Mistiaen schreef Frédéric Peres: ‘Of hij dat nu doet in een schoolschrift, op de machine of als versneden in papier, steeds is het een rouw-arbeid, een werken uit onwetendheid, een dagelijkse litanie, een ritueel tussen wiegelied en klaagzang.’
Vaak werkte hij met tekstfragmenten. Nu vroeg Mandelinck hem volledige gedichten in zijn werk te integreren. Dat is soms aardig gelukt. Miriam Van hee's gedicht ‘Het karige maal’ is een soort druipsteen dat uit de herhaalde woorden van het gedicht bestaat. Mandelinck: ‘Het gedicht is skelet geworden, ik zou bijna zeggen: huid van de installatie.’
Bij het gedicht ‘Achter de waterval’ van Tom van Deel komt een waterval van slierten papier, waarop alle woorden staan die Mistiaen tijdens het eerste gesprek met Mandelinck genoteerd had. Daar tegenover plaatst hij een nogal cliché-achtige waterval van glitter. In een koeiental staat een roze kinderbox geïnstalleerd bij een gedicht van Jozef Deleu over de dood. Idyllisch is het bed waarin de dichtbundel van Bernard Dewulf middels een mechanisch systeempje doorbladerd wordt.
Voor Mistiaen koos Mandelinck de zogeheten spaarzame dichters, zoals Van Deel, Van hee, Dewulf en Deleu, maar ook compacte gedichten van Ed Leeflang en Hubert van Herreweghen. Mandelinck: ‘Dichters die meer weglaten dan uitschrijven. Ik vond dat passend bij de elegische wereld met sporen van het wrange van Mistiaen.’
De vierde kunstenaar is de op 18 mei overleden Roel D'Haese. Toen Mandelinck eind vorig jaar de eerste afspraken met hem maakte, kon niemand vermoeden dat de poëziezomer voor D'Haese ook een soort in memoriam zou worden. Enkele weken voor zijn overlijden was de selectie van de sculpturen en de gedichten rond. Vanop zijn ziekbed telefoneerde hij Mandelinck nog om het precieze citaat uit De goddelijke komedie van Dante door te geven.
Bij D'Haese verliep de selectie van de gedichten anders dan bij de anderen. Mandelinck volgde getrouw de keuze van de kunstenaar: ‘Ik wist dat hij heel intens met poëzie omging. Gedichten hadden een ereplaats in zijn geheugen. Hij beschouwde de poëzie als de belangrijkste kunstvorm en kon hele gedichten uit het hoofd citeren. Het was een feest om met hem over poëzie te praten. Zelf heeft hij nooit geschreven, maar de gedichten van zijn lievelingsdichters waren voor een stuk zijn eigen poëzie geworden. Maar ik heb hem op één punt niet gevolgd. Hij wilde er absoluut een gedicht van mij bij hebben. Ik wou dat niet. Dat kan niet, zei ik hem: ik moet een vorm van solidariteit uitstralen naar de andere collega's die niet op Watou aanwezig zijn.’
Roel D'Haese koos voor Hugo Claus, Paul van Ostaijen, Dante, vier regels van Piet Paaltjes en een gedicht van zijn levensgezellin Chris Yperman. Mandelinck: ‘De geselecteerde gedichten kan je een nagefluisterd “postscriptum” noemen van een authentiek kunstenaar. Zelf beschouw ik het ook als een hommage, aan die beeldende kunstenaar die in Watou present is met enkele van zijn topsculpturen, maar ook aan de vriend van de poëzie die hij was.’
Ook bij D'Haese speelt de ruimte een grote rol. Het immense, eruptieve beeld ‘Jason’ staat in het midden van een oude ast en beheerst heel de ruimte. Een fragment van een lang gedicht van Claus (‘Jan III’ uit
Heer Everzwijn) zit als het ware gevangen tegen het venster. Er is een soort spanning tussen het monumentale van het beeld en het gedicht dat achter tralies door het tegenlicht wordt beschenen. Ondertussen is de indringende, fascinerende stem van Claus
‘Jason’, Roel O'Haese
Foto Patrick De Spiegelaere
hoorbaar die het drie bladzijden tellende gedicht voorleest.
Het beeld ‘Le footballeur’ kijkt vanuit een verlaten schuurzolder uit over een immense vlakte, als over een voetbalveld van vijftig hectaren, in een rijpend korenveld is de tekst aangebracht: ‘Daar waren eens drie studentjes, / Drie vrienden in lust en in nood; / Ze sprongen zoo moedig de wereld in, / En de wereld - trapte ze dood.’ Piet Paaltjes-humor. En daarnaast in dezelfde schuurzolder de herinnering van Chris Yperman met het gedicht ‘Le pauvre mort’, geschreven tien dagen voor het overlijden van haar man, Roel D'Haese. Ontroerend.
Als een soort richtsnoer voor deze editie van de poëziezomer koos Mandelinck het gedicht ‘Wereld je bent een geduldig woord’ van Rutger Kopland. Het gedicht werd al gepubliceerd in Poëziekrant van mei 1995, en in een interview verduidelijkte Kopland toen: ‘Pas wanneer je de wereld niet langer in de bekende sjablonen giet, dringt hij in alle hevigheid tot je door. Dan is het ineens een verrassende wereld.’ Gwy Mandelinck pleit met het gedicht voor ‘een soort geduld dat we nodig hebben voor het creëren van verschillende werelden, geduld, verwondering en verrassing. Om de wereld op te bouwen heb je patience nodig. Watou '96 eist van de toeschouwer een soort geduld in het kwadraat. Je moet wereld na wereld op je af laten komen, je kan maar de verschillen aanvoelen als je ontvankelijk bent. De bezoeker moet als het ware bruggen leggen tussen de verschillende locaties, maar tegelijk zal hij ook het gevoel hebben dat het water diep is. Hij moet een beetje door het water stappen, zich ontdoen van de vorige locatie, om de volgende maximaal te ervaren. Vroeger kon men drijven op wat men in de vorige locatie gezien had, nu moet men dat weer afbreken en dan weer opbouwen. Het is een postmodernistisch effect dat duidelijk in het concept is geslopen. Watou zal dus tijd vragen. Het parcours is ook langer. Ik raad de mensen aan om tussen de locaties ergens uit te blazen, op een terrasje of langs de graskant om zich op die manier ontvankelijk te maken voor de andere wereld in de volgende locatie.’
Terrasje? De caféhoudster: ‘Ik ben zelf nog nooit gaan kijken, maar de poweziezomer is, voor ons, zelfstandigen, wel goed hé. Veel volk, veel interesse. Het zijn de beste maanden voor ons.’ Een schoolmeisje: ‘Soms vind ik het vervelend, al die toeristen. Ze bekijken je alsof je zelf een monument bent.’ Een tooghanger: ‘Ach, het brengt een beetje leven in de brouwerij.’
Organisator Gwy Mandelinck krijgt de uitsmijter: ‘Watou is een heel lange zin, soms staat er een vraagteken in, of midden de zin een uitroepteken, of een puntkomma, maar zelden een komma. Een zin die soms abrupt wordt onderbroken door een agressief leesteken, maar toch gaat het steeds over hetzelfde: de relatie tussen woord en beeld, de zoektocht door de ruimte heen naar die relatie.’
De poëziezomer kan nog tot 8 september tussen 14.00 en 19.00 u. bezocht worden. Op 1 september vindt de gebruikelijke Coda-dag plaats. Info: 057/ 38 80 93.