Grafschriften
Herwig Verleyen Poëzie in steen voor dode kinderen
Willie VerheggheGa naar eindnoot+
Onze huidige samenleving duldt steeds minder een stilstand in de tijd, alles moet steeds sneller vooruit, gisteren wordt vandaag met een forse duw onder het stof gejaagd. Herman van Veen heeft dat superjachtige leven in het lied ‘Opzij’ krachtig getypeerd (‘Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben zo'n ongelooflijke haast...’). Ook de dood is veelal geen spelbreker meer: zelfs geliefde overledenen worden steeds vlugger met de mantel van het vergeten bedekt. Alleen in de Allerheiligen | Allerzielenperiode wordt met man en macht een uiterst commercieel ‘herdenkingsritueel’ opgevoerd, direct daarna treedt een twaalf maanden lange stilte in.
ONZE YUPPIE- en overconsumptie-maatschappij zal daar uiteraard voor heel wat tussen zitten, met doden kun je immers niet alleen niet leven, je verliest er ook te veel je eigen kleine persoontje mee uit het oog. En dat moet in elk geval en in alle omstandigheden worden vermeden. We hebben zo'n ongelooflijke haast... Het kan dan ook niet anders of onze kerkhoven worden steeds meer stenen woestijnen: tonnen arduinen en marmeren verdwazing met nietszeggende teksten, kitscherige foto's. Bloemen, planten, bomen? Schaars of helemaal niet aanwezig. Alleen de soldatenkerkhoven - vooral de Britse - in onze Westhoek zorgen op dat punt voor enige verademing, zij zijn oasen van groen en witstenen soberheid. Het kan dus anders. Maar daarvoor moet je dan naar de rustplaatsen van die 14-18-helden. Of naar het buitenland. Zo zie ik nog de levendige frisheid (en dat is geen contradictio in terminis) van de Oostenrijkse begraafplaats
Beeltenis van de Romeinse knaap A. Egrilius Magnus, grafaltaar op de begraafplaats van het Italiaanse Ostia
Heiligenkreuz, vlakbij Mayerling, waar de jonge geliefde van de Habsburgse kroonprins Rudolf, de mooie Mary Vetsera, rust. Het was lente toen ik er twee jaar geleden op pelgrimage ging en over het complete kerkhof verspreid mensen aan het werk zag om hun overledenen wat jonge, heldere kleuren te geven, een feest van bloemen. En in een recent muzikaal verleden werd ik ook nog getroffen door het sublieme ‘Tears in heaven’ van Eric Clapton, een ontroerende klaagzang van de topgitarist voor zijn overleden zoontje. Een song waar je stil bij wordt.
De Brugse dichter Herwig Verleyen, ex-voorzitter van de Paul Snoek-stichting, heeft een plaquette samengesteld en uitgegeven met grafschriften voor kinderen, met als titel: ‘Achter de heuvels, achter de wolken...’. In dat boekje staan zestig korte teksten met een sterk poëtische inslag die het grafsteentje van een kind zouden kunnen sieren. Ik heb bewust ‘zouden kunnen sieren’ geschreven omdat ze na verloop van (lange) tijd wellicht nooit allemaal hun ‘uiteindelijk’ doel zullen bereiken. Ik kan me nochtans best voorstellen dat al die zestig min of meer lyrisch geladen teksten voor ouders van overleden kinderen als passend kunnen overkomen om het graf van hun kind te sieren. Eén ding springt alvast in het oog: Verleyen is duidelijk religieus geïnspireerd. Teksten als ‘Een kleine | Fiere ruiter | ben ik nu, | op het grote | witte wolkenpaard | van God’ of ‘Kleine engel | nu stoeiend | met de grote God’, laten daar niet de minste twijfel over bestaan. Veel geïnteresseerde lezers van de plaquette - en heus niet alleen de gelovigen - zullen daar beslist heel wat moeite mee hebben, maar ook déze woorden van troost hebben hun bestaansrecht. Immers, voor zeer jong gestorven kinderen, baby's dus, wordt nogal vlug aan engeltjes en ander broos en onschuldig gefladder gedacht, zodat een zinnetje als ‘Kleine engel | knipogend | in elke ster’ een verklaarbaar en enigszins verantwoord verwoorden is van dat gegeven. Verleyen laat echter ook voldoende ruimte open voor andersgezinden, ongelovigen ook, met grafschriften als ‘Ik reis | langs duizend | regenbogen | en ontsteek er | voor jou | de zon’ of ‘Beitel mijn naam | in het hardste | marmer | en nog | wist de tijd hem uit | Maar fluister hem | als een gedicht | en hij blijft | eeuwig.’
De essentie van het boekje zit mijns inziens in het volgend grafschrift: ‘Zwijg mij | niet dood, | maar | praat mij | tot leven!’ Die zin verwoordt het best het zinvolle van de dodenverering, of het nu om volwassenen of kinderen gaat. Doden kan of mag je nooit helemaal tussen de koele plooien van de tijd wegmoffelen. Je moet er niet mee leven - dat niet - maar je moet hen gedenken als onzichtbare ontastbare getuigen van je eigen ik. Ik denk dat Herwig Verleyen met de uitgave van Achter de heuvels, achter de wolken een fractie van het ouderverdriet kan verlichten. Samen met Pieter-Hein Boudens, die reeds heel wat grafstenen voor kinderen heeft gemaakt en door wiens beitelwerk Verleyen zich voor een deel heeft laten inspireren, en ook John Meyfroodt, die instond voor lay-out en produktie van het boek, zorgde de Brugse dichter voor een zeer humaan woordmonument, (jonge) dood en leven indachtig.