Poëziekrant. Jaargang 3(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lechinta, waar de jonge vrouwen nog 13 lijken en de begeerte tussen de kiezels ligt, waar Berchi schuin naar buiten kijkt naar 't wiegen van hun heupen en naar hun vragende lippen die bloeien als geraniums in het raamkozijn. Ze wuiven, de jonge vrouwen, als rood batik, als stille cypressen, als fluisterend riet tussen het verschuivende groen van de warme middagzon. Stil is hun pas en schril hun stem die verder en verder deint en onderduikt en klagend zingt over een verre zee en een warme prooi die langzaam aan hun vingernagels groeit. De verwildering die op hun voorhoofd kleeft, de bange opstand tegen vaders 'wil en 't kletsen in de straat, het grijpt hen naar de keel en snijdt hun stemmen af als het onverbiddellijk snoeien van een druiventak. En in hun schoot, verdoken onder zwart katoen, groeit traag de knop van hoop en van vertwijfeling. NORBERT DE WINNE Vorige Volgende