Vertaald
Wislawa Szymborska
Jeannine Vereecken
Wislawa Szymborska (1923) wordt gerekend tot de drie beste Poolse dichters na de tweede wereldoorlog. Samen met haar generatiegenoten Tadeusz Rózewicz en Zbigniew Herbert geniet ze internationale faam, en haar gedichten werden in verschillende talen vertaald. Bij veel lezers geniet Szymborska de voorkeur, dankzij haar verbazende originaliteit, haar steeds nieuwe thema's en technieken.
Szymborska werd geboren nabij Poznan, en verhuisde later naar Krakau. Ze studeerde er sociologie en Poolse letterkunde aan de Jaggiellonski-universiteit. Als dichter debuteerde ze in 1943. In 1952 verscheen haar eerste bundel, Daarom leven wij, gevolgd door Vragen aan mezelf (1954) en Roepen om Yeti (1957). In 1962 kreeg ze de Staatsprijs voor Poëzie voor haar bundel Zout.
Vanaf 1967 (Honderd vertroostingen) begint haar rijpere periode, qua techniek gekenmerkt door het vrije vers, qua thematiek door beschouwingen over de plaats van de mens in het universum. In 1972 verscheen In elk geval en in 1976 Een groot getal. Haar laatste bundel, Mensen op de brug (1986), is in ieder opzicht een hoogtepunt. In augustus 1991 ontving de dichteres de Goethe-prijs van de stad Frankfurt am Main voor haar oeuvre.
Szymborska is een universele, ‘filosofische’ dichteres. Haar poëzie wekt een bedrieglijke indruk van eenvoud en lichtvoetigheid, maar is zeer gesofisticeerd, complex en diepzinnig. Dat komt omdat Szymborska steeds uitgaat van een alledaagse waarneming, om vervolgens met grote ernst, maar nooit zonder een vleugje ironie of humor, door te dringen tot de kern: het verschijnsel mens. De mens in de maatschappij, in de politiek, in de geschiedenis, in de natuur, in het universum, kortom het leven zelf, vormt haar belangrijkste thema. Een ander geliefkoosd onderwerp is de vreugde van het schrijven.
Op de vraag naar de evolutie van haar werk, antwoordde Szymborska met een citaat van de Poolse dichter Norwid: ‘Vroeg in het leven mag de kunstenaar zeggen: de aarde is rond als een bol, maar wanneer hij oud wordt, moet hij streven naar meer nauwkeurigheid en zeggen dat de aarde afgevlakt is aan de polen.’