| |
| |
| |
Kort
't Ijzeren insulinde
‘Het goddelijk gezicht van Indonesië.’ Onder die noemer werd onlangs in Amsterdam een tentoonstelling opgezet waar men oog in oog kwam te staan met Indonesiës allermooiste beeldhouwkunst. 't Prachtig rijk van Insulinde toont ons echter naast een goddelijk beeld van lotussen, stromende rivieren en een mediterende zon ook een ijzeren wereld met nogal wat haken en ogen. Daar krijgen we in de representatieve bloemlezing uit het werk van de Indonesische dichter Rendra, samengesteld door Kees Snoek, een staaltje van te zien. Thema's als armoede, rechteloosheid, prostitutie komen er veelvuldig aan bod; een ijzeren wereld, die door mensen met harten van staal wordt vormgegeven. Rendra verwoordt niet alleen uiterlijk protest, hij toont zich ook een beschouwer van het innerlijk en een rebel tegen de beperkingen van het innerlijk. De sacrale pracht van de Indonesische natuur, die vaak lijdend wordt gepersonifieerd, geeft vorm aan zijn zoeken.
Een boeiende bloemlezing, die mensen zonder verhard hart weer eens doet bezinnen en die de lezer de verschillende kanten van Rendra's schrijverstalent laat ontdekken. (Marian Brüning)
Rendra, IJzeren wereld, vertaald uit het Indonesisch door Kees Snoek, De Geus, Breda, 1991, 160 p., fl. 34, 50; 690 fr.
| |
Dichter op vrijersvoeten
In het spoor van coryfeeën als Baudelaire, Rimbaud en Verlaine deed ook de surrealistische dichter Guillaume Apollinaire zijn duit in het erotische zakje. Hij gaf een reeks klassieke erotica uit, stelde een catalogue raisonné samen van de curiosa uit de Enfer van de Bibliothèque Nationale, en verrijkte die Hel met drie erotische dichtbundels en twee pornografische romans.
Een van die romans, Les onze mille verges, werd zopas vertaald onder de titel Elfduizend roeden. Maar die titel geeft onvoldoende de oorspronkelijke woordspeling weer. Het woord ‘verge’ (roede) is klankmatig verwant met ‘vierge’ (maagd), en Apollinaire verwijst ironisch naar een legende uit de vijfde eeuw waarin wordt verhaald dat de Heilige Ursula samen met elfduizend maagden door de Hunnen zou zijn omgebracht. In Apollinaires roman, die een parodie is op Sade, wordt de lezer geconfronteerd met het volledige gamma van perversies, van sodomie tot necrofilie, en met grenzeloze wreedheden. Geen meesterwerk in het genre, maar in een aantal trefzekere formuleringen herkent men de hand van de meester. (Herwig Leus)
Guillaume Apollinaire, Elfduizend roeden, Arena, Amsterdam, 1992, 128 p., f. 29, 50; 590 fr.
| |
Tot stof en as...
De Iraans-Belgische auteur Philippe Blasband debuteerde in 1990 met de roman De cendres et de fumées die vrijwel onmiddellijk werd bekroond met de Prix Rossel. Dat fel opgemerkte debuut werd zopas in het Nederlands vertaald door Rokus Hofstede onder de titel As.
As is een autobiografische roman waarin realiteit en fictie op subtiele wijze worden verweven. Het verhaal, dat door Iradj Levy - het alter ego van de auteur - wordt verteld, speelt zich beurtelings af in Brussel, in Teheran en in Israël. Maar in tegenstelling tot wat zou kunnen worden vermoed is As geen schotschrift tegen het islamitisch fundamentalisme - het joodse gezin Blasband moest in 1979 overijld Iran verlaten -, en al evenmin handelt de roman over integratieproblemen. Het hoofdthema, dat als een rode draad door de roman loopt, is de dood. De titel verwijst trouwens naar de verassing van de broer van de hoofdpersoon en ook Iradj Levy is zich voortdurend bewust van zijn vergankelijkheid. Opmerkelijk in As zijn de feilloze caleidoscopische structuur en de conciese, bijna Camusiaanse stijl. (Herwig Leus)
Philippe Blasband, De cendres et de fumées, Gallimard, Parijs, 1990, 156 p., fl. 30; 603 fr.
Philippe Blasband, As, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1992, 160 p., fl. 29, 95; 599 fr.
| |
Fraai gevormd
Van alle Vlaamse schrijvers is Paul de Wispelaere ongetwijfeld de beste mooischrijver. Wie daar nog aan twijfelde, leze zijn laatste werk, Het verkoolde alfabet, het dagboek dat hij in 1990 en 1991 met het oog op publikatie bijhield. In dat dagboek komen alle De Wispelaereingrediënten aan bod: de culturele vervlakking, de politieke verloedering, de aantasting van milieu en natuur, de verheerlijking van de liefde, het ouder worden en, last but not least, de bijzonder talrijke lectuurreminiscenties (het boek bestaat voor zowat een derde uit citaten).
Het probleem met dit soort van dagboek is dat het niet echt organisch is gegroeid, maar door de auteur als een moeizame huis- en dagtaak werd ervaren. Dat bewijst overduidelijk de openingszin: ‘Het beginnen aan een boek is een verschrikking.’ Gebrek aan spontaneïteit dus, en bovendien is de auteur kennelijk nog niet bevrijd van het christelijke syndroom. Op bladzijde 207 vertelt hij dat hij voor het eerst het woord ‘cache-sexe’ ontdekt en daarna ‘de hele nacht wordt gekweld door onkuise voorstellingen.’ Erotische dromen of fantasieën, akkoord, maar ‘onkuise voorstellingen’? Nee toch.
Het verkoolde alfabet - de titel is een vers van Octavio Paz - is gedroomde lectuur voor liefhebbers van fraai gevormde zinnen en beschaafd taalgebruik, maar niet voor doordenkers. (Herwig Leus)
Paul de Wispelaere, Het verkoolde alfabet, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1992, 299 p., fl. 45; 900 fr.
| |
Louteringsroman
In Slavenroute van de zwarte Amerikaanse schrijver Charles Johnson, dat werd bekroond met de prestigieuze National Book Award, is de hoofdpersoon de 23-jarige neger Rutherford Calhoun, die na zijn vrijlating als slaaf in 1830 naar New Orleans afzakt, waar hij met kruimeldiefstallen aan de kost komt. Op een dag komt hij in contact met een huwelijksgeile dame, en om aan de matrimoniale dwangbuis te ontsnappen, gaat Rutherford als verstekeling aan boord van een driemaster die uitvaart naar West-Afrika om er een lading slaven op te halen.
Bij zijn ontdekking wordt hij door de bemanning aanvaard, maar tijdens de terugreis steken de problemen de kop op. De bemanning mort tegen de despotische kapitein en ook de negerslaven, die over magische krachten lijken te beschikken, plannen een opstand. Het onvermijdelijke geschiedt, maar Rutherford laveert handig tussen de twee vuren door en is ook een van de weinige opvarenden die de voorspelbare schipbreuk overleeft. Van belang in het boek zijn minder de picareske avonturen dan de geestelijke evolutie die Rutherford
| |
| |
tijdens de reis - die een beetje kan worden vergeleken met die van Moby Dick - ondergaat. Intelligente en geraffineerde symbolische louteringsroman.
(Herwig Leus)
Charles Johnson, Slavenroute, Arena, Amsterdam, 1991, 224 p., fl. 39, 50; 790 fr.
| |
Een koetje en een kalfje
Achtenvijftig oude rijmpjes vind je in de bundel Een koetje en een kalfje van Guusje Slegers. Het zijn vooral spel- en dansversjes, zoals ‘Zakdoek leggen’, ‘Op een klein stationnetje’, Hinkel-de-pinkel’ en ‘Hop Marianneke’. Daarnaast zijn wiegeliedjes en kleuterrijmpjes opgenomen, waaronder ‘Slaap kindje slaap’, ‘Ben je boos’, ‘Op een grote paddestoel’ en ‘Er is er een jarig’. Een gevarieerde en aantrekkelijke keuze en een mooi uitgegeven boek, verlucht met lieve, naïeve prentjes in een kadertje. Spelletjes of melodieën zijn niet opgenomen.
(Jan Van Coillie)
Guusje Slegers, Een koetje en een kalfje, Helmond, Helmond, 1991, 64 p., fl. 14, 50; 290 fr.
|
|