Poëziekrant. Jaargang 3(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Gedichten] Kil bericht Nu moet liefde heel diep zijn en onbekend als de toekomst 's nachts: uren ver of jaren. Van mijn bed kent het voeteind de grenzen niet, de dekens zijn er natte spiegelplassen. Die beelden rimpelen in de regen, deinen uit of verdrinken langs de keel. Onder de huid weegt een buidel bloed, bruin als herfstkledij en voor meisjes het gemijmer op dagboekblad. Ik vertel er in schoon schrift: Er is een volgende dag die geen morgen is, alleen een diepte voor de ogen, Want zie: wij holen samen in ons huilen, bouwen broze huizen met tranenwater, wat leegte en een dak op onze kelder. Waarom je een gedicht schrijft Je moet het eens proberen in de winter: zweven langs de vloedlijn op een zeewind die strooizout op de lippen spoelt. De mensen dooien dan wel vlug. Maar als je binnenland zo eens het water insukkelt wordt het nat van eenzaamheid. De lucht is dan geen droogkast meer, een wolk geen warme sok van wol. De zon trapt lelijk op je tenen. Dan kloven onze lippen elke kus in twee, of laat ieder woord met stomheid toe. En omdat zwijgen ook al niet helpt, versmacht 's nachts de liefde in de lakens. Als ik jou was Waar wij niet buiten kunnen: dat binnen in bedden en 's nachts als wolven luid gehuild wordt wanneer zuchten niet klinkt ons lichaam niet schommelt als een stoel. Kijk maar eens door je ogen: in het venster zie je de weemoed naar buiten staren. Het zicht is zwart en triest. Daarom, trek zacht je wimpers als gordijnen dicht en steek het licht weer aan. Zo zie je minder. PHILIP VANCRAEYNEST Vorige Volgende