De essayist kan kiezen met wie hij naar bed gaat
Henri-Floris Jespers pp (foto G. Dauphin)
Om verschillende redenen is het werk van een begaafd schrijver niet altijd vlekkeloos en is zelfs zijn schone proza, hoe behoorlijk het ook is geschreven, een reden tot argwaan. Een schrijver moet zoals de begaafde, maar luie leerling wel eens gepord worden, wil hij niet door grenzeloze verwaandheid in onappetijtelijk schrijven vervallen: een rollade waar te veel peper in zit.
Om die reden alleen al is het de kritikus niet geraden hoog van de toren te blazen over deze of gene schrijver; anders gezegd, gegarnierd en gekruid vlees is niet altijd even smakelijk: behoorlijk proza kan oeverloos gezanik worden omdat er van het goede te veel is.
De bundel schetsen en verkenningen, Het bed van Procrusters, van Henri-Floris Jespers pp, een naam die ik ooit in een bui van vrolijkheid verkeerdelijk als Henri-Joris Flespers uitsprak in het bijzijn van een bekend neerlamdicus, scheen mij een aardig stukje vlees. Maar na het eerste hapje scheen de rollade door de peper van zijn smaak beroofd. Jespers schreef teveel ineens, valt in herhalingen, wil zoals marxisten dat plegen te doen alles wat hij over dat preciese onderwerp heeft geschrevan bundelen, alsof elke bedenking die Lenin op een bierviltje heeft geschreven onvermijdelijk in zijn verzamelde werken moet worden opgenomen. Zo lees ik in zijn boek over Hugues C. Pernath: Op 4 juni 1975 overleed de dichter Hugues C. Pernath, de eerste Gouverneur der Pink Poets. Twee bladeijden verder: Op 4 juni 1975 overleed schielijk, op 43-jarige leeftijd, de dichter Hugues C. Pernath, eerste gouverneur der Pink Poets. Schrijvers van kleine stukjes hebben doorgaans de onhenbelijkheid reeds verschenen artikelen nog maar e's te bundelen in een boek en zij zijn vaak lui en loom, willen de stukjes niet herschrijven, zoeken niet eens de leesbaarheid en de toegankelijkheid te vergroten door wat bijeen past bijeen te zetten, herhalingen weg te laten. Het is tenslotte wat gezegd wordt dat hier zijn belang heeft, m.i. zijn vormbezwaren enkel drogredenen om zich van verdere inspanning te bevrijden.
Maar ik wil Jespers pp geen luiheid verwijten. Jespers pp is tenslotte lid van het literaire establishment, een man die op alle literaire recepties het woord mag voeren en het werk van Vlaamse schrijvers van het Ministerie van Nederlandse Cultuur krijgt toegezonden. Na de dood van Hugues C. Pernath pp werd hij Gouverneur der Pink Poets, een gezelschap chauvenisten uit het Antwerpse die achter nun naam de letters pp schrijven, daar heel fier over zijn en terzelfdertijd opmerkelijke zaken schrijven, al leest geen eenvoudige burger hun werk omdat het vaak in dure uitgaven wordt uitgegeven; tenslotte worden hun werken voornamelijk door rijke snobs en het voornoemd ministerie gekocht.
De titel van de bundel verwijst naar een binnenin afgedrukte tekst, waarin het hele aristocratische gedoe wordt verklaard als zelfverweer. Het koesteren van de aristocratische eenzaamheid is geen vluchtverschijnsel doch een zelfopgelegde ascese tot beveiliging der dierbaarste en fijnste zintuigen zn gedachten, een daad van zelfverweer tegen de meedogenloze Procrustes van de maatschappij - tegen de uiteindelijke troosteloosheid van het bestaan. Jespers bestrijdt m.i. volkomen terecht Gleichschatung, de totalisering van de maatschappij door de opkomst van de zekerheids- en verzorgingsstaat. Maar de redenen van die totalisering en de manier waarop daar over wordt geschreven lijken mij uitspraken van een aristocraat die er naast zijn dure auto en zijn kast bibliofiele uitgaven ook nog wat revolutionaire uitspraken op na houdt, Jespers pp als de Vlaamse Jean-Edern Hallier of de Vlaamse JJSS, aanvoerder van politieke clubs, aristocraten die zich verzetten tegen de ideologisering der verhoudingen in onze maatschappij, omdat zij hun hals riskeren.
En toch heeft Jespers pp in veel opzichten volkomen gelijk en schrijft hij met kennis ter zake over zeer uiteenlopende onderwerpen. Zijn in memoriams, zijn toespraken, zijn prolegomena tot de pinkleer (m.i. uitlatingen van een intellectuele drankorgel), zijn voortreffelijke stukken over het fascisme, beladen met een indrukwekkende belezenheid, geschreven in barokke taal met aristocratische ernst en gereserveerde humor.
De soevereine vrijheid van de essayist bestaat hierein dat hij zelf de auteurs of kunstenaars kiest met wie hij naar bed gaat, schrijft Jespers pp, ook daarin blijft hij een volkomen aristocraat.
PAUL DEPONDT
Henri-Floris Jespers pp, HET BED VAN PROCRUSTES, (Schetsen en verkenningen) Walter Soethoudt, A'pen, 1978, 490 fr., fl. 33