Poëziekrant. Jaargang 3
(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant–1Met de dagen gaan trager hier
de dieren, want
de lucht is vol water
en de dichtste boom ooglengten ver.
Voorzichtig stappen paarden
voor de donkere ploegen, terwijl
mijn vader zwijgzaam ademhaalt,
want hier ligt de grond eindeloos
vol doden, dit oudste zaad.
Soms nog lijkt de wind
met hen te spreken
als in de avond klokken luiden,
en overal, tussen zwarte aarde en
magere takken, tussen het bevroren konijn
en de scheve lucht, tussen
leven en dood,
is hun oudgeworden gezicht herkenbaar,
wachtend, op de grote vergelding.
| |
2De weinige bomen van toen
zakken deze winter
nog dieper weg, als wilden zij
deze ondergrondse onrust
wat tegemoet komen.
Mijn vader knikt stom, eet het brood
dat moeder uit velden bij
de wilgen heeft achtergehouden.
Zijn donkere handen van toen
voelen even in de strakke lenden,
als dezelfde stilte met
dezelfde vragen mee
aan tafel komt.
GUIDO VANHERCKE
|
|