligentie rust niet op teorieën, zij cirkuleert tussen spontaneïteit en geometrie. Slechts één algemene regel (die bij de meesten een postulaat blijft): vrijheid en rechtzinnigheid. Vrijheid is volledige zelfbeschikking en geestelik evenwicht, rechtzinnigheid is de tegenstelling van cabotinnage en synoniem van vrijheid. De rudimentaire voorbereiding (lexigrafie) is de gewone prikkel om een estetiese intelligentie te wekken. Van daar: Korte handleiding om letterkundige te worden: leren lezen en schrijven (het overige is het deel der kunst): om plastieker te worden: leren zien en met ruimte spelen (het overige is het deel der kunst); om muzikant te worden: leren lachen en magnetiseren (het overige is het deel der kunst); om architekt te worden: leren verhoudingen en matière gebruiken (het overige is het deel der kunst), De zelfopvoeding van de kunstenaar in rechte lijn (het vak), goed georiënteerd tussen de andere kunstvakken doet het grote werk tot vrije ontplooiïng tijdens de eerste produktiviteit. De weg naar zelfontdekking is zijn hogeschool. Techniese teorieën gelden enkel voor zover men deze met zichzelf heeft uitgemaakt, maar zij zijn nooit verder toepasselik.
De dichtkunst heeft jeugd en spontaneïteit voor doel. Door dit tot het uiterste te drijven heeft het franse dadaïsme zulke mooie dingen kunnen voortbrengen. Maar die felle schitteringen zijn van harte duur en door de meeste kunstgenietersGa naar voetnoot(1) verkeerd begrepen. De gekultiveerde kunstgenieter past niet op deze versimpelde leest, wanneer de vereenvoudiging geen verdediging vindt in het nuttige. En weldra herneemt de kunst haar gewone gang op zoek naar nieuw-klassieke waarden, maar verrijkt met de kleuren die de korte revolutie aanbracht. Marinetti publiceert in nummer 5 van zijn tijdschrift ‘Noi’ een manifest ter verdediging van wat hij ‘l'inégalisme’ noem., en getiteld ‘A chacun chaque jour un métier différent’. Hij beschouwt de zee, zijn geliefkoosde raadgeefster, en vindt in haar niets dan ongelijkheid, overdrijving, originaliteit, strijd. Hij ook bezingt de vrijheid maar gebruikt haar niet met voor nieuwe ordeningen en waarden te werken: ‘A bas l'Egalité!
A bas la Justice!
A bas la Fraternité!
Ce sont des putains, o Liberté,
Lâche-les et monte avec moi!
Les Vents répondent: Gloire aux Différences! Vive la Distinction! Etre typique! Unique! Le plus fort! Le plus rapide! Le plus coloré! Je brûlerais volontiers les voiles pour rivaliser en fureur. Colorante avec les feux écarlates du Couchant. Le Couchant feint, peint et illusionne, je le sais, je le sais! Mort à la monotonie! Variété, Variété, Variété!’ In de natuur voorbeelden zoeken is gevaarlik voor de | |||||||
[pagina 123]
| |||||||
mens die zo hevig met haar kontrasteert. Kan b.v. iemand die meer noordelik gekonstelleerd is niet met evenveel recht als Marinetti onrust, in de zee rust, maat en vrede zien en zijn oog met welbehagen de zachte booglijn van de horizont laten volgen? In een scheeptimmerwerf of in de werkhuizen van een autofabriek heerst voorzeker een nerveuse bedrijvigheid, - wat is rustiger nogtans dan een grote transatlantieker op zee, of een luksueuze limousine op de boulevard! Beide hebben veel werk en ingeniositeit gevraagd, maar rust en konfort is de beloning. In de bouwkunst zijn rijpheid en berekening vereisten, de dichtkunst daarentegen heeft jeugd en spontaneïteit voor doel:
De grote kunde is nu in twee het juiste evenwicht te leggen tussen de beide uiteinden: rust en dynamiek, gelijk dit evenwicht bestaat in de natuur en in al het volledig schone of nuttige dat van mensehanden voortkomt.
Fernand Léger, een van de belangrijkste schilderkundige figuren van onze tijd, poogt door zijn artikel in ‘Der Querschnitt’ een compromis te sluiten tussen de moderne ingenieurs (auto-, vliegtuige-, en bruggebouwers) en de daartegenover zo miezerig doende schilderkunst... Zijn missing is deze kwestie niet geheel buiten de schilder- kunst om te behandelen. Le Corbusier en J.J.P. Oud deden et reeds: zij logeren de moderne bouwkunst onder het uithangbord van het Griekse Parthenon, het laatste model koersauto en het complet-veston. Een ingenieur immers die een zuiver esteties werktuig voortbrengt is op de slag architekt malgré lui. Wij willen objektief blijven en de menigvuldige vragen die hier opduiken trancheren door de altijd even aanbevélenswaardige oplossing der betrekkelikheid. Wij herleiden dus alle voortbrengsten van de estetiese intelligentie tot deze twee aspekten van de kunst: Eenerzijds: Een klassieke norm in geometries berekende harmonie en architekturale simplifiëring der silhouette tot het strikte nut der funktie. In die zin zijn de graftomben van Keops en de nieuwste Philips-lamp meesterwerken. Maar onze bewondering wordt meer afgedwongen door kunstwerken die een oplossing daarstellen en de stempel der inspanning dragen. Zo b.v. het vraagstuk van de woningnood in de architektuur en dat van de snelste doch rustige verplaatsing. En wij zien de auto die snel naar zijn volmaakst denkbare vorm gaat met een zacht bewogen nauweliks verstoorde booglijn van de avant-train tot het réservoir; de hangbrug van Keulen die op vier spelden schijnt te dansen, een wonder van evenwicht en vereenvoudiging; de moderne, o zo nederige hollandse bouwkunst, en in zonderheid de werken van J.J.P. Oud te Rotterdam. ![]() J.J.P. OUD: STRAAT TE ROTTERDAM.
Een huis is geen geheel in een grote stad, wel een huizenreeks; de straat wordt dan een architekturale eenheid. De horizontale lijn is de rustlijn, gelijklopend met de straatbeweging en van afstand tot afstand rytmies onderbroken door andere straatmonden. Soms is een heel traag zwenken de enige sensitieve snaar die 't oog betoetst... en de noot is zuiver. Ook de nieuwere funktie zoekende toegepaste kunst en | |||||||
[pagina 124]
| |||||||
binnenhuis architektuur, die tegenwoordig in Holland hoogtij vieren, reken ik onder deze afdeling. En ten slotte het over Europa opgaand Noorderlicht van Zuivere Beelding en Konstruktivisme. Ik heb hier Mondriaan, Moholy-Nagy. Peeters, Peri, Dexel, Kassak, e.a. genoemd, die hun plastiese uitingen en sensaties herleiden tot de eenvoudigste kleur, vlak en lijn verhouding of een volledig innerlik evenwicht willen weergeven. ![]() WALTER DEXEL: KOMPOSITIE.
Deze kunstenaars zoeken meestal nieuwe motieven en plastiese emoties (de rol van Schönberg in de muziek), zij vooral kennen de grote estetiese waarde van simplifiëren en zijn als kleur faktor de onontbeerlike illustrators van de moderne bouwkunst en het moderne binnenhuis, gelijk anderzijds een tweede reeks van kunstenaars het leven illustreert (dynamies verbeeldend, lachend, vertellend). Platoniese vreugden of een literaire verliefdheid verluchten, vervolledigen en ekilibreren een erotiese pantomien. Wij kunnen deze in het algemeen ‘pittoresk’ noemen tegenover het ‘geeikte’ van de eerste afdeeling. Negerkunst, futurisme; ekspressionisme, dadaïsme o.m. horen thuis in dit ‘pittoresk’. Van het kind in het biezonder en alle kinderlike toestanden in het algemeen, kan veel geleerd worden. Kind: bij uitstek vrij en rechtzinnig. Emotie is van groter belang dan orde (alhoewel toch aanwezig) bij deze kunst die van geen utiliteit of aanpassing (muurschildering) wil weten. Alles berust op spontaneïteit en verbeelding. ![]() (Kl. Ça Ira!)
PAUL JOOSTENS: ‘AAN AFRIKA.’ Voor het eeuwig liedje der moraliseering is na dit betoog geen plaats meer: de enen ontdekken Apollon, de anderen Dyoniesos in de wereld der verschijnselen. Enkel deze uitspraak: buiten het hierboven uiteengezette óm, stellen wij het bestaan vast van een ‘plebs’. Ook in de kunst onderscheiden wij ‘plebs’ van adeldom en nijveraars. De Smet, Permeke, e.a. voelen zich beledigd. - Ik voeg er dan onmiddelik aan toe dat uit hetzelfde ‘plebs’ soms genieën zijn opgedoken, maar steeds om de weelde en de zappigheid van alles wat tot de natuur hoort met een gezonde lach te orkestreren: de vrije mens in de vrije natuur is steeds een optimist - (Breughel, Rabelais, ‘Pallieter’). F. BERCKELAERS. |
|