Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëziekrant. Jaargang 16 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëziekrant. Jaargang 16
Afbeelding van Poëziekrant. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Poëziekrant. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëziekrant. Jaargang 16

(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

Vertaald

Hedendaagse poezie van Indianen
Marleen de Cree & Herman Wouters

De Indianenbeschaving in Noord-Amerika bestaat uit tal van stammen met hun eigen taal, traditie en cultuur. Achter die bonte verscheidenheid zit een gemeenschappelijke manier van denken, een logica die heel anders is dan de westerse. Ook de literatuur van de Indianen is ervan doordrongen. Onder meer daardoor wordt die literatuur nog steeds niet echt naar waarde geschat.

In de meeste Indianenstammen speelt het lied van oudsher een belangrijke rol. Een deel van de liederen uit de mondelinge traditie werd door westerlingen opgetekend. Geschreven poëzie (in het Engels) kwam er pas toen de Indianen gingen studeren. Ze staat vooral in Indianenkranten, slechts uitzonderlijk in een aparte publikatie. De Amerikaanse uitgeverijen zijn wel geïnteresseerd in wetenschappelijke werken over de oude Indiaanse culturen, maar laten de Indianen zelf nog steeds zelden aan het woord.

De vertaalde gedichten komen hoofdzakelijk uit Akwesasne Notes, een Indianenkrant met een dubbele pagina poëzie. De twee strekkingen in de hedendaagse Indianenpoëzie zijn erin terug te vinden. Een aantal dichters blijft zich vastklampen aan de traditie; zij verdedigen de oude waarden en hanteren de oude spreektrant. Andere dichters gebruiken een modernere taal en constructie. Maar in alle teksten spreekt de Panindiaanse idee, vaak verwoord in een sublieme symboliek. Dat maakt de hedendaagse Indiaanse dichters verwant met literatoren van andere minderheden in de wereld en van landen met autoritaire regimes.

Over de vertalers

Van Marleen De Crée (Bree, 1941) verschenen al een tiental poëziebundels. Ze publiceerde in tal van literaire tijdschriften. Haar poëzie werd diverse malen bekroond, onder meer met de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen, de August Beernaertprijs en in 1991 de Maurice Gilliamsprijs voor haar verzameld werk Over de brug der aarzelingen (Poëziecentrum, 1990).

 

Herman Wouters (Antwerpen, 1920) is doctor in de rechten en ere-bestuursdirecteur van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Hij was bedrijvig in vele regionale, nationale en internationale raden en commissies, schreef etnografische en linguïstische werken en doceerde culturele antropologie in Antwerpen.

Lied bij het malen van maïs.
Om me naar huis te laten gaan.

 
Als ik de woestijnen vergelijk:
 
berken en sneeuw slaan tegen de ogen
 
als trommelslagen, schudden me
 
tot in mijn schoenen, zoals Joshuabomen
 
en duinen het nooit deden.
 
De bergen in het Oosten
 
zijn zacht omfloerst in de sneeuw,
 
niet boosaardig en stekelig
 
zoals over de Sierra's.
 
Rotsen zijn week en onzichtbaar.
 
Het spoor van de wezel kan men volgen
 
door de warmte van zijn buit.
 
Slierten mist
 
tegen de avond.
 
 
 
Ik probeer dit nieuw lied
 
met open mond. Nu slaat het
 
tegen mijn tanden
 
want het is hier anders.
 
Iets tracht mij te veranderen
 
in een schaduw, vermomd
 
achter gezwollen en gesloten ogen,
 
verborgen tussen
 
het zwarte haar en de verwrongen lippen
 
van een False-Facemasker.
 
 
 
Mijn handen zijn nog Hopi, willen me nog thuis houden
 
duwen me heen en weer,
 
handpalmen naar beneden,
 
de vingers geklemd rond kille stenen,
 
dromend van de platte rotsen
 
en de maïs daarin.
 
 
 
Wendy Rose

Koude en bijtende wind

 
Ik geloof dat er
 
elke dag weer
 
iemand zal opstaan
 
vol passie
 
en met de vaste wil
 
weer een nieuwe steen
 
te stapelen
 
boven op de muur
 
van haat
 
en misverstand
 
 
 
Leslie Carl High Rock
[pagina 17]
[p. 17]

Wintermorgen in Nevada

 
Teder ingebed in mijn gebeente
 
daalt de morgen en glanst
 
als een hemelse slang, glijdend
 
van plaats naar plaats,
 
in de vloeiende zekerheid van verval.
 
Ik tel de stemmen in mijn vingertoppen,
 
de tweelingstemmen
 
denken en gevoel.
 
Tegen mijn schedel slaan ze
 
als een ouderwetse smid.
 
Dingen van vroeger vullen mijn mond
 
tot ik ze leeg vreet,
 
ze kaal zuig
 
tot op het bot
 
en ik ze niet meer laat ontsnappen.
 
Ik luister nu naar het gefluit
 
van de sneeuwvinken,
 
ik kan de namiddag voelen
 
in de tengere grassen
 
van het dal, hier vlakbij.
 
 
 
Wendy Rose, 1984

Hoe een naam een naam werd

 
Onze ronde woonst uit steen
 
drijft de dwarrelende sneeuw uiteen.
 
 
 
Boven ons, als het even opklaart,
 
stopt een jonge arend
 
zijn wilde vlucht en staart
 
in ons heilig bos.
 
 
 
Bang blijven we naar de grond kijken.
 
Hij laat ons weten dat hij er is door
 
de wiekende schaduw van zijn
 
vleugels.
 
 
 
Beeld van een jager
 
in een bliksemschicht.
 
Kind van
 
Zwarte Arend.
 
 
 
Ray A. Young Bear, 1970

IJspaarden

 
Zij zijn het die ontsnapten
 
toen het laatste gevecht verloren was.
 
Ze zijn de gevaarlijkste.
 
Ze zijn het felst van allemaal
 
maar zo koud dat je tong aan ze
 
blijft plakken en verdraait
 
omdat ze is vastgevrozen
 
aan het ritme van hun hoeven.
 
Zij zijn het die uw vlechten afsnijden,
 
hun bloed moet je gezien hebben aan
 
de rubberen vingers van de dokter. Zij zijn
 
de paarden die hinniken als oceanen, en,
 
één van hen, een jonge vrouw, gilde luid,
 
zij alleen.
 
Zij zijn het die je gevonden hebben.
 
Zij zijn het die steigeren op je buik.
 
Zij joegen het hert uit je schoot.
 
Dit zijn de ijspaarden, paarden
 
die binnenkomen door je hoofd
 
en dan je hart betreden,
 
je geslagen hart.
 
 
 
Zij zijn het die je liefhadden.
 
Dit zijn de paarden die je zo nauw
 
aan het hart drukten, dat
 
je werd als zij.
 
Een ijspaard
 
galopperend.
 
 
 
Joy Harjo, 1983

Wounded Knee

 
De karavaan van trucks en oude wagens
 
slingerde zuidwaarts door de maanloze nacht,
 
een uittocht onder de roerloze sterren,
 
lichtspiegels van de geesten.
 
 
 
Ergens onderweg werd gehoord
 
dat de tocht ten einde was
 
op de volgende heuvel.
 
Onder zijn aarde lagen driehonderd zielen,
 
bewakers van de bevrijde grond.
 
Een lederen trom begon plechtig te roffelen.
 
 
 
Een ritmische kadans voor de arendskreet.
 
De wachtende geesten sprongen op
 
als hun vrienden
 
de kleine rivier over staken.
 
In de schimmige pijpen brandde
 
berkenhout.
 
Stil teken van vreugde voor hen
 
die teruggekomen waren.
 
 
 
Bill, 1983
[pagina 18]
[p. 18]

Slot en Sleutel

 
Als de sterren vallen,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar
 
met een blik vol boos verwijt.
 
Als de heuveltoppen ontploffen,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar.
 
Zij spuwt de chemicaliën weer uit
 
die wij geplant hebben.
 
Als bruggen en buildings instorten,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar.
 
Wanhopig schudt ze aan ons verstand.
 
Als stromen en rivieren buiten hun oevers gaan,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar.
 
Je huilt om onze leugens en onze gulzigheid.
 
Als de mensen meer nemen dan nodig is,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar.
 
Ze wil onze hersens maar wat opfrissen.
 
Als de bonen en de haver niet willen groeien,
 
wees niet bang.
 
Het is onze Moeder maar.
 
Ze herinnert ons er aan
 
dat we oogsten wat we zaaiden.
 
 
 
Leslie Carl High Rock

Kwade droom

 
Drie dagen had hij gevast.
 
(zoals de oude mensen het
 
in de boeken hadden voorgeschreven).
 
 
 
Hij zat op een rots,
 
twee mijl van de highway
 
waar hij zijn Thunderbird had staan.
 
 
 
Hij zat daar liederen te zingen,
 
die hij van een bandje had geleerd,
 
gekocht in een museum.
 
 
 
en wachtte op Coyote
 
of Hert of Arend.
 
Zij zouden hem de woorden brengen
 
om mee naar huis te nemen.
 
Dan kon hij aan de anderen vertellen
 
dat hij Zijn droom had gehad.
 
 
 
Maar toen de droom kwam
 
op de vierde dag
 
's morgens,
 
at die hem op.
 
 
 
Joseph Bruchac

Laat-Zomeradieu

 
Ik ontwaakte en draaide me om naar het licht.
 
Jij droomde van witte vogels,
 
overwinterend.
 
Een deel van je gezicht
 
lag in het licht.
 
Zelfs in
 
je slaap weet je het te vinden.
 
Je ogen zijn gesloten. Zijn glans zie je niet.
 
Maar je ademt in de zon,
 
zoals de zonnebloemen.
 
(Gevoel voor licht is als een ander
 
gevoel
 
gevoel van lucht en water op de huid).
 
Ik ben nu aangekleed en zie mezelf
 
van je weggaan
 
met een boog.
 
Ik zie een oorlogsschild aan de muur,
 
rond, met veders erachter.
 
De ganzen in het Noorden
 
reinigen hun vleugels
 
voor ze naar het Zuiden vliegen.
 
Ik kan je horen,
 
een andere stem uit je dromen,
 
als vogels,
 
pratend over huiswaarts, ooit.
 
Je draait je hoofd nog even voor ik ga.
 
Je lichaam verlegt zich als een boot
 
op een vreemd tropisch water.
 
Je ligt richting Oost.
 
De zon
 
komt over de Sandias als er sterren staan.
 
Het nieuwe jaar begint.
 
Een nieuwe morgen.
 
Ik zie hem aan als ik bij je sta
 
en zeg een laatste lied voor ik
 
huiswaarts ga.
 
 
 
Joy Harjo, 1983


illustratie

[pagina 19]
[p. 19]

Indiaan 39.000 voet hoog

 
Dichtbij tikken
 
de rotsen
 
als tijdbommen.
 
Tot slot
 
een overzicht
 
van dit jaar:
 
een knik
 
in de rug
 
een breuk
 
in de rib
 
een kreuk
 
in de knie.
 
 
 
Er is tijd in overvloed
 
om naar huis te lopen
 
als men zijn stappen maar
 
voortdurend naast
 
de weg zet
 
die zo mooi werd uitgestippeld.
 
 
 
Wendy Rose

Wat ik zou moeten zeggen

 
Er is niets dat zegt dat je niet kan
 
roepen. Ik breng de week door met
 
het opvoeden van mijn kinderen, vanaf
 
het ontbijt tot het slapengaan. Bovendien
 
voel ik me als een verrader,
 
zeg dingen tegen anderen die ik jou
 
niet kan verteld krijgen.
 
Hoe kunnen we het samen volhouden.
 
Vingertop naar vingertop, van Santa Fe
 
tot Albuquerque.
 
Ik voel me overvol met dingen die ik zou
 
moeten zeggen, maar het niet doe.
 
We zijn voortdurend op drift,
 
met enkele stormen van warmte
 
tussen de verwarring in.
 
Ik hou van je. De woorden ontroeren me.
 
Misschien vormen ze een kussen
 
dat ons in de blauwe lucht houdt,
 
vliegend, onbestemd.
 
Wij zijn paarden, geveld door tranquilizers,
 
gedompeld in een diepe, diepe slaap
 
als in een gemakkelijke en bedwelmende dood.
 
We zijn gevangen tussen
 
wolken en natte aarde
 
en er is geen beweging
 
geen enkele kant uit,
 
geen leven
 
om over te spreken.
 
 
 
Joy Harjo, 1983


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Wendy Rose

  • Joy Harjo

  • Leslie Carl High Rock

  • Joseph Bruchac

  • Ray A. Young Bear


vertalers

  • Marleen De Crée-Roex

  • Herman Wouters