om ze voor mij te bewaren, ik gebruik ze voor tentoonstellingen in het buitenland.
L. X heeft toch gelijk. Hij bedoelde daar juist dat de volkskunst en de vrije kinderteekening geene hooge kunst zijn. Beide toonen toch onkunde.
S. Ik begrijp niet dat kunst hoog of laag kan zijn. Het begrip kunst duidt steeds cp eene volmaakte eenheid.
K. Dit denk ik ook! Tevens heeft kunst niets met kunde te maken. Kunde zelfs is iets zeer betrekkelijks en is te beoordeelen van af het persoonlijk standpunt van den kunstenaar. Het is juist het generaliseeren van kunde of veralgemeenen van werkwijze dat van personen die oorspronkelijk toch kunstenaar waren, wezens maakt die zich zelf nooit vinden. Zij vervaardigen schilderijen die niets gemeens hebben met kunst. Hunne naäperij, ontdaan van allen scheppingsdrang, voldoet slechts den ‘bourgeois’ die gaarne pocht met een doek dat gelijkt op een kunstwerk van faam.
L. Het is toch juist de burgerij of de leidende stand die koopkrachtig is!
S. Handel in kunst trad steeds op in tijden van verval der kunst.
K. Een kunstenaar werkt niet met het oog op mogelijken verkoop!
X. Neen, natuurlijk niet, maar het is toch aangenaam........
K. Dit aangename heeft de onaangename keerzijde dat de finantieele voordeelen de persoonlijke evolutie remmen en de kunstenaar zich zelf flagieert.
S. Het gaat om de kunst zelf, waarbij alle maatschappelijk beredeneeren weg valt. De echte kunstenaar werkt, zegden wij daareven, tot eigen bevrediging. Hij leeft in een noodlottigen toestand waaraan hij ten koste van alles moet beantwoorden, wil hij mensch blijven.
K. Laat mij er nog aan toevoegen dat, waar er hier spraak is van ‘ten voordeele van eigen persoon’ niet bedoeld wordt: streelen van zijn eigenwaan of kleinzielige eigenschappen; wel dat zijn werk of uiting voor hem de ladder is, waarmede hij het leven zelf beklimt. Werkend offert een oprecht kunstenaar niet aan zijn temperament, maar spant de snaren die hem één maken met ieder ander wezen. Onze leuze is: te midden der menschen en niet ‘hoog boven de menschen’.
L. Ha! Dat is dus het onderscheid tusschen den vroegeren kunstenaar, den impressionist en den konstruktivist. Dit is begrepen! Maar als ik de resultaten zie! Waarheen gaan we?
S. Geen schrik, ge gaat toch niet mede. Alles wijst er op, dat gij het onderscheid tusschen impressionisme en konstruktivisme slechts een oogenblikje verstandelijk vattet. Eens bij uw bezit terug zult gij weer spoedig dezelfde vragen stellen. Zoo heeft ieder zijn jaren en opvattingen, die aan zijne mogelijkheden beantwoorden. De jongeren hebben de beste kaarten in de hand, daar ze juist zooveel ouder zijn, als ze jonger zijn dan gij. Verder beschikken ze over het geluk, onderscheid te kennen tusschen rots en drijfzand. Daarbij hebben zij alle voordeelen bij het begrip der betrekkelijkheid dezer twee beelden.
X. Maar hoe krijgt gij de vizie van zulk schilderwerk? Zeker niet in de natuur of objektiviteit, want ik verken geen enkelen vorm.
K. Die vizie ligt en groeit in ons zelf en het vlak, waarop wij beelden gaan + het materiaal dat wij ter hand nemen. Om niet te kletsen nemen wij dit schilderij in oogenschouw. Het is niet van mijn hand. Het behoort aan mijn besten vriend. Ge kunt dus onbeschroomd uwe meening zeggen. Doch niet al te kras, anders denkt gij dat ik het met opzet toonde.
L. Wat beduidt dit?
X. Dit is nu toch totaal dekoratief.
K. 't Is eene harmonie van tegenstellingen door vlakken, zooals elk ander schilderij, hout- of linosnee-afdruk. Het woord dekoratief vermindert de waarde van dit werk niet. Zelfs een kunstwerk dat terzelfdertijd een gebruiksvoorwerp is, heeft voor mij niet minder waarde dan een doek uitsluitelijk uit innerlijke behoefte ontstaan.
L. Zou niet iedereen dit kunnen maken?
K. Misschien wel, dit zou nochtans niet aan de kunstwaarde verminderen.
S. Die vraag hoorde ik reeds zoo dikwijls stellen en meermaals zag ik er een aanvangen om ook iets dergelijks te maken. Meer dan een futteloozen opzet werd het nooit. Oorzaak: het ontstond niet uit overtuiging, uit noodwendigheid, onder innerlijke behoefte. Het was meestal niet los van hetgeen zij het laatst dezer richting zagen. Ten andere zaten zij vast aan het verleden inplaats van zich zelf te zijn.
X. Een kind zou toch totaal persoonlijk moeten zijn, wanneer het geene voorbeelden nateekent. Nochtans ken ik geen enkel kind dat met geometrale vlakken teekend.
S. Dat een kind niet tot zulke resultaten komt is begrijpelijk, daar het andere beeldingsomstandigheden heeft. Het is beurtelings physio- en ideoplastisch. Mocht echter een onbeïnvloed volwassen, ontdaan van alle opvoeding in kunst, iets willen teekenen, dan ware het best mogelijk dat hij konsekwent bleef met de grondstof, die hij gebruikt en aldus op den weg van het konstruktivisme is. Ik herinner me dat Dr A. Stärcke op het tweede kongres voor Moderne Kunst, te Antwerpen, wees op een overeenkomst van uiting van het konstruktivisme met schilderwerk uit het neolitisch tijdvak. Dit als bewijs, dat volwassen tot zulke uiting zouden kunnen komen. Gij vindt het misschien zonderling, dat resultaten van het neolitisch tijdvak als stavingsmateriaal gebruikt worden voor onze hoog verheven beschaving! Over dit verwantschap heeft denzelfden hooggeleerden doctor mij op zijn eigenaardig teekenende wijze zeer interessante brieven geschreven, die ik bij eene volgende gelegenheid u wel eens voorleggen wil.
X. Al die geleerde dingen hebben toch weinig met kunst te maken!
K. Zeker, maar dit mag niet inhouden, dat een kunstenaar een verstandelijk inferieure zijn moet. Ofschoon zijn aandachtsvermogen kleiner is dan zijn bewustzijn, weegt dit laatste op in zijn waarde als mensch en zoo uit zich in hem in verschillende gevallen een superieur verstand.
X. Om bij dit werk te blijven. Het spijt mij toch dat het zoo vlak bewerkt is. Ofschoon sterk van kleur, maakt het gemis aan borstel-toets-spel op mij een vlakken, kouden indruk.
K. Het vlakke ontstaat hoofdzakelijk omdat wij konstruktief werken en nooit uitsluitelijk ons temperament aan 't roer laten. Dit laatste heeft aldus geen invloed op de wijze waarop wij onze werktuigen hanteeren. Men schrijft verkeerdelijk aan de borsteltoets van den impressionnist een innerlijken toestand toe. Wij wenschen ons werk zoodanig aan te bieden dat de indruk van in moeite werken verdwijnt.
L. Maar men spreekt zooveel van stelsels en theorieën aan-