Enzovoorts.
We leven duidelijk in een tijd van devaluatie, dichters schijnen er niet aan te ontsnappen.
In deze grauwe ekonomische tijden, valt deze bundel op door de pracht en de praal van zijn vormgeving.
In dit schrijn verwacht je adembenemende poëzie, maar de leegte is er troef.
De tematiek van Conrad is genoegzaam bekend: de dood met een erotisch tintje; erotiek met een doodsaspect; rijke landerigheid; leegte; verveling; verval; eenzaamheid... Ook de etiketten op zijn poëzie zijn bekend: maniërisme, decadente poëzie... We gaan het niet allemaal nog eens opnieuw bewijzen. Alle Conradiaanse ingedriënten zijn weer aanwezig, maar op manier waarop ze hier gestyleerd-gekunsteld in elkaar worden geknutseld, doen ze het niet.
Wat maakte dat het Continental Hotel wel lukte? Conrad geeft m.i. zelf het antwoord in voornoemd gesprek met Luc Pay: ‘Continental Hotel ontstond in een periode die voor mijn leven erg belangrijk is geweest. Het is ook de enige bundel die haast uitsluitend is opgebouwd met echt autobiografisch materiaal. Ik heb, zoals Jef Geeraerts zegt, Continental Hotel van mij moeten “wegschrijven”, iets, wat ik daarvoor nooit had gedaan. Ik ervaar die bundel bijna als een kreet die geuit werd op het moment zelf van een beslissende levenservaring.’ M.a.w. in de vorige bundel stak wel de vlam, de bezetenheid die dreef naar het schrijven. Zijn nieuwste bundel kenmerkt zich vooral door een totaal gemis aan gedrevenheid, aan waanzin. Voor echte poëzie is een dosis waanzin nodig, die bewerkt, beheerst en hersmeed wordt door een vakkundige edelsmid van de taal.
Patrick Conrad: ‘Laten we zeggen dat ik koketteer met de verveling. (...) Ik vind het knap wanneer mensen zich mooi kunnen vervelen. Het is de eigen verveling in het publiek en die van de anderen rondom mij die ik gebruik als materie om over te schrijven.’ Naast het feit dat honderdduizenden werkzoekenden nu dé boodschap hebben genoteerd, blijft het droeve feit dat deze bundel helaas knap vervelend is. Mij een zorg waarover iemand schrijft, als het maar knappe, boeiende poëzie oplevert!
Valt er dan niks goeds over te zeggen? Zeker, er staan heel knappe verzen in die aantonen dat Conrad in potentie een echt dichter is:
Alsof leven zo laat mogelijk doodgaan was, (p. 10)
Met jou deel ik buiten het bange bloeden,
het wachten op de winter en soms,
terwijl de avond aarzelend valt over ons vertrouwen,
een groeiend gevoel van grenzeloos
want tevergeefs geluk. (p. 12)
Zo bleef ik meermaals naar je kijken
als naar de resten van een feest. (p. 15)
In het gesprek met Luc Pay zegt Patrick Conrad dat hij samen met Mae West een boek gaat uitgeven. Dat blijkt dan de tweede cyclus te zijn van de bundel: Gesprekken met Mae West, P.P. & Alma Rubens, zijnde 32 bladzijden knap vervelend gedoe dat niets geen uitstaans heeft met poëzie, bevattende o.m. een INTERMISSION showing SOME OF THE PEOPLE AND STARS WHO STOOD AND STAND OUT - THERE IS NO PANIC IN HOLLYWOOD. Een alfabetische opsomming van namen met o.m. Patrick Conrad geflankeerd door Walter Connolly en Jackie Coogan. Een grapje. Een vingerwijzing.
De eerste en laatste cyclus bevatten nog het meest vingerwijzingen naar het poëtisch vermogen van Conrad maar in zijn geheel is deze opgePEPte bundel een tegenvaller van belang. Dit boek hoort ondanks zijn buitensporige opmaak thuis bij zijn ander ‘werk’ Conrad life on stage : De Slegte.
Uit het dagboek van een pink poet, geschreven door Nic van Bruggen die samen met Patrick Conrad op woensdag 22 november 1972 de pink poets stichtte, leert ons dat ‘to be in the pink’ betekent: in uitstekende gezondheid verkeren. Well, the poetry of this pink Conrad isn't in the pink at all. De klasse waarmee Conrad geboren is, laat mij toe te hopen dat zijn poëzie snel beter zal worden want La mort s'appelle bonsoir is een poëtische zelfmoordpoging.
Daniel Billiet
Patrick Conrad, La mort s'appelle bonsoir, P.E.P., A'pen, 1977, 73 blz., 420 fr.
Voor Nederland: |
Patrick Conrad, De dood heet welterusten, Arbeiderspers, 1978, 73 blz., fl. 29,5. |