| |
| |
| |
Vertaald
Hedendaagse poezie van Indianen
Marleen de Cree & Herman Wouters
De Indianenbeschaving in Noord-Amerika bestaat uit tal van stammen met hun eigen taal, traditie en cultuur. Achter die bonte verscheidenheid zit een gemeenschappelijke manier van denken, een logica die heel anders is dan de westerse. Ook de literatuur van de Indianen is ervan doordrongen. Onder meer daardoor wordt die literatuur nog steeds niet echt naar waarde geschat.
In de meeste Indianenstammen speelt het lied van oudsher een belangrijke rol. Een deel van de liederen uit de mondelinge traditie werd door westerlingen opgetekend. Geschreven poëzie (in het Engels) kwam er pas toen de Indianen gingen studeren. Ze staat vooral in Indianenkranten, slechts uitzonderlijk in een aparte publikatie. De Amerikaanse uitgeverijen zijn wel geïnteresseerd in wetenschappelijke werken over de oude Indiaanse culturen, maar laten de Indianen zelf nog steeds zelden aan het woord.
De vertaalde gedichten komen hoofdzakelijk uit Akwesasne Notes, een Indianenkrant met een dubbele pagina poëzie. De twee strekkingen in de hedendaagse Indianenpoëzie zijn erin terug te vinden. Een aantal dichters blijft zich vastklampen aan de traditie; zij verdedigen de oude waarden en hanteren de oude spreektrant. Andere dichters gebruiken een modernere taal en constructie. Maar in alle teksten spreekt de Panindiaanse idee, vaak verwoord in een sublieme symboliek. Dat maakt de hedendaagse Indiaanse dichters verwant met literatoren van andere minderheden in de wereld en van landen met autoritaire regimes.
| |
Over de vertalers
Van Marleen De Crée (Bree, 1941) verschenen al een tiental poëziebundels. Ze publiceerde in tal van literaire tijdschriften. Haar poëzie werd diverse malen bekroond, onder meer met de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen, de August Beernaertprijs en in 1991 de Maurice Gilliamsprijs voor haar verzameld werk Over de brug der aarzelingen (Poëziecentrum, 1990).
Herman Wouters (Antwerpen, 1920) is doctor in de rechten en ere-bestuursdirecteur van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Hij was bedrijvig in vele regionale, nationale en internationale raden en commissies, schreef etnografische en linguïstische werken en doceerde culturele antropologie in Antwerpen.
| |
Lied bij het malen van maïs.
Om me naar huis te laten gaan.
Als ik de woestijnen vergelijk:
berken en sneeuw slaan tegen de ogen
als trommelslagen, schudden me
tot in mijn schoenen, zoals Joshuabomen
en duinen het nooit deden.
zijn zacht omfloerst in de sneeuw,
niet boosaardig en stekelig
Rotsen zijn week en onzichtbaar.
Het spoor van de wezel kan men volgen
door de warmte van zijn buit.
Ik probeer dit nieuw lied
met open mond. Nu slaat het
Iets tracht mij te veranderen
achter gezwollen en gesloten ogen,
het zwarte haar en de verwrongen lippen
van een False-Facemasker.
Mijn handen zijn nog Hopi, willen me nog thuis houden
de vingers geklemd rond kille stenen,
dromend van de platte rotsen
| |
| |
| |
| |
Wintermorgen in Nevada
Teder ingebed in mijn gebeente
daalt de morgen en glanst
als een hemelse slang, glijdend
in de vloeiende zekerheid van verval.
Ik tel de stemmen in mijn vingertoppen,
Tegen mijn schedel slaan ze
Dingen van vroeger vullen mijn mond
en ik ze niet meer laat ontsnappen.
Ik luister nu naar het gefluit
ik kan de namiddag voelen
van het dal, hier vlakbij.
| |
Hoe een naam een naam werd
Onze ronde woonst uit steen
drijft de dwarrelende sneeuw uiteen.
Boven ons, als het even opklaart,
zijn wilde vlucht en staart
Bang blijven we naar de grond kijken.
Hij laat ons weten dat hij er is door
de wiekende schaduw van zijn
| |
IJspaarden
Zij zijn het die ontsnapten
toen het laatste gevecht verloren was.
Ze zijn de gevaarlijkste.
Ze zijn het felst van allemaal
maar zo koud dat je tong aan ze
blijft plakken en verdraait
aan het ritme van hun hoeven.
Zij zijn het die uw vlechten afsnijden,
hun bloed moet je gezien hebben aan
de rubberen vingers van de dokter. Zij zijn
de paarden die hinniken als oceanen, en,
één van hen, een jonge vrouw, gilde luid,
Zij zijn het die je gevonden hebben.
Zij zijn het die steigeren op je buik.
Zij joegen het hert uit je schoot.
Dit zijn de ijspaarden, paarden
die binnenkomen door je hoofd
Zij zijn het die je liefhadden.
Dit zijn de paarden die je zo nauw
aan het hart drukten, dat
| |
Wounded Knee
De karavaan van trucks en oude wagens
slingerde zuidwaarts door de maanloze nacht,
een uittocht onder de roerloze sterren,
lichtspiegels van de geesten.
Ergens onderweg werd gehoord
dat de tocht ten einde was
Onder zijn aarde lagen driehonderd zielen,
bewakers van de bevrijde grond.
Een lederen trom begon plechtig te roffelen.
Een ritmische kadans voor de arendskreet.
De wachtende geesten sprongen op
de kleine rivier over staken.
In de schimmige pijpen brandde
Stil teken van vreugde voor hen
| |
| |
| |
Slot en Sleutel
met een blik vol boos verwijt.
Als de heuveltoppen ontploffen,
Zij spuwt de chemicaliën weer uit
Als bruggen en buildings instorten,
Wanhopig schudt ze aan ons verstand.
Als stromen en rivieren buiten hun oevers gaan,
Je huilt om onze leugens en onze gulzigheid.
Als de mensen meer nemen dan nodig is,
Ze wil onze hersens maar wat opfrissen.
Als de bonen en de haver niet willen groeien,
dat we oogsten wat we zaaiden.
| |
Kwade droom
Drie dagen had hij gevast.
(zoals de oude mensen het
in de boeken hadden voorgeschreven).
waar hij zijn Thunderbird had staan.
Hij zat daar liederen te zingen,
die hij van een bandje had geleerd,
Zij zouden hem de woorden brengen
om mee naar huis te nemen.
Dan kon hij aan de anderen vertellen
dat hij Zijn droom had gehad.
| |
Laat-Zomeradieu
Ik ontwaakte en draaide me om naar het licht.
Jij droomde van witte vogels,
je slaap weet je het te vinden.
Je ogen zijn gesloten. Zijn glans zie je niet.
(Gevoel voor licht is als een ander
gevoel van lucht en water op de huid).
Ik ben nu aangekleed en zie mezelf
Ik zie een oorlogsschild aan de muur,
rond, met veders erachter.
voor ze naar het Zuiden vliegen.
een andere stem uit je dromen,
pratend over huiswaarts, ooit.
Je draait je hoofd nog even voor ik ga.
Je lichaam verlegt zich als een boot
op een vreemd tropisch water.
komt over de Sandias als er sterren staan.
Ik zie hem aan als ik bij je sta
en zeg een laatste lied voor ik
| |
| |
| |
Indiaan 39.000 voet hoog
als men zijn stappen maar
die zo mooi werd uitgestippeld.
| |
Wat ik zou moeten zeggen
Er is niets dat zegt dat je niet kan
roepen. Ik breng de week door met
het opvoeden van mijn kinderen, vanaf
het ontbijt tot het slapengaan. Bovendien
voel ik me als een verrader,
zeg dingen tegen anderen die ik jou
niet kan verteld krijgen.
Hoe kunnen we het samen volhouden.
Vingertop naar vingertop, van Santa Fe
Ik voel me overvol met dingen die ik zou
moeten zeggen, maar het niet doe.
We zijn voortdurend op drift,
met enkele stormen van warmte
Ik hou van je. De woorden ontroeren me.
Misschien vormen ze een kussen
dat ons in de blauwe lucht houdt,
Wij zijn paarden, geveld door tranquilizers,
gedompeld in een diepe, diepe slaap
als in een gemakkelijke en bedwelmende dood.
|
|