Poëziekrant. Jaargang 3(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Achiel Janssens / Lente weer ligt het land gespreid en wacht, maar zij die mij redde uit de brand der jaren wordt oud en noemt zich nacht. moeders staan van verleden vaak stijf. vermoeid houden zij eerste kreten wakker. met sterfte in het bloed kijken zij de vader in en geven hem namen: verzamelaar van wapens, houten ridder, patser van in den beginne. 'savonds: zij zijn van droefheid een steen. zij vernemen hoe nacht op nacht de kinderen boven het huis uit groeien. meer nog hoe fataal de eerste waggel is ingeruild voor uiterst lopen. meer nog hoe zij hinniken in woorden; in die woorden een heet, blind paard een bakkes aanbinden. de moeders denken: mijn kinderen, hun vel is het vel van een ander. hun wortels woelen in grond onder andersmans ploeg. hun praten is dik en vet, als kwabben slijk. zij rijden dwars over mij been. werkelijk, moeders zijn strak getrokken vrouwen. alleen gelaten raden zij schimmel in de buik, kalk schurend langs wanden, flarden vlies. er zijn dagen waarop zij weerom de sintels gloeiend blazen, hun huid tot in de nok uitrekken en sidderend, een zuil van een kreet, de aarde wegstoten, inderdaad, moeders zijn nooit helemaal ten einde toe. ABEL KAT Vorige Volgende