Poëziekrant. Jaargang 20(1996)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Gastdichter Paul Claes Kwadratuur Silex De vreemde vuist heeft uit de steen van vuur Een keil gekloofd en tot een kling gehakt. Er bleef een wig, een okeren kwetsuur, Als afgebroken teken van het pact Dat hem geklonken had aan de natuur. Gekegd als kei, tot kegel afgevlakt Veranderde de silex van structuur. Vuursteen werd wapen, werktuig en abstract, Het voorwerp met de tedere fractuur Als ik geslepen tot dit artefact. Sfinx Wie is het die mijn drempel overtreedt? Ik ben de man die geen rivaal verdraagt. Wie was de sterveling die u bestreed? Hij heeft mij op uw driesprong uitgedaagd. Wie is de schaduw die u overschreed? Zij is de vrouw die ik heb nagejaagd. Wie zag u in het duister van de spleet? Ik zocht de moeder en ik vond de maagd. Wie is de ene die mijn raadsel weet? Wie is het dier dat zichzelf ondervraagt? [pagina 17] [p. 17] Boeddha Ik die het beeld van alle beelden ben En met mijn glimlach elke droom omspan En iedere begoocheling beken, Ik die in al wat is en worden kan De schaduw van mijn eigen waan herken, Ik die de spiegel ben van vrouw en man En hun begeerten en geboorten ken, Ik die hun dienaar was en hun tiran, En mijn barmhartigheid verberg in hen, Ik ben het beeld dat alle beelden ban. Kruis De blauwogige, bleke moederszoon Die door zijn broers en zusters was bespot Als bastaardkind van de kenturioon, De knaap die zijn geboorte in een grot Begraven had en droomde van de troon Waarop hij rijzen zou als zoon van God, Hangt nu, verstrengeld in zijn doornenkroon, Genageld aan de tronk van Astaroth, Een worm, geen mens, voor iedereen ten toon, Naakt als een vrouw, gespalkt in haar genot. Vorige Volgende